ECLI:NL:RBOBR:2015:5278

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
15_473
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in planschade bij de bouw van windturbines en de beoordeling van normaal maatschappelijk risico

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om tegemoetkoming in planschade door Eneco wind B.V. naar aanleiding van de bouw van windturbines in de nabijheid van een perceel dat eigendom is van een derde-partij. De rechtbank oordeelt dat de bouw van windturbines niet past binnen de ruimtelijke structuur van het gebied en dat de schade die de derde-partij lijdt niet tot het normaal maatschappelijk risico behoort. De rechtbank stelt vast dat de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde windturbine 950 meter bedraagt en dat de omvang van de schade, € 14.000,00, meer dan 2% van de waarde van het perceel is, wat betekent dat deze niet als gering kan worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de bouw van de windturbines niet tot het normaal maatschappelijk risico van de derde-partij behoort. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/473

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen

Eneco wind B.V., te Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E. Appünn en ir. F.P. de Jong),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, verweerder
(gemachtigden: A.L.A. Juliger, ing. B.R.M. van Groenendaal en J.P.M. Pijnenburg).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[persoon 1], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. G.H. Blom.

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een tegemoetkoming in planschade van € 2.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, toegekend.
Bij besluit van 5 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Namens eiseres zijn haar gemachtigden verschenen, alsmede mr. drs. C.M.L. van der Lee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Derde-partij is eigenaar van het perceel [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente Reusel, [nummer 1] .
1.2
Aan de [adres 2] is een windturbinepark gerealiseerd. De afstand van de woning van derde-partij tot de dichtstbijzijnde windturbine bedraagt 950 meter. Om het windturbinepark mogelijk te maken is op 14 maart 2012 vrijstelling verleend van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Op grond van dit bestemmingsplan heeft [perceel 1] de bestemming "Agrarisch".
1.3
Op 16 januari 2013 heeft derde-partij verweerder verzocht om een tegemoetkoming in planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in verband met schade die hij stelt te lijden als gevolg van het realiseren van een windturbinepark aan de [adres 2] . Verweerder heeft de aanvragen voor advies voorgelegd aan Tog Nederland Zuid b.v. (Tog). Deze heeft op 24 april 2014 een herzien conceptadvies uitgebracht (nadat eerder was geadviseerd op basis van een onjuiste planologische vergelijking). Op 13 juni 2014 is het definitieve advies uitgebracht waarop het primaire besluit is gebaseerd. Tog concludeert dat derde-partij als gevolg van de vrijstelling van het bestemmingsplan in een planologisch nadeliger positie is komen te verkeren, waardoor hij schade heeft geleden in de vorm van waardevermindering van zijn woning.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder op basis van het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie het primaire besluit gehandhaafd. Het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie is mede gebaseerd op een reactie van Tog van
2 oktober 2014 op het bezwaarschrift van eiseres.
3.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de dichtstbijzijnde windturbine op een afstand van bijna 1 kilometer van de woning van derde-partij staat. Eiseres erkent dat er sprake is van een hoger geluidsniveau dan mogelijk was onder het oude regime en dat enige slagschaduw niet valt uit te sluiten. De toename van het geluidsniveau en de slagschaduw die door de windturbine wordt veroorzaakt is echter dusdanig gering dat dit niet leidt tot waardedaling van de woning van derde-partij, aldus eiseres. Eiseres heeft advies ingewonnen bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ).
3.2
Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat een zekere mate van geluidhinder en slagschaduw door de windturbines wordt veroorzaakt, die op grond van het oude regime niet te verwachten was. Dat vormt het nadeel voor de derde-partij.
3.3
De derde-partij kan de windturbines zien en horen.
3.4
Het beroep dat eiseres doet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3812, kan haar niet baten. Deze uitspraak betrof de vraag of ten gevolge van een popmuziekfestival hinder werd ondervonden ter plaatse van een woning die op een aantal kilometers van het festival was gelegen in het kader van de belanghebbendheid van de bewoner van de woning. Dat geval kan niet op één lijn worden gesteld met de vraag of ten gevolge van de windturbines de waarde van het perceel van de derde-partij is gedaald.
3.5
Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het advies van Tog van
13 juni 2014 onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor zover eiseres in dit verband verwijst naar een studie van de Universiteit van Connecticut en de Lawrence Berkeley National Laboratory van 9 juni 2014 waarin de relatie tussen de komst van windturbines en de waardeontwikkeling van woningen in Massachusetts is onderzocht (studie in Massachusetts), is dat tevergeefs. Dat bevat algemene uitgangspunten over de schade die windturbines aan de waarde van huizen kan toebrengen. Daaraan kan niet worden ontleend dat de windturbines in dit geval geen schade hebben veroorzaakt. Het betoog van eiseres faalt.
4.1
Eiseres betoogt dat verweerder op grond van het normaal maatschappelijk risico niet tot een tegemoetkoming in de planschade heeft mogen overgaan. Zij voert daartoe aan dat de ontwikkeling en realisatie van windturbines in Nederland een ontwikkeling is die in de lijn der verwachting lag en past binnen het beleid dat de gemeente voert. Eiseres verwijst verder naar het door haar ingewonnen advies van de SAOZ, die de afstand tussen de woning en de windturbines behoorlijk ruim, en de omvang van de schade beperkt acht. Tot slot verwijst eiseres ook in dit verband naar de studie in Massachusetts.
4.2
Verweerder merkt op dat deze grond pas in de beroepsfase naar voren is gebracht. Wat betreft de inhoud van de grond, heeft verweerder verwezen naar het advies van Tog dat op 13 juni 2014 in zijn opdracht is opgesteld. Daar is wat betreft het normaal maatschappelijk risico het volgende vermeld: "De onderhavige planologische ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied van de gemeente Reusel-De Mierden, op een locatie die niet behoort tot het centrumdorpse milieu. Ook past de ontwikkeling, het oprichten van vijf windturbines, niet binnen het karakter van de agrarische omgeving waarin ze geplaatst zullen worden, waardoor de omgevingsstructuur wordt aangetast. Verder merken wij op dat de ontwikkeling niet aansluit bij de plaatselijke situatie. Hoewel het plangebied op grote afstand tot het object is gelegen, zijn de windturbines dusdanig hoog dat ze qua hoogte ver boven de bestaande bebouwing uitkomen en in de wijde omtrek zichtbaar zullen zijn. Dit leidt tot een aantasting van het woonklimaat van aanvragers. Gelet op het voorgaande en gelet op de aard van de maatregel, het oprichten van windturbines, ligt de onderhavige planologische ontwikkeling daarom in zijn geheel in de lijn der verwachting. Wij zien geen aanleiding een hoger normaal maatschappelijk risico vast te stellen dan 2%.".
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank staat het eiseres vrij om ten opzichte van de bezwaarfase nieuwe gronden naar voren te brengen.
4.4
Uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2071, waarbij zij verwijst naar haar uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4686, volgt dat het bestuursorgaan beoordelingsruimte heeft ten aanzien van de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico. De rechter toetst de motivering en kan de omvang van het normaal maatschappelijk risico vaststellen door in een concreet geval zelf te bepalen welke drempel of korting redelijk is.
Zoals de Afdeling eveneens in voormelde uitspraak van 1 juli 2015 heeft overwogen moet de vraag of schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort, worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in de zin dat de ontwikkeling in de lijn van de verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de benadeelde en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel.
4.5
De bouw van windturbines ligt niet op elke plaats in Nederland in de lijn der verwachting. Om dat te beoordelen, is onder meer van belang of de ontwikkeling in de ruimtelijke structuur en het gevoerde beleid van de gemeente past.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is. De bouw van een windpark past niet in de ruimtelijke structuur van het gebied waar het perceel is gelegen ( [adres 2] en omgeving). De bebouwing in het gebied bestaat voornamelijk uit agrarische bebouwing in de vorm van een bedrijfswoning met daarachter een stal. Het gebied kent geen hoge bebouwing. In het gebied waren nog geen windturbines gebouwd, en het is op ruime afstand gelegen van de gebieden in Noord-Brabant waar doorgaans meer wind waait. Het lag derhalve niet in de lijn der verwachtingen dat in het gebied een windpark zou worden gebouwd dat bestaat uit 5 windturbines. De bouw van windturbines past evenmin in het ruimtelijk beleid dat de gemeente voor het gebied voert. Het beleid van de gemeente is weliswaar in algemene zin gericht op gebruik van energie afkomstig van duurzame bronnen, maar daarmee richt het ruimtelijk beleid zich niet op de bouw van windturbines binnen het gemeentelijk grondgebied, noch op de bouw van een windpark in het gebied in het bijzonder. Het feit dat verweerder destijds op verzoek van eiseres planologische medewerking heeft verleend door het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, brengt niet mee dat de bouw van de windturbines in het gebied tot het ruimtelijk beleid kan worden gerekend. De vrijstelling was nodig om dat het destijds geldende bestemmingsplan in het geheel niet in de bouw van windturbines, noch in bebouwing hoger dan 3,5 m voorzag. De vrijstelling kan ook niet als een begin van een beleidswijziging worden beschouwd. Andere ruimtelijke beleidsdocumenten die tot de stukken van het dossier behoren, voorzagen evenmin in de bouw van windturbines.
De afstand van de woning tot de dichtstbij gelegen windturbine van 950 m is niet zodanig dat de schade volledig tot het normaal maatschappelijk risico van de derde-partij behoort. De omvang van de schade leidt evenmin tot dat oordeel. Afgaande op voormelde uitspraken van de Afdeling, acht de rechtbank de omvang van de schade met name van belang indien de ontwikkeling op zich als normaal kwalificeert maar de omvang van de schade onevenredig is. Deze situatie doet zich hier niet voor. Zeer geringe of geringe schade komt niet voor vergoeding in aanmerking, reeds vanwege het wettelijk forfait van 2% dat volgt uit artikel 6.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. De omvang van de schade bedraagt € 14.000,00, op een waarde van € 570.000,00. Deze omvang is meer dan 2% en kwalificeert daarmee niet als gering. De verwijzing door eiseres naar de studie in Massachusetts baat haar niet. De gevolgen voor de ontwikkeling van de waarde van het perceel dienen, evenals het normaal maatschappelijk risico, te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval.
Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de bouw van de 5 windturbines in de omgeving van het perceel niet tot het normaal maatschappelijk risico van de derde-partij behoort. Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.