ECLI:NL:RBOBR:2015:5285

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
01/865140-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende mensensmokkel met betrekking tot toegang tot Nederland

In de zaak met parketnummer 01/865140-14 heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 tot en met 19 november 2014 betrokken was bij het helpen van drie Nigeriaanse mannen bij hun reis van Polen naar Nederland, met als eindbestemming België. De tenlastelegging omvatte het verstrekken van toegang tot of doorreis door Nederland, waarbij de verdachte zou hebben geweten of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze toegang wederrechtelijk was.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2015 is de tenlastelegging gewijzigd. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aanklacht en een gevangenisstraf van drie maanden geëist, evenals de verbeurdverklaring van een in beslag genomen creditcard. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de drie Nigeriaanse mannen werden als geloofwaardig beschouwd, en er was geen bewijs dat hun toegang tot het Schengengebied wederrechtelijk was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokken mannen beschikten over een geldig visum voor Polen, dat hun visum was verlopen en dat zij een verlenging hadden aangevraagd, welke was afgewezen. De rechtbank kon niet vaststellen of de termijn van 15 dagen om het Schengengebied te verlaten op het moment van de reis was verstreken, omdat het relevante document ontbrak. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang van de drie mannen wederrechtelijk was.

Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en gelast de teruggave van de in beslag genomen creditcard aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. E.C.P.M. Valckx als voorzitter, en is op 9 september 2015 openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865140-14
Datum uitspraak: 09 september 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] [land] , [adres] .
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie .

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 april 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 augustus 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 19 november 2014 te Bladel, en/of elders in Nederland en/of Polen en/od Duitsland en/of elders in Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) ander(en), te weten:
  • [medeverdachte 1] ( [geboortedatum medeverdachte 1] )
  • [medeverdachte 2] ( [geboortedaum medeverdachte 2] )
  • [medeverdachte 3] ( [geboortedatum medeverdachte 3] )
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen,
in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over
de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- contact onderhouden met en/of instructies ontvangen van en/of afspraken
gemaakt met een of meer medeverdachte(n) over de organisatie en/of
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemde perso(o)n(en)
en/of over het betalen en/of innen van gelden voor het vervoer van
bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- die bovengenoemde perso(o)n(en) al dan niet tegen betaling van een

geldbedrag vervoerd van Polen en/of Estland en/of Duitsland naar Nederland

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggeven creditcard heeft de officier van justitie gevorderd dat deze verbeurd wordt verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit het dossier is gebleken, dat verdachte op 19 november 2014 samen met de drie in de tenlastelegging genoemde, uit Nigeria afkomstige, personen, per auto vanuit Polen naar Nederland is gereisd. Zij waren op doorreis naar België.
Nu uit het dossier niet blijkt van de onjuistheid van de verklaringen van de drie betrokken Nigeriaanse mannen hieromtrent, neemt de rechtbank aan dat zij hebben beschikt over een geldig visum voor Polen, dat de geldigheidstermijn van die visums was verstreken en dat zij een verlenging hiervan hadden aangevraagd. Deze verlenging is afgewezen door de Poolse autoriteiten. De drie betrokken personen hebben vervolgens een document gekregen waarin stond dat zij 15 dagen de tijd hadden om het Schengengebied te verlaten. Deze informatie hebben de drie personen aan verdachte medegedeeld.
De rechtbank kan niet vaststellen of voornoemde termijn van 15 dagen op 19 november 2014 was verstreken, nu het daarop betrekking hebbende document zich niet in het dossier bevindt en andere informatie hieromtrent ontbreekt.
Dit alles maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de toegang of doorreis van de drie personen in Nederland of het Schengengebied wederrechtelijk was, laat staan of verdachte dit wist of ernstige redenen had om dat te vermoeden.

Beslag.De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.

DE UITSPRAAK

BESLISSING:
Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten 1 creditcard, [code creditkaart] op naam van [slachtoffer] , aan de verdachte, zijnde de beslagene.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 9 september 2015.
Mr. Van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.