ECLI:NL:RBOBR:2015:5288

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
01/865014-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden na poging tot moord

Op 8 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op, na vaststelling dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een psychotische stoornis. De verdachte had op 14 januari 2015 in Drunen, gemeente Heusden, met een mes meerdere keren gestoken in het lichaam van het slachtoffer, met de intentie om deze van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, ondanks zijn psychische toestand. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van deskundigen, die concludeerden dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van tbs met dwangverpleging afgewezen en in plaats daarvan tbs met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte onder toezicht van de reclassering zal staan en zich zal houden aan diverse voorwaarden, waaronder het onthouden van drugs en alcohol. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €10.000 aan de benadeelde partij, ter dekking van immateriële en materiële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van haar vordering, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing unaniem steunden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865014-15
Parketnummer vordering: 01/845058-13
Datum uitspraak: 08 september 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2015 en 25 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 maart 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Drunen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , althans een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of in de schouder en/of in de arm en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] , althans die ander heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Drunen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , althans een ander, opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of in de schouder en/of in de arm en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] , althans die ander, heeft gestoken en/of gesneden,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Drunen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] , althans een ander, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of in de schouder en/of in de arm en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] , althans die ander, heeft gestoken en/of gesneden,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845058-13 is aangebracht bij vordering van 17 maart 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 16 april 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat het opzet van verdachte niet gericht was op het doden maar op het steken.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer tussen de tien en twintig keer met een mes in het lichaam heeft gestoken, waaronder in de borst, rug en de schouder. Verdachte heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer die aanval met de dood zou bekopen. De kans dat een persoon komt te overlijden als hij door een ander met een mes in de borst en in de rug in de regio van de milt wordt gestoken, moet immers naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk worden beschouwd. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het steken van [slachtoffer] de wetenschap bestond van deze aanmerkelijke kans.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opzet van verdacht gericht was op het doden van het slachtoffer.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Dat die gelegenheid in de onderhavige zaak heeft bestaan, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid, meer in het bijzonder uit de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie en ter terechtzitting van 30 april 2015, dat hij op 14 januari 2015 wakker werd en door kreeg dat hij iemand neer moest steken. Hij heeft toen besloten dat hij dat zou gaan doen. Verdachte is opgestaan, heeft zich gedoucht, is naar de keuken gelopen en heeft een mes uit de la gepakt. Vervolgens is verdachte op de fiets gestapt en naar de woning van het slachtoffer gereden. Daar heeft hij op het raam geklopt en hij zag dat er iemand op stond. Toen de deur werd geopend door [slachtoffer] , is verdachte op haar in gaan steken en blijven insteken. De rechtbank is op grond van al deze omstandigheden van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De omstandigheid dat verdachte in een psychose verkeerde, staat aan een bewezenverklaring van voorbedachte raad niet in de weg. Niet is gebleken dat zijn handelen voortkwam uit een hevige gemoedsbeweging. Hij is na gestopt te zijn met steken met de fiets naar huis gegaan, heeft thuis het mes afgewassen en terug in de lade gelegd en heeft daarna zijn zus verteld wat er was gebeurd. Uit het hele gedrag van verdachte blijkt dat hij weloverwogen heeft gehandeld.
De omstandigheid dat de rechtbank -in verband met de vraag of de verdachte strafbaar is ter zake van het bewezenverklaarde feit- van oordeel is dat de keuzevrijheid van de verdachte ten tijde van het feit zodanig was aangetast dat het bewezenverklaarde niet aan hem kan worden toegerekend, sluit niet uit dat sprake is van voorbedachte raad in de hierboven bedoelde zin.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 14 januari 2015 te Drunen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes, in de borst en in de schouder en in de arm en elders in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Bij de beslissing over de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op onderstaande rapportages.
Op 8 april 2015 heeft drs. [psycholoog 1] , GZ-psycholoog, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden, kort en zakelijk weergegeven:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis (een psychotische stoornis NAO). Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkene floride psychotisch. De ziekelijke stoornis beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat deze mede daaruit verklaard kan worden). Betrokkene hoorde ten tijde van het ten laste gelegde een stem die hem opdracht gaf iemand neer te steken. Er is een direct en causaal verband tussen de psychotische stoornis en het ten laste gelegde. Betrokkenes denken, voelen en handelen werden maximaal beïnvloed door zijn psychotische overtuigingen ten tijde van het ten laste gelegde. Zijn realiteitstoetsing was ernstig verstoord.
Geadviseerd wordt betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Op 10 april 2015 is door [psychiater 1] psychiater, in samenwerking met [psychiater i.o. 1] , psychiater i.o., een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden, kort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis die waarschijnlijk kadert in de ziekte schizofrenie. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde manifesteerde de ziekte schizofrenie zich in een floride psychotisch toestandsbeeld met imperatieve hallucinaties. Betrokkene hoorde stemmen die hem opdroegen om mensen van het leven te beroven.
De psychotische stoornis, waarbij sprake was van imperatieve hallucinaties, beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat het ten laste gelegde daar grotendeels, wellicht zelfs volledig, uit verklaard kan worden.
Ten gevolge van de imperatieve hallucinaties kan men zich voorstellen dat betrokkene hieraan gehoor gaf, aangezien hij door de psychische stoornis niet in de mogelijkheid was om deze hallucinaties te toetsen met de werkelijkheid.
De ziekelijke stoornis beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in aanzienlijke mate. Geadviseerd wordt om betrokkene het delict op basis van zijn psychiatrische stoornis in sterk verminderd mate of niet toe te rekenen.
De rechtbank constateert dat de deskundigen onderling een fractie verschillen in hun advies over de mate van toerekenbaarheid van verdachte. De psychiater acht verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar of geheel ontoerekeningsvatbaar, terwijl de psycholoog verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht.
Gelet op de aan hun advies ten grondslag liggende beschrijving van de psychopathologie van verdachte en de invloed daarvan op zijn handelen, is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat het handelen van verdachte is voortgekomen uit zijn ziekelijke stoornis en dat hij voor het bewezen geachte feit volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. De rechtbank merkt nog op dat het verschil tussen het advies van de psychiater en de psycholoog lijkt te zijn ingegeven door dat de psychiater, meer dan de psycholoog, de optie openhoudt dat de psychotische decompensatie veroorzaakt werd door cannabisgebruik. Uit het dossier blijkt echter niet van cannabisgebruik ten tijde of voorafgaand aan het plegen van het delict.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor het hiervoor bewezen verklaarde feit, omdat dit feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ontslag van alle rechtsvervolging en (primair) oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging.
Subsidiair: ter beschikkingstelling met voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd.
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
Subsidiair is het standpunt van de verdediging: ter beschikkingstelling met voorwaarden.
Afwijzing van de vordering ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft tevens gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte.
De psycholoog [psycholoog 2] heeft in eerdergenoemd rapport -zakelijk weergegeven- onder meer de volgende aanbeveling gedaan.
Als betrokkene decompenseert is zijn realiteitstoetsing ernstig verstoord. Betrokkene ervaart als hij decompenseert dit niet meteen als een last. Hierdoor is hij minder geneigd openheid van zaken te geven. Zonder behandeling wordt het recidivegevaar als hoog ingeschat. Er is sprake van een ernstige stoornis, een als hoog ingeschat recidivegevaar en een sterk verband tussen stoornis en het ten laste gelegde.
Om recidivegevaar te verminderen is een langdurige behandeling noodzakelijk, waarbij gestart wordt met een klinische behandeling en waarbij gezocht zal moeten worden naar een optimale dosering van medicatie, zodat betrokkene zijn beperkingen leert kennen, accepteren en ermee om te gaan.
Van belang is dat er een langdurig resocialisatietraject is, waarbij met betrokkene toegewerkt wordt naar een gestructureerde daginvulling (in de toekomst eventueel ook begeleid wonen) en waarbij er langdurig controle is op middelengebruik.
Betrokkene is bereid mee te werken aan behandeling en heeft in het verleden laten zien dat hij ook op vrijwillige basis goed meewerkt aan een behandeling.
Daar staat tegenover dat als betrokkene psychotisch decompenseert, hij hiervan niet direct lijdensdruk ervaart en niet meteen openheid van zaken geeft c.q. kan geven. De behandeling zou kunnen plaatsvinden in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar (art. 37 sr.). Dat betekent dat betrokkene na dat jaar buiten het strafrechtelijk kader om in beeld zal moeten blijven bij de hulpverlening, zonder dat behandeling/begeleiding dan op voorhand geborgd is. Dat laatste is een nadeel van dit advies. De behandeling zou ook kunnen plaatsvinden in het kader van tbs met voorwaarden. Er is immers sprake van een ernstige stoornis, een hoog recidivegevaar en een sterk verband tussen stoornis en ten laste gelegde feit. Er is bovendien een escalatie in ernst geweest van gewelddadige incidenten, zelfs terwijl betrokkene in beeld was bij de hulpverlening. Dit kader heeft als grote voordeel dat betrokkene gedurende een langere tijd intensief behandeld en begeleid kan worden; dat het eventuele cannabisgebruik beter gemonitord kan worden en dat aan het resocialisatietraject langduriger en intensiever handen en voeten gegeven kan worden. Onderzoeker heeft een voorkeur voor het kader van tbs met voorwaarden omdat hiermee het recidivegevaar ook in de toekomst beter beperkt kan worden.
De psychiater [psychiater 2] , in samenwerking met [psychiater i.o. 2] , psychiater i.o., heeft in eerdergenoemd rapport d.d. 10 april 2015- onder meer- de volgende aanbevelingen gedaan:
Wanneer er weer sprake is van een psychotisch toestandsbeeld bij betrokkene is de kans op een recidief delict groot. In het verleden heeft betrokkene vanuit een psychotisch toestandsbeeld al eerder een persoon met een mes bedreigd. Toentertijd slikte betrokkene geen medicatie ter voorkoming van recidiverende psychoses.
Na afbouw van Risperdal ervoer betrokkene weer imperatieve hallucinaties en betrekkingsideeën, maar ervoer deze niet als lastig en heeft zodoende niet tijdig hulp ingeschakeld. Risicofactoren die bij betrokkene kunnen leiden tot een recidief psychose
zijn het niet hebben van een dagbesteding en een erg klein sociaal netwerk. Beschermende factoren die de kans op een recidief psychose kunnen verkleinen zijn bij betrokkene de hechte familieband en de hoge mate van een compliance aan behandeling. Genoemde risicofactoren en condities werken versterkend op elkaar in.
Geadviseerd wordt een klinische opname in een instelling met een hoog zorgniveau en een laag tot gemiddeld beveiligingsniveau. Inname van medicatie, abstinentie van drugs, een gestructureerd dagprogramma en psycho-educatie zijn belangrijke elementen in de behandeling. Na een klinische behandeling van enkele maanden kan gepoogd worden om een overgang te maken naar een ambulante setting. Geadviseerd wordt om dit behandeltraject aan betrokkene aan te bieden in het kader van een maatregel tbs met voorwaarden.
Beide deskundigen zijn ter zitting van 30 april 2015 gehoord en bij hun adviezen gebleven. Een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden is afdoende. Een tbs met dwangverpleging achten zij een te zware maatregel.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater(s) is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van ter beschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van ter beschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel van ter beschikkingstelling kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is in welke vorm de ter beschikkingstelling dient te worden opgelegd. Zoals hiervoor is weergegeven, adviseren de gedragsdeskundigen de oplegging van een tbs met voorwaarden.
De rechtbank heeft ter zitting van 30 april 2015 tot het opstellen van een maatregelrapport door de Reclassering bevolen.
In het naar aanleiding van dat bevel opgestelde reclasseringsrapport van GGZ ERW Novadic & Kentron Den Bosch d.d. 30 juni 2015 wordt een tbs met voorwaarden geadviseerd. In dit rapport staan de desbetreffende voorwaarden omschreven. Reclasseringswerker [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting van 25 augustus 2015 bij voormeld advies gepersisteerd.
Zoals hierboven reeds vermeld heeft de officier van justitie in afwijking van de adviezen oplegging van tbs met dwangverpleging gevorderd. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat in bovengenoemd rapport wordt geconstateerd dat de kans dat de verdachte zich zal onttrekken aan de voorwaarden hoog is. De officier van justitie acht de bescherming van de maatschappij dermate belangrijk dat hij om die reden afwijkt van de adviezen van de deskundigen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 augustus 2015 verklaard zich in het advies van de reclassering en de geformuleerde voorwaarden te kunnen vinden.
De rechtbank overweegt dat nu de deskundigen unaniem tot een tbs met voorwaarden hebben geadviseerd, waarbij een klinische opname deel uitmaakt van die voorwaarden, en verdachte met de geformuleerde voorwaarden heeft ingestemd, de rechtbank voldoende aanknopingspunten ziet voor de oplegging van een tbs met voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het recidivegevaar en de veiligheid van anderen in het kader van een tbs met voorwaarden voldoende worden ingeperkt, respectievelijk gewaarborgd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het totale gevorderde bedrag bedraagt: € 32.374,34.
Het bedrag betreft:
- € 15.000,- immateriële schade;
- € 16.216,34 materiële schade;
- € 1.158,- proceskosten;
- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van het bedrag van de medische kosten die inmiddels zijn verhoogd met de eigen risico zorgverzekering, tot een bedrag van € 658,95.
Toewijzing van de vordering ter zake de posten van verzorgingskosten: uitgaande van de schriftelijke toelichting van de advocaat van benadeelde.
Toewijzing van een bedrag van € 10.000,- ter zake immateriële schade.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering.
De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Het bedrag van de vordering benadeelde partij is aanzienlijk verhoogd. De herziene vordering is niet eenvoudig van aard, en pas een dag voor de zitting binnengekomen, reden waarom de verdediging verzoekt benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering te matigen tot het oorspronkelijke bedrag van € 10.423,84.
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het bedrag van het smartengeld aanzienlijk is verhoogd, dat ter zake de kosten van verzorging en huishoudelijke hulp een fictief uurtarief in de vordering is opgenomen. De verdediging verzoekt de vordering te matigen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te wijzen dan wel de vervangende hechtenis te bepalen op 1 dag.
Beoordeling.De rechtbank acht bij wijze van voorschot toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake immateriële en materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Namens de benadeelde partij is een vergoeding gevorderd ter zake de kosten van rechtsbijstand ad € 1.158,-,uitgaande van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (2 punten).
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.158,- terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief rechtbankzaken.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen nu dit, hoewel strikt genomen mogelijk, geen toegevoegde waarde heeft in de onderhavige situatie. Behandeling van verdachte dient op de voorgrond te staan.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845058-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat het van belang is dat verdachte/veroordeelde zo snel mogelijk start met de klinische behandeling in het kader van de hierna te melden tbs met voorwaarden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37a, 38, 38a, 39, 45, 289.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

T.a.v. primair:poging tot moord Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.

Legt op de volgende maatregel.

T.a.v. primair:Ter beschikkingstelling met voorwaarden.

Stelt als (algemene) voorwaarde dat de ter beschikking gestelde:
- zich zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- zich onder toezicht stelt van de Reclassering Nederland (GGZ ERW Novadic-Kentron Den Bosch) en zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling aan hem te geven.
Stelt voorts als voorwaarden dat de ter beschikking gestelde:
-zich zal melden bij voormelde instelling (telefoonnr. [telefoonnr.] , en zich zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. -zich zal laten opnemen in de (forensische) psychiatrische instelling, Reinier van Arkel Groep, althans een soortgelijke intramurale instelling, en in afwachting van opname aldaar, in enig andere forensische psychiatrische instelling, waarbij de ter beschikking gestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De ter beschikking gestelde zal met justitieel vervoer worden overgebracht naar de instelling(en).
-zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (RIBW) en/of IFZ, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
- zich onthoudt van het gebruik van alle soorten drugs en alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat veroordeelde meewerkt aan de controle op de naleving daarvan door middel van middelencontrole.
- zich in navolging op het klinische gedeelte, ambulant laat behandelen, zulks geïndiceerd en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van de drie-partijen overeenkomst tussen de ter beschikking gestelde, reclassering en de zorg/behandelinstanties.
- zijn medewerking verleent aan een crisisopname indien noodzakelijk geacht door de reclassering.
- zich houdt aan de aanwijzingen van de behandelend geneesheer, ook in dien dit inhoudt zich houden aan medicatievoorschriften, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de ter beschikking gestelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. primair:
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] .
Gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij.
Veroordeelt de ter beschikking gestelde mitsdien tot betaling bij wijze van voorschot aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 10.000,- (zegge tienduizend euro), ter zake immateriële en materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de ter beschikking gestelde tevens in de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.158,-.
Veroordeelt de ter beschikking gestelde verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/845058-13 van de officier van justitie d.d. 17 maart 2015.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 8 september 2015.
Mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.