ECLI:NL:RBOBR:2015:559

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
01/845752-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tweelingbroers in geweldszaak te Lieshout

Op 4 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee tweelingbroers, die verdacht werden van openlijk geweld en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer in Lieshout op 21 september 2014. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en getuigen niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachten te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de breuken in de rechteronderarm van het slachtoffer niet zonder meer konden worden toegeschreven aan het geweld van de verdachten. De rechtbank sprak de verdachten vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachten integraal werden vrijgesproken. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 21 januari 2015, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de betrokkenen op cruciale punten uiteenliepen, wat de betrouwbaarheid van de getuigenissen ondermijnde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845752-14
Datum uitspraak: 04 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 december. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 januari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 21 september 2014 te Lieshout, in elk geval in de
gemeente Laarbeek
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven, met dat opzet, met zijn mededader, althans alleen,
die [slachtoffer] - al dan niet terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare
positie op de grond lag - meermalen althans eenmaal (met kracht) in het
gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of schoppende/trappende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of gezicht van die
[slachtoffer], (waarbij die [slachtoffer] deze schoppende bewegingen heeft
afgeweerd met zijn armen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2014 te Lieshout, in elk geval in de
gemeente Laarbeek
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met zijn mededader,
althans alleen, die [slachtoffer] - al dan niet terwijl die [slachtoffer] in
een kwetsbare positie op de grond lag - meermalen althans eenmaal (met
kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of
schoppende/trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd
en/of gezicht van die [slachtoffer], (waarbij die [slachtoffer] deze
schoppende bewegingen heeft afgeweerd met zijn armen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2014 te Lieshout, in elk geval in de
gemeente Laarbeek openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laarweg,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke
plaats
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld
bestond uit het duwen en/of - al dan niet terwijl die [slachtoffer] in een
kwetsbare positie op de grond lag - meermalen althans eenmaal schoppen en/of
slaan op/tegen het lichaam van die [slachtoffer];

2.

hij op of omstreeks 21 september 2014 te Lieshout, in elk geval in de
gemeente Laarbeek tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (antebrachii factuur: te weten een
gebroken spaakbeen en/of een gebroken ellepijp), heeft toegebracht, door die
[slachtoffer] - al dan niet terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare
positie op de grond lag - meermalen althans eenmaal op/tegen de arm te
schoppen/trappen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van samenloop.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verklaringen van de aangever, de verdachte(n) en de getuigen lopen op essentiële onderdelen uiteen, sommige verklaringen zijn zelfs ontlastend, de ontkennende verklaring van verdachte daaronder begrepen. Weliswaar kan worden geconcludeerd dat verdachte de aanzet tot het hele incident heeft gegeven, maar ook en tegelijkertijd niet meer dan dat. Het bij het slachtoffer vastgestelde letsel ondersteunt het samenstel van de bij de tenlastelegging geduide gedragingen niet, nog daargelaten dat uit het schoppen of trappen tegen het lichaam en/of arm(en) niet zonder meer het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden begrepen. Voorts kan uit het dossier en hetgeen is aangevoerd ter terechtzitting niet worden afgeleid dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs integraal vrij te spreken van het onder feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank.

Afgelegde verklaringen.
Op 21 september 2014 vond omstreeks 01:15 uur te Lieshout een geweldsincident plaats. De aangever, getuigen en verdachten zijn hierover kort na het incident gehoord door de politie en geruime tijd later (in januari 2015) door de rechter-commissaris.
Met de verdediging, acht de rechtbank de verklaringen van de aangever en de getuigen niet betrouwbaar. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat opvalt dat geen enkele verklaring, op cruciale punten, overeenstemming vindt met één van de andere verklaringen, met name als het gaat om het al dan niet toegepaste geweld. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat de aangever en de getuigen op essentiële details bij de politie anders hebben verklaard dan dat zij bij de rechter-commissaris hebben gedaan.
Daar waar verschillende verklaringen melding maken van meermalen schoppen tegen het hoofd van aangever, of zelfs springen op zijn hoofd, moet de rechtbank vaststellen dat noch door het ambulancepersoneel, noch door de hulpverleners in het ziekenhuis of de politie, wordt gesproken van enig letsel aan het hoofd van aangever. Ook op andere wijze blijkt niet uit het dossier dat er enig letsel aan het hoofd van aangever is geweest. De rechtbank ziet hierin een contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van de verklaringen die van schoppen tegen het hoofd van aangever spreken. De rechtbank ziet aldus grond om (delen van) de voornoemde verklaringen niet betrouwbaar te achten en deze niet te gebruiken voor het bewijs. Omdat de rechtbank op basis van de zeer uiteenlopende verklaringen in het dossier, mede gelet op voorgaande geen lijn in de vaststaande feiten ter zake het geweldsincident heeft kunnen construeren, gaat de rechtbank in het voordeel van verdachten uit van de verklaring van de verdachte en de medeverdachte.
Schermutseling/worsteling.
Op 21 september 2014 omstreeks 01:15 uur, na afloop van het ZO festival te Lieshout, liep het slachtoffer (ongedeerd) samen met een vriend over de Laarweg. Vele bezoekers verlieten het festival te voet, per fiets of met de auto via de Laarweg. Verdachte bevond zich samen met de medeverdachte en twee vriendinnen in een auto, ook op die weg. Hun auto stopte net voorbij het slachtoffer. Verdachte stapte uit en duwde het slachtoffer die vervolgens in een aan de weg grenzend maisveld viel. Het slachtoffer trapte in de richting van verdachte. Vervolgens werd verdachte door een vriendin bij de arm gepakt en bij het slachtoffer weggetrokken en tegengehouden. Inmiddels kwam verdachtes tweelingbroer aanlopen en die werd, naar eigen zeggen, door het slachtoffer tegen zijn kaak getrapt. Er ontstond een vechtpartij tussen hen beiden waarbij over en weer is geslagen Toen het incident was afgelopen, bleek de arm van de aangever gebroken. Niet gebleken is van fysieke betrokkenheid van anderen bij het incident dan verdachte, zijn medeverdachte en aangever.
Springen op / schoppen tegen hoofd van aangever.
Gelet op hetgeen hiervoor onder
afgelegde verklaringenis overwogen kan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op het hoofd van het slachtoffer heeft gesprongen, dan wel tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het letsel aan de arm van aangever.
Aangever heeft op enig moment tijdens het incident zijn rechteronderarm op twee plaatsen gebroken. Volgens H.C. Graeler, chef de clinique, was sprake van een standsafwijking van de rechteronderarm op basis van een dubbele botbreuk. Ten gevolge van voornoemde botbreuk is het slachtoffer op 22 september 2014 geopereerd. De geschatte duur van de genezing betrof drie tot zes maanden met een nasleep tot één jaar. Dit vindt zijn bevestiging in de namens het slachtoffer verstrekte informatie ter ondersteuning van zijn civiele vordering. Uit die jurisprudentie komt naar voren dat niet alleen ziekte die geen uitzicht biedt op volledige genezing onder het begrip zwaar lichamelijk letsel is te brengen maar ook tijdelijk en herstelbaar letsel. Voor dit laatste is het gewone spraakgebruik de maatstaf. De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige zaak naar het gewone spraakgebruik sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Hoewel uit het dossier wel kan worden afgeleid dat het letsel aan de arm van aangever is ontstaan op enig moment tijdens het incident volgt uit de voorhanden bewijsmiddelen niet zonder meer dat de breuken in de rechteronderarm van het slachtoffer zijn ontstaan door het door verdachte toegepaste geweld, bijvoorbeeld door het schoppen of trappen tegen de arm . Het is niet uit te sluiten dat het letsel van het slachtoffer het gevolg zou kunnen zijn van bijvoorbeeld een ongelukkige val. Voorts volgt niet uit het dossier, ook niet in de voorwaardelijke zin, dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Openlijk in vereniging geweld plegen.
Uit hetgeen hiervoor is aangevoerd onder het kopje
‘schermutseling / worsteling’volgt dat de medeverdachte met het slachtoffer in gevecht kwam nadat verdachte was weggetrokken door een vriendin. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte (zijn tweelingbroer) bij het slachtoffer wilde weghalen, maar dat hij op dat moment door het slachtoffer tegen zijn kaak werd getrapt waardoor een vechtpartij tussen hem en het slachtoffer ontstond. Verdachte nam geen deel aan die vechtpartij. De rechtbank is van oordeel dat het hier twee op zichzelf staande incidenten betreft, immers was verdachte bij deze vechtpartij niet betrokken. Uit het dossier blijkt niet dat het opzet van verdachte was gericht op (onder meer) het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen het slachtoffer. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte integraal van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Niet-ontvankelijkverklaring van [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 4 februari 2015.