ECLI:NL:RBOBR:2015:5633
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de maximering van kinderopvangtoeslag voor alleenstaande ouders met onregelmatige werktijden
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder, eiseres, en de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder, over de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Eiseres, die als apothekersassistente werkt en nachtdiensten draait, stelde dat het maximum van 70% van haar gewerkte uren, zoals vastgelegd in artikel 8a van het Besluit kinderopvangtoeslag, niet voldoende was om in de opvangbehoefte van haar kind te voorzien. Eiseres had haar dienstverband moeten beëindigen omdat de toeslag niet voldeed aan haar situatie, waarin een groot deel van haar werktijden niet overeenkwam met schooltijden.
De rechtbank oordeelde dat de regeling in het Besluit kinderopvangtoeslag, die uitgaat van een maximum van 70% van de gewerkte uren voor buitenschoolse opvang, in dit specifieke geval niet kon worden toegepast. De rechtbank vond dat de bijzondere omstandigheden van eiseres, als alleenstaande moeder met onregelmatige werktijden, niet in aanmerking waren genomen bij de totstandkoming van de regeling. Hierdoor werd eiseres onevenredig zwaar getroffen door de maximering van de toeslag.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst/Toeslagen en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de werkelijke gewerkte uren van eiseres. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres moest worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van het evenredigheidsbeginsel in het bestuursrecht, vooral in situaties waarin standaardregels niet passen bij de unieke omstandigheden van een individu.