ECLI:NL:RBOBR:2015:5568

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
01/845111-15 + 01/820056-15 (t.t.g.)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging, poging tot verkrachting en vernieling in relatie tot (voormalige) partners

Op 28 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten tegen (voormalige) partners. De zaak betreft twee parketnummers: 01/845111-15 en 01/820056-15. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot verkrachting en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 februari 2015 zijn levensgezel, aangeduid als [slachtoffer 1], heeft mishandeld door haar meermalen te slaan en te stompen, en haar heeft bedreigd met de dood. Tevens heeft hij geprobeerd haar te dwingen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 16 november 2014 opzettelijk een ruit heeft vernield van de woning van [slachtoffer 2], zijn ex-partner, en op 13 juli 2014 haar heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan [slachtoffer 2] van € 250,-. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de verklaringen van de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845111-15 en 01/820056-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 september 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonadres verdachte]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2015 en 14 september 2015.
Op de zitting van 21 mei 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 14 april 2015 en 21 april 2015.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met
parketnummer 01/845111-15ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 14 februari 2015 te 's-Hertogenbosch zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door haar - (meermalen) te slaan en/of stompen op/tegen haar hoofd en/of in haar gezicht en/of tegen haar schouderblad en/of tegen haar onderrug, althans op/tegen haar lichaam, en/of
- (met kracht) aan haar haren te trekken, en/of
- (met kracht) met zijn, verdachtes, hand om de neus en/of de mond te klemmen en/of
- te bijten;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Zal ik jou eens een kopstoot geven. en/of Ik maak je kapot. en/of Ik trap heel je kankerkop in elkaar.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers is verdachte voor die [slachtoffer 1] gaan staan en/of heeft verdachte zijn, verdachtes broek en/of onderbroek omlaag gedaan en/of zijn, verdachtes (ontblootte) geslachtsdeel tegen de mond en/of de wang(en) van die [slachtoffer 1] geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, richting geduwd en/of getrokken en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd (op dwingende toon); "Pijpen. Pijpen nu. en/of Pijp me nu. In je mond", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid alleen tengevolge van de van zijn wil onafhankelijk omstandigheid te weten: dat de dochter van die [slachtoffer 1] naar beneden kwam, in elk geval alleen tengevolge van een van zijn wil onafhankelijke omstandigheid;
4.
hij op of omstreeks 16 november 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de Aartshertogenlaan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met
parketnummer 01/820056-15tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , meermalen, althans éénmaal heeft gestompt en/of geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Bronnen:
I. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districts Recherche ’s-Hertogenbosch met proces-verbaalnummer 2015033638, afgesloten 18 februari 2015, aantal doorgenummerde bladzijden 56.
II. Een aanvullend dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districts Recherche ’s-Hertogenbosch met proces-verbaalnummer 2015033638, afgesloten d.d. 1 april 2015, aantal doorgenummerde bladzijden 69.
III. Een proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Meierij, met registratienummer PL2100-2014168534, afgesloten 15 december 2014, aantal doorgenummerde bladzijden 13.
IV. Een proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Meierij, met registratienummer PL2100-2014067446, afgesloten 28 augustus 2014, aantal doorgenummerde bladzijden 31.
Deze zaaksdossiers bevatten elk een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten onder parketnummer 01/845111-15 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij parti
ële vrijspraak vraagt van de onder feit 2 ten laste gelegde kopstoot. Ook het tenlastegelegde feit onder parketnummer 01/820056-15 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en 3 van parketnummer 01/845111-15 en van het feit onder parketnummer 01/820056-15. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waaruit kan volgen dat verdachte deze feiten gepleegd heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank betrekt bij haar beoordeling de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de navolgende bewijsmiddelen.

ten aanzien van parketnummer 01/845111-15:

feiten 1, 2 en 3

Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 14 februari 2015 onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 13 februari 2015 omstreeks 20.45 uur kwam ik samen met mijn dochtertje [dochter van slachtoffer 1] (..) thuis op [adres slachtoffer 1] te ’s-Hertogenbosch. Op zaterdag 14 februari 2015 omstreeks 05.00 uur kwam [verdachte] thuis. [dochter van slachtoffer 1] lag bij mij in bed en [verdachte] kwam achter mij in bed liggen. (..) Daarop hoorde ik hem zeggen: "zal ik jou eens een kopstoot geven!". Ik voelde op dat moment dat hij met zijn hoofd tegen mijn achterhoofd aan kwam. (..) Vervolgens sloeg [verdachte] mij op mijn linker schouderblad. Ik voelde een harde dreun op mijn schouderblad en het deed heel erg pijn. Ik riep toen: "auw, niet doen!". Na deze dreun voelde ik een stomp in mijn onderrug, ter hoogte van mijn nieren. Dat deed ook zeer. Ik voelde hierna ook direct een klap op mijn rechter oor. (..) Ik hoorde [verdachte] zeggen: "ik maak je kapot". (..) Toen voelde ik dat [verdachte] mij heel hard bij mijn haren greep. Ik voelde dat hij achter aan de rechterzijde heel hard trok. Ik hoorde [verdachte] ook blijven schreeuwen. Ik voelde een stekende pijn op mijn hoofd. [verdachte] heeft mij meerdere stompen gegeven maar diegene die ik me kan herinneren heb ik benoemd. Ik liep toen naar beneden (..) Niet veel later, zag ik dat [verdachte] naar beneden kwam. Ik zag dat hij voor me kwam staan. Ik zag dat hij zijn broek omlaag trok. Toen hoorde ik hem zeggen: "pijp me!". Hierop zei ik: "nee nee nee". (..) Ik vluchtte (..) met [dochter van slachtoffer 1] in mijn armen naar buiten. Ik zag dat [verdachte] ons achterna rende. Ik voelde dat [verdachte] zijn hand om mijn mond en neus had. Ik voelde dat hij het zo hard dichtklemde dat het behoorlijk zeer deed. Ik proefde bloed in mijn mond en ik spuugde het uit. (..) Ik heb nu nog erg veel pijn aan mijn neus. Ik ben er in oktober 2014 aan geopereerd. Het doet nu echt veel pijn.(bron I, p. 22-24)
Op 14 februari 2015 heeft aangeefster [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd waarin ze verklaart dat ze vanmorgen helemaal vergeten was te zeggen dat verdachte haar gebeten had. Verbalisanten nemen blauwe plekken en een bijtafdruk waar op de rechter bovenarm en schouder van aangeefster en maken daar foto’s van. (bron I, p. 26-27)
Aangeefster heeft een geluidsfragment opgenomen met haar telefoon. Op dit fragment, waarbij staat aangegeven dat het op 14 februari werd opgenomen, is blijkens de uitwerking van de politie het volgende te horen:
Vrouw: nee [verdachte]
Man: en mijn broer heeft geen vrienden en dit en dat
(Verbalisant: doffe klap te horen)
Vrouw: auw auw
Man: en mijn broer heeft niemand he. Kankerhoer. Wat denk je wel niet. Stinkerd
(Verbalisant: Man schreeuwt de hele tijd) Echt waar wat denk je wel niet door hier met mijn dochter te liggen dat je alles klaar kunt maken he wat denk je wel niet he. Jongen mijn dochter krijgt het nog wel te horen wie jij bent vieze vuile stoephoer
(verbalisant: een doffe klap is te horen)
Vrouw: auw auw auw
Man: over mij, auw auw auw?
Vrouw: [verdachte] alsjeblieft hou op
Man: he nepperd?
Vrouw: nee
Man: he stinkhoer over mij zitten te lullen he over je eigen kankervent he kankerhoer (verbalisant: man schreeuwt) He.
(Harde doffe klap is te horen)
Vrouw: Auw
Man: He? Auw?
Vrouw: [verdachte] ophouden nou
Man: als jij he, echt he als jij, ik krijg alles te horen over jou he kankerhoer he. Vuile vieze vuile stiekemerd. Kankerhoer die je bent. Echt waar he ik wist het jongen over jou vieze rat. He wat (onverstaanbaar) ook zegt he altijd heeft hij gelijk gehad. Het is net een vent jongen het is net een vent. Kankerhoer. Ik trap heel je kankerkop in elkaar en als ik zeg neuken dan is het neuken. Ja? Stinkhoer. Vuile vieze vuile kankerhoer die je bent. Met je kanker neuken en dit en dat. En met je kopstoot he he. He heb ik jou een kopstoot gegeven? (verbalisant: man schreeuwt)
Vrouw: Nee (verbalisant: vrouw schreeuwt) man.
Man: he vuile kankerhoer
Vrouw: hoe kom je daar nu bij dat heb ik helemaal niet gezegd.
Man: vuile kankerhoer dat moet ik allemaal horen van jou (man schreeuwt) kankersnol
Vrouw: dat heb ik helemaal niet gezegd (vrouw schreeuwt)
Man: heb ik niet gezegd he? Waarom krijg ik het dan te horen? he
Vrouw: dat zweer ik dat ik dat niet heb gezegd.
Man: Jongen hou jij je kanker bek. Met jou ben ik nog niet klaar wacht jij maar.
Met jou ben ik nog niet klaar kanker hoer. Wacht jij maar. He. Dan kan jij hier met mijn dochter liggen he. Dat is mijn poppetje ja. Daar kan jij je achter verschuilen ja jij vieze stinkhoer. Wacht jij maar jongen wacht jij maar. Ik zal jou hebben jongen jij kankerhoer jongen. Wat denk jij wel niet kankerhoer. He? Ik ga mijn broer op bellen jankerd. Wat denk jij dat mijn broer met jou iets moet he.
Vrouw: [verdachte] hou op alsjeblieft
Man: Hou op? Hee wat denk jij wel niet. Stinkhoer mij voor lul zetten.
(verbalisant: man schreeuwt) Hee
Vrouw: ja
Man: wat ja he? Wat ja?
Vrouw: denk alsjeblieft aan [dochter van slachtoffer 1] [verdachte]
Man: Heb ik schijt aan. Wat met je meisje. Heb ik schijt aan. Ja? Ik ben hier de baas. Kankerhoer. Echt waar. Jongen bij jou trap ik heel je kankerkop in elkaar. Vieze stinkhoer dat je bent . Wat denk jij wel niet over je eigen vent zo lullen. He? Jongen echt jongen jij vuile vieze kankerhoer wat denk jij dat iedereen achter jou staat. Oh [verdachte] heeft geen vrienden, [verdachte] heeft dit niet, [verdachte] geeft mij een kopstoot en dit en dat. Wat denk jij wel niet. Stinkhoer. Echt jongen, vuile vieze stinkhoer
(verbalisant: klinkt een doffe klap en de man schreeuwt) Echt jongen kom op jongen
ik verbouw heel die kankerkop echt. Wacht jij maar jongen.
Einde geluidsopname.
(bron I, p. 34-35)
Verbalisant nemen op 15 februari 2015 waar dat [slachtoffer 1] op de linkerzijde van haar gezicht een rode, verdikte kras had die verticaal over haar wang liep en ongeveer 3 centimeter lang was. (bron I, p. 33 en p.41) De rechtbank neemt deze kras ook waar op de in het procesdossier gevoegde foto’s. (bron I, p. 37-39)
[slachtoffer 1] verklaart dat zij door verdachte hard bij haar mond en neus werd gegrepen op het moment dat ze de woning uitrende en dat het letsel waarschijnlijk daardoor is ontstaan. [slachtoffer 1] verklaart verder dat verdachte zijn hand zo hard op haar mond en neus drukte, dat ze bloed in haar mond proefde. Als verbalisant met een zaklamp in haar mond schijnt, ziet ze dat de binnenrand van haar lippen omringd is met een dikke laag opgedroogd bloed en dat haar onderlip/binnenkant van haar mond, verdikt is. (bron I, p.41)
Op 16 februari 2015 wordt [slachtoffer 1] door een forensisch arts onderzocht. De verbalisanten die daarbij aanwezig zijn, zien het volgende letsel:
- een rode huidverkleuring met daarop een oppervlakkige huidbeschadiging
aan de linkerzijde van de neus (foto's 1 en 2).
-enkele krasvormige huidbeschadigingen aan de linkerzijde van de kin en de linkerwang
(foto's 3 en 4);
- een rode huidverkleuring op de rechterzijde van het hoofd, boven het oor onder de haren (foto's 5 en 6);
- meerdere blauw/paarse huidverkleuringen op de rechterbovenarm (foto's 7 en 8);
- een rode huidverkleuring op de rechterschouder die bestond uit twee tegenover elkaar staande bogen met een doorsnede van circa 4 centimeter (foto's 9 en 10).
Dit letsel op de rechterschouder zou qua vorm en afmeting kunnen passen bij een bijtverwonding. (bron II, p. 7-15 )
Op 10 maart 2015 heeft aangeefster [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd waarbij zij onder meer heeft verklaard:
Hij wilde seks. (..) Ik wilde geen seks met hem omdat wij al 2 jaar uit elkaar zijn. (..) Toen ik daar zat (rechtbank: op een poef in de keuken
) kwam na ongeveer 5 minuten [verdachte] ook naar beneden naar de keuken. Hij kwam meteen voor mij staan in een onderbroek en t-shirt. Hij trok toen zijn broek omlaag en kwam mijn richting op. Hij zei tegen mij: "pijpen".
V: Hoe trok hij zijn broek omlaag?
A: Hij trok hem net een stukje naar beneden tot zijn zaakje eruit was, tot zijn bovenbenen dus ongeveer.
V: Hoe zag zijn zaakje eruit?
A: Dat was wel in stijve toestand. Ik zag dat hij stijf was. Zijn piepel bedoel ik daarmee.
(..)
A: Hij stond voor mij, met zijn gezicht naar mij toe en trok met zijn hand op mijn
achterhoofd mijn hoofd richting hem. Hij stond een beetje door zijn knieën anders kon
ik niet bij zijn piemel. Ik voelde toen zijn piepel tegen mijn mond en wangen aan. Ik
zat toen nog op de poef.
(..)
A: [verdachte] zij: pijp me. Ik zei: nee. [verdachte] zei toen: doe nou maar.
(..)
A: Ik draaide met mijn hoofd weg omdat ik niet wilde dat hij zijn piemel in mijn mond
zou stoppen. Dat duurde even, een paar minuutjes. Daarna riep ik [dochter van slachtoffer 1] . Die was nog
boven. Ik riep haar omdat [verdachte] dan zou stoppen. Toen [dochter van slachtoffer 1] naar beneden kwam trok
hij ook zijn broek weer omhoog.
(..)
V: Wat voel jij als hij met zijn piemel voor je staat en hij jouw hoofd pakt en
richting zijn piemel brengt?
A: Dan walg ik. Ik kan er niks tegen in brengen omdat hij zo groot en sterk is. Ik ben dan ook bang van hem.(..)
(bron II, p. 49-50)
Op 14 februari 2015 te 05.29 uur belt aangeefster met 112. Hierna volgt een deel van de letterlijke uitwerking van dit telefoongesprek:
(..)
P: 112 politie
M: (fluistert) [adres slachtoffer 1] (onverstaanbaar)
P: 112 Politie
A: (op de achtergrond) Kankerhoer
P: 112 Politie
A: (schreeuwt) Neuken
M: (schreeuwt) [adres slachtoffer 1]
A: Hou je bek
(onverstaanbaar)
A: Wat [adres slachtoffer 1]
M: Ik had het tegen [dochter van slachtoffer 1] , die weet het ook
A: (schreeuwt) Wat zei jij
M: (huilt) Ik zei niks
A: (schreeuwt) Wat zei jij
M: (huilt) Ik zei iets tegen [dochter van slachtoffer 1] . Ik heb niks gedaan
A: Wat zei jij. [adres slachtoffer 1]
(kinderstem zegt mama op de achtergrond)
(onverstaanbaar mannen- en kinderstem op de achtergrond, klinkt verder weg) .
A: Ik ben je vader he
A: (schreeuwt) Kankerhoer ja. Ja dat is ze wel je wel. (onverstaanbaar) lullen. Stinkhoer (onverstaanbaar) kankerhoer (onverstaanbaar) lullen (onverstaanbaar)
(..)
Stemmen op de achtergrond:
M: [verdachte] alsjeblieft
A: Pijpen. Pijpen nu (dwingend)
M: Auw [verdachte] . Auw
A: Pijpen. Nu (dwingend)
M: [verdachte]
A: Pijp me nu (dwingend)
M: [verdachte] doe normaal.
A: Pijpen
M: Nee wacht nou eens even.
A: In je mond
M: Nee
A: In je mond. Nu (dwingend)
M: [verdachte] . Alsjeblieft. Wacht even.
(onverstaanbaar)
Stilte
(onverstaanbaar)
A: Opschieten
M: [verdachte] . Doe normaal. Alsjeblieft. (onverstaanbaar) [dochter van slachtoffer 1] nou zeggen. Die is kei
bang
A: [dochter van slachtoffer 1] is niet bang
(..)
A: Opschieten (dwingend)
M: Nee. Nee Doe nou eens niet. [dochter van slachtoffer 1] (deze naam wordt geroepen). [verdachte] alsjeblief.
Ik wil even (onverstaanbaar)
A: (onverstaanbaar) Pijpen he
M: Nooit met [dochter van slachtoffer 1]
A: (onverstaanbaar) Nee. Pijpen. Pijpen. Nu (dwingend)
M: [verdachte] . (roept) [dochter van slachtoffer 1]
A: [dochter van slachtoffer 1] , papa en mama komen zo
M: Ik kom eraan schatje. Laat me heel even naar [dochter van slachtoffer 1]
(onverstaanbaar)
(..)
(bron I, p. 43, 46-47)
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 14 september 2015 verklaard dat het best kan dat hij de tenlastegelegde bedreigingen onder feit 2 heeft gebezigd.

Conclusie rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:

De verdediging heeft voor wat betreft feit 1 aangevoerd dat het letsel grotendeels niet past bij de aangifte; het letsel aan de mond van aangeefster is ontstaan toen zij buiten op de grond viel. De verdediging bepleit derhalve vrijspraak van feit 1. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering. Er is onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte met een ontbloot geslachtsdeel voor aangeefster stond en haar hoofd naar zich toe heeft getrokken. Subsidiair stelt de verdediging dat er in ieder geval sprake is geweest van vrijwillige terugtred: verdachte is uit zichzelf gestopt en niet omdat zijn dochter naar beneden kwam.
De rechtbank verwerpt de verweren. Zij overweegt daartoe dat aangeefster een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd, die op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door het voormelde geluidsfragment, de 112- melding en het waargenomen letsel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding aan deze verklaring te twijfelen.
De door verdachte verrichte handelingen om aangeefster ertoe te bewegen hem te pijpen, zoals volgend uit voornoemde bewijsmiddelen, vormen een begin van uitvoering. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte stopte met zijn pogingen zich door haar te laten pijpen toen hun dochter naar beneden kwam. Zoals hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank van de juistheid van deze verklaring uit. Van vrijwillige terugtred is dan ook geen sprake.
De rechtbank acht de mishandeling, de bedreiging en de poging verkrachting wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaringen van aangeefster, het letsel en de processen-verbaal die zijn opgemaakt naar aanleiding van het beluisteren van de 112 melding en de geluidsopname op de telefoon van aangeefster. Voor wat betreft feit 2 acht de rechtbank tevens de verklaring van verdachte ter terechtzitting van belang.

feit 4

Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 16 november 2014 onder meer het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig op de [adres slachtoffer 2] te ’s-Hertogenbosch. (..) Vandaag op zondag 16 november 2014, omstreeks 02:20 uur, lag ik in bed. (..) Ik hoorde dat er op de voordeur geklopt werd. (..) Ik hoorde die man die aan de deur stond schreeuwen. Ik hoorde meteen aan zijn stem dat het mijn ex-vriend was. Mijn ex-vriend is [verdachte] [achternaam van verdachte] van 26-07-1973. Wij zijn drie maanden uit elkaar en sindsdien valt hij mij lastig. Vervolgens hoorde ik geklop op de achterdeur. (..) Ik hoorde dat [verdachte] mijn naam schreeuwde. Ik zat op dat moment in de woonkamer. Ik hoorde dat hij flink aan het bonken was op de deur. Ik hoorde vervolgens glasgerinkel. Ik belde toen meteen 112. Toen het raam kapot was is [verdachte] weggegaan. Ik zag dat hij het raam wat naast de achterdeur zit had ingeslagen. Ik zag dat het hele raam kapot was. Overal in mijn keuken lagen glasscherven.(bron III, p. 3)
Getuige [naam getuige] heeft onder meer verklaard:
Op zondag 16 november 2014, omstreeks 01.30 uur, kwam ik bij een vriendin van mij
aan de [adres slachtoffer 2] te 's-Hertogenbosch. (..) Op dit adres is een vriendin van mij woonachtig [slachtoffer 2] .
(..) Nog geen twee minuten later keek ik uit het raam en zag een man voor het raam staan. De man begon tegen het raam aan te kloppen en te roepen.(..) De man betrof de ex-vriend van [slachtoffer 2] , [verdachte] [achternaam van verdachte] . Kort daarna hoorden wij hard geklop op de achterdeur van de keuken. (..) Opeens hoorden wij glasgerinkel aan de achterzijde van de woning bij de keuken. Ik ben toen naar de keuken gelopen. Ik zag [verdachte] voor het ingeslagen raam staan.(..) (bron III, p. 5)

Conclusie rechtbank ten aanzien van feit 4

De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde vernieling.

ten aanzien van parketnummer 01/820056-15:

Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 13 juli 2014 onder meer het volgende verklaard:
(..) Ik heb sinds augustus 2011 een liefdesrelatie met [verdachte] [achternaam van verdachte] .(..)
Vandaag, 13 juli 2014, omstreeks 06.45 uur lag in bed te slapen. Ik werd wakker omdat [achternaam van verdachte] naar bed kwam.(..) Ik zei tegen [achternaam van verdachte] dat [betrokkene] vanavond naar huis komt. (..). Hierop zag ik dat [achternaam van verdachte] zijn beide vuisten balden en naar mij toe boog. Ik lag met mijn rechterzijde van mijn hoofd op mijn kussen. Ik keek naar [achternaam van verdachte] . Ik zag en voelde dat hij met beide vuisten mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde direct veel pijn. Ik voelde dat de
gehele linkerkant van mijn hoofd sloeg. Ik riep alleen maar dat hij moest stoppen. Ik zag en voelde dat hij ongeveer een minuut stopte met op mij slaan. In die tijd heeft hij heel vaak achter elkaar op mij geslagen. (..) Ik voelde mij misselijk en duizelig en ik had erge hoofdpijn. Ik zag dat [achternaam van verdachte] mijn kant op kwam lopen. Ik hoorde hem tegen mij schreeuwen.(..) Ik zag dat [achternaam van verdachte] zijn beide vuisten weer balden. Ik zag dat hij slaanbewegingen richting mijn hoofd maakte. Ik voelde dat zijn vuisten mijn hoofd raakten. Ik voelde direct pijn. Ik voelde klappen op alle plekken op mijn hoofd, oren en mijn slapen. Ik riep tegen hem dat hij moest stoppen. Ik riep tegen hem dat ik me niet lekker voelde en dat het pijn deed. Ik hoorde hem tegen mij zeggen dat ik me niet zo aan moest stellen. Ik zakte door mijn knieën omdat hij mij bleef slaan op mijn hoofd en ik me al niet goed voelde van de klappen die hij in de slaapkamer op mijn hoofd had gegeven. (..) Ik voelde opeens een harde klap op mijn voorhoofd. Ik zag dat hij zijn knie van mijn hoofd wegtrok. Ik weet niet meer welke knie dit was, ik dacht de linkerknie. Ik voelde hevige pijn aan mijn voorhoofd. Ik kwam tot de conclusie dat hij mij zojuist een knietje had gegeven op mijn voorhoofd. (..)(bron IV, p. 4-6)
Verbalisanten stellen op 13 juli 2014 vast dat [slachtoffer 2] een verdikking van de huid bij haar linker wenkbrauw heeft en een verdikking van de huid op haar voorhoofd, voorzien van blauwige kleuring. Verbalisant hoort [slachtoffer 2] zeggen dat deze verdikkingen zijn veroorzaakt door [verdachte] [achternaam van verdachte] en dat ze er pijn aan heeft. (bron IV, p.10)

Conclusie rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door het letsel en door de verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende dat hij aangeefster heeft vastgepakt en op de grond gelegd. Dat [slachtoffer 2] eerst op verdachte af kwam met een schaar, zoals verdachte eveneens heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt in dit verband dat het door aangeefster beschreven scenario beter past bij het aangetroffen letsel dan dit door de verdachte geschetste scenario . Verdachte heeft zijn verklaring verder ook niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van aangeefster en stelt de lezing van de verdachte terzijde. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 01/845111-15:
1.
op 14 februari 2015 te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar - meermalen te slaan en/of stompen op/tegen haar hoofd en/of tegen haar schouderblad en/of tegen haar onderrug, en
- met kracht aan haar haren te trekken, en
- met kracht zijn, verdachtes, hand om de neus en/of de mond te klemmen en
- te bijten;
2.
op 14 februari 2015 te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Zal ik jou eens een kopstoot geven” en “Ik maak je kapot” en “Ik trap heel je kankerkop in elkaar";
3.
op 14 februari 2015 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en zijn onderbroek omlaag heeft gedaan en zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen de mond en/of de wang(en) van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en het hoofd van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, richting heeft geduwd en/of getrokken en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd op dwingende toon; "Pijpen. Pijpen nu” en “Pijp me nu. In je mond", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid alleen ten gevolge van de van zijn wil onafhankelijk omstandigheid te weten: dat de dochter van die [slachtoffer 1] naar beneden kwam;
4.
op 16 november 2014 te ’s-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de Aartshertogenlaan, toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield;
ten aanzien van parketnummer 01/820056-15:
op 13 juli 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] , meermalen heeft gestompt en/of geslagen tegen het gezicht en/of het hoofd waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten en van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 01/845111-15, feit 4 (vernieling ruit):
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van ‘putatieve overmacht’, hetgeen tot afwezigheid van alle schuld zou moeten leiden. Volgens de raadsman dacht verdachte dat aangeefster in gevaar was en dat hij haar te hulp moest schieten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu de omstandigheden, zoals naar voren komend uit het dossier, niet met zich brengen dat (verdachte er redelijkerwijs van uit kon gaan dat) sprake was van een dergelijke (gevaars)situatie.
Ten aanzien van parketnummer 01/820056-15 (mishandeling [slachtoffer 2] )
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 2] . Daartoe is aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodweer. De raadsman is daarbij uitgegaan van de lezing van verdachte dat [slachtoffer 2] hem met een schaar zou hebben bedreigd.
Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is overwogen, hecht zij voor wat betreft de toedracht van het feit geloof aan de lezing van aangeefster en stelt zij de lezing van de verdachte terzijde. Op grond daarvan acht de rechtbank het bestaan van een noodweersituatie dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar voor het ontstaan van zo een situatie niet aannemelijk geworden, zodat het beroep op noodweer niet kan slagen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert mitsdien op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten en verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van parketnummer 01/845111-15, feit 1, 2, 3, en 4 en parketnummer 01/820056-15:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest met als bijzondere voorwaarde een meldplicht, een drugsverbod en toezicht door de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking verleent aan urinecontroles;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 250,00, met wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank mee te wegen dat verdachte heeft meegewerkt aan urinecontroles, en zo heeft willen laten zien dat hij geen drugsverslaafde is. Voorts zijn de feiten op verdachtes documentatie vooral oud. De feiten die nu aan de orde zijn, zijn gepleegd in de relationele sfeer en zijn situationeel. De relatie van verdachte met de kinderen is goed en het is niet in hun belang als verdachte langdurig vast komt te zitten. De raadsman verzoekt dan ook geen gevangenisstraf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt. Eventueel kan een deel voorwaardelijk worden opgelegd met een werkstraf erbij.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft geweld gebruikt jegens (voormalige) partners. Bovendien heeft hij een van hen bedreigd met de dood en heeft hij geprobeerd zich door haar te laten pijpen terwijl helder was dat dat zij dit niet wilde. De rechtbank rekent het verdachte daarbij zwaar aan dat een deel van de feiten heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van zijn achtjarige dochter. Het is algemeen bekend dat waarneming van mishandelingen en bedreigingen, al helemaal als het de ouders onderling betreft, schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van kinderen.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank verder mee de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij kennelijk niet of onvoldoende bereid is om zijn gedrag te veranderen. Verdachte heeft er ter zitting ook op geen enkele wijze blijk van gegeven dat hij de kwalijkheid van zijn gedragingen inziet
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De rechtbank zal deze straf deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 250,-- met wettelijke rente en verzoekt de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met de opmerking dat de omvang van het letsel van invloed moet zijn op de omvang van de immateriële schade.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 250,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 242, 285, 300, 350.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het ten laste gelegde onder parketnummer 01/845111-15, feit 1, 2, 3 en 4 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01/820056-15 bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven
T.a.v. 01/845111-15 feit 1:mishandelingT.a.v. 01/845111-15 feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandelingT.a.v. 01/845111-15 feit 3:poging tot verkrachtingT.a.v. 01/845111-15 feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielenT.a.v. 01/820056-15:mishandelingDe rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. 01/845111-15 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 01/820056-15:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dat volledige abstinentie inhoudt van drugs. Hij dient zijn medewerking te verlenen aan controles hierop middels urinecontroles.
- dat veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de reclassering, GGZ ERW Novandic-Kentron Den Bosch, Rompertsebaan 12 te Den Bosch en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te ’s-Hertogenbosch opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 20 maart 2015 reeds geschorst.
T.a.v. 01/820056-15:
Maatregel van schadevergoeding van € 250,00subsidiair 5 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 250,00 (zegge tweehonderdvijftig euro), te weten € 250,00 immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.F. Koenis, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2015.