ECLI:NL:RBOBR:2015:5459

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
01/860299-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen in het verkeer met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 18 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2014 in Erp, gemeente Veghel, een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een personenauto (VW Golf), was afgeleid omdat hij een Ipad van de grond wilde oprapen. Hierdoor heeft hij een motorfiets aangereden die voor hem reed en snelheid verminderde vanwege een oranje verkeerslicht. Het slachtoffer, de motorrijdster, heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een gebroken ruggenwervel of lendewervel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende op de weg heeft gelet en een grove inschattingsfout heeft gemaakt door te veronderstellen dat het verkeerslicht groen zou blijven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en heeft een taakstraf van 90 uur opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en is niet eerder veroordeeld voor verkeersmisdrijven. De rechtbank heeft de opgelegde straf als passend en rechtvaardig beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860299-14
Datum uitspraak: 18 september 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonadres verdachte] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 augustus 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 september 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 5 april 2014 te Erp, gemeente Veghel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW type Golf), daarmede rijdende over de weg, de N279 (ook bekend als de Bosscheweg) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt :
verdachte heeft rijdende over de N279 (rijdende in de richting Veghel, bij het naderen van de kruising van wegen gevormd door die N279 met de Sluisweg
en Lijnt) niet, althans niet tijdig opgemerkt dat een vóór hem in dezelfde richting rijdende motorfiets (bestuurd door [slachtoffer] ),
bij het naderen van (de in zijn rijrichting gekeerde (oranje) licht uitstralende) verkeerslichten, snelheid verminderde (immers was verdachte afgeleid door het feit dat in zijn voertuig een IPad van de passagiersstoel op de grond was gevallen en/of doende met het oprapen van die Ipad), en/of
heeft (vervolgens) niet, althans niet voldoende en/of tijdig afgeremd en/of zijn snelheid verminderd en/of is niet, althans niet voldoende en/of tijdig uitgeweken en/of (aldus) niet in staat geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover hij die weg kon overzien en/of waarover die weg vrij was waardoor een aanrijding, overrijding of botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (VW Golf) en die vóór hem rijdende motorfiets (bestuurd door [slachtoffer] ), waardoor een ander (te weten die [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en/of lendewervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2014 te Erp, gemeente Veghel, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk VW type Golf), daarmee rijdende op de weg, de N279 (ook bekend als de Bosscheweg), zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
immers heeft verdachte rijdende over de N279 (rijdende in de richting Veghel, bij het naderen van de kruising van wegen gevormd door die N279 met de Sluisweg
en Lijnt) niet, althans niet tijdig opgemerkt dat een vóór hem in dezelfde richting rijdende motorfiets (bestuurd door [slachtoffer] ),
bij het naderen van (de in zijn rijrichting gekeerde (oranje) licht uitstralende) verkeerslichten, snelheid verminderde, (immers was verdachte afgeleid door het feit dat in zijn voertuig een IPad van de passagiersstoel op de grond was gevallen en/of doende met het oprapen van die Ipad), en/of heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig afgeremd en/of zijn snelheid verminderd en/of is niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken en/of (aldus) niet in staat geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover hij die weg kon overzien en/of waarover die weg vrij was;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Om ter zake van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is vereist dat de verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen is ten laste gelegd als het zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedragen. Gelet op bestendige jurisprudentie zijn in dat verband verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in voornoemde zin. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Uitgaande van dit beoordelingskader wordt het volgende overwogen.
Verdachte reed over de Rijksweg N279 Bosscheweg te Erp, komende uit de richting Beek en Donk en gaande in de richting van Veghel. In dezelfde richting reed voor hem op een
motorfiets het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] remde op enig moment in verband met verkeerslichten die volgens haar oranje licht uitstraalden. Verdachte, die op dat moment nog steeds achter de motorfiets reed, bemerkte kort daarvoor dat de op de bijrijdersstoel liggende Ipad op de grond was gevallen. Hij wilde deze weer oppakken door schuin over de bijrijdersstoel te hangen. Vervolgens voelde verdachte een klap en zag de motorrijdster op de grond liggen. Zij heeft door de aanrijding aanzienlijk lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment dat het verkeerslicht nog groen licht uitstraalde dacht dat er nog genoeg afstand was tussen hem en de voor hem rijdende motorfietsster om de aan de bijrijderskant op de grond gevallen Ipad op te rapen. Hij dacht ook, zo heeft hij ter zitting verklaard, dat het verkeerslicht groen licht zou blijven uitstralen. Het slachtoffer dat voor hem reed, heeft daarentegen verklaard dat, toen zij het kruispunt naderde, het stoplicht oranje licht uitstraalde en zij tot tweemaal toe heeft teruggeschakeld naar een veel lagere snelheid. Waarom verdachte, zoals hij beweert, tot de conclusie kwam dat het verkeerslicht groen licht zou blijven uitstralen is ter zitting niet duidelijk geworden.
De rechtbank is op grond van voornoemde omstandigheden van oordeel dat verdachte verwijtbaar niet voortdurend zijn blik op de weg heeft gehouden teneinde te kunnen anticiperen op hetgeen op de weg (voor hem) gebeurt. Het oprapen van een Ipad van de grond ter hoogte van de bijrijdersstoel, waardoor verdachte als bestuurder, geen enkel zicht meer heeft op het verkeer voor hem, terwijl hij dat, door die handeling na te laten, eenvoudigweg wel had kunnen en moeten hebben, is door de verdachte ondergeschikt gemaakt aan de verkeersveiligheid. Hij heeft daarnaast een grove inschattingsfout gemaakt door te stellen dat de afstand tussen hem en zijn voorligger meer dan voldoende was en is ervan uitgegaan dat het verkeerslicht groen licht zou blijven uitstralen zonder te kunnen onderbouwen waarop hij die stelling baseert. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verkeerslichten op enig moment van groen naar oranje springen. Al met al is het feit dat de verdachte het afremmen van de voor hem rijdende motorfietsster niet heeft gezien, terwijl hij dat wel had moeten en kunnen zien, alsmede het feit dat hij – mede daardoor – niet tijdig heeft afgeremd teneinde een aanrijding met de motorfietsster te voorkomen, te wijten aan de aanmerkelijk verwijtbare en vermijdbare gedragingen van de verdachte.
In de genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld en is het dientengevolge ontstane ongeval aan zijn schuld te wijten en kan het gevolg van de door verdachte veroorzaakte aanrijding hem worden toegerekend. In deze overwegingen ligt de verwerping van het tot vrijspraak strekkende verweer besloten.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank merkt het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt, als weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, terzijde geschoven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

Primair:

op 5 april 2014 te Erp, gemeente Veghel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW type Golf), daarmede rijdende over de weg, de N279 (ook bekend als de Bosscheweg) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijt verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt: verdachte heeft rijdende over de N279 (rijdende in de richting Veghel, bij het naderen van de kruising van wegen gevormd door die N279 met de Sluisweg
en Lijnt) niet opgemerkt dat een vóór hem in dezelfde richting rijdende motorfiets (bestuurd door [slachtoffer] ), bij het naderen van de in zijn rijrichting gekeerde oranje licht uitstralende verkeerslichten, snelheid verminderde immers was verdachte afgeleid door het feit dat in zijn voertuig een Ipad van de passagiersstoel op de grond was gevallen en doende met het oprapen van die Ipad, en heeft vervolgens niet, voldoende en tijdig afgeremd en aldus niet in staat geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover die weg vrij was waardoor een aanrijding, is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (VW Golf) en die vóór hem rijdende motorfiets (bestuurd door [slachtoffer] )
waardoor een ander (te weten die [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel of lendewervel, is ontstaan;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De officier van justitie eist terzake van het primair tenlastegelegde een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht
.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit de eis van de officier van justitie niet passend is nu het feit al anderhalf jaar geleden is gebeurd en dat toen het rijbewijs niet ingehouden is geweest. Daarnaast heeft verdachte sindsdien ook geen enkel strafbaar feit meer gepleegd. De raadsman acht een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid meer in de rede liggen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld in het verkeer en daardoor een - alleszins vermijdbaar - verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor bij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte heeft weinig verantwoordelijkheidsgevoel getoond door de verkeersveiligheid ondergeschikt te maken aan het – zonder dat dit absoluut noodzakelijk was – willen oprapen van een op de grond van het voertuig gevallen Ipad.
Het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Dit moet verdachte worden toegerekend. Haar en haar partner is veel leed aangedaan en de gevolgen van het ongeval werken tot op heden door, zoals door het slachtoffer is verwoord in haar slachtofferverklaring.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte oprecht spijt heeft betuigd voor hetgeen hij heeft aangericht en dat hij de ernst daarvan inziet. Het pleit voor hem dat hij verantwoordelijkheid, ook in de richting van het slachtoffer ter terechtzitting, heeft genomen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder terzake van verkeersmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als richtlijn voor de straftoemeting. Voor een geval als het onderhavige, te weten een aanmerkelijke verkeersfout, geen alcohol en zwaar lichamelijk letsel, heeft als vertrekpunt te gelden een taakstraf voor de duur van 90 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank zal alles afwegende een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat – mede ter bescherming van de verkeersveiligheid – een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf dient te worden opgelegd, nu enerzijds de ernst van het begane delict en anderzijds de van deze straf te verwachten preventieve werking zulks rechtvaardigen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen):
BESLISSING:
T.a.v. primair: Taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis
T.a.v. primair: Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 18 september 2015.
Mr. Nuijten is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.