ECLI:NL:RBOBR:2015:5650
Rechtbank Oost-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring klaagschrift ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering in verband met verschoningsrecht
Op 2 oktober 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend op 7 oktober 2014, met betrekking tot de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen in het kader van het onderzoek Rykiel. Het klaagschrift was ingediend door een advocaat die verbonden was aan klaagster, en betrof voorwerpen die op 10 april en 19 mei 2014 in beslag waren genomen. De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld in openbare raadkamers op 21 november 2014, 3 april 2015 en 18 september 2015. Tijdens de laatste zitting heeft de raadsman van klaagster, mr. J.G. Geertsema, betoogd dat klaagster als beslagene en geheimhouder een beroep kan doen op het verschoningsrecht. De officier van justitie was van mening dat klaagster niet ontvankelijk was in haar beroep op het verschoningsrecht en dat het klaagschrift ongegrond verklaard diende te worden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat klaagster ontvankelijk is in haar beklag, omdat zij als beslagene belanghebbende is in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Echter, de rechtbank heeft ook vastgesteld dat het verschoningsrecht toekomt aan de advocaat [persoon 1], die voorheen aan klaagster verbonden was, en niet aan klaagster zelf. Dit betekent dat klaagster zich niet kan beroepen op argumenten die hun grondslag vinden in het verschoningsrecht, aangezien alleen de verschoningsgerechtigde zelf, in dit geval [persoon 1], kan opkomen voor dit recht.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de deken van de Orde van Advocaten en [persoon 1] te horen afgewezen, omdat zij dit niet relevant achtte voor de beslissing. Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, waarmee de inbeslagname van de voorwerpen in stand blijft.