In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over een tegemoetkoming in planschade. Eiseres, Eneco wind B.V., had een verzoek ingediend voor schadevergoeding in verband met de plaatsing van windturbines nabij de bedrijfswoning en opstallen van een derde-partij. De rechtbank oordeelde dat de schade aan de bedrijfswoning en de opstallen niet los van elkaar konden worden beoordeeld, omdat er een functionele samenhang bestaat tussen deze objecten. De rechtbank verwierp het argument van eiseres dat de taxatie van de planschade onjuist was, en concludeerde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, voldoende gemotiveerd had dat een gesplitste verkoop van het perceel niet reëel was. De rechtbank oordeelde dat de taxatie van de schade door verweerder correct was en dat er geen aanleiding was om de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen afzonderlijk te beschouwen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.