Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen
Eneco wind B.V., te Rotterdam, eiseres
[persoon 1], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. G.H. Blom.
Procesverloop
Overwegingen
2 oktober 2014 op het bezwaarschrift van eiseres.
13 juni 2014 onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor zover eiseres in dit verband verwijst naar een studie van de Universiteit van Connecticut en de Lawrence Berkeley National Laboratory van 9 juni 2014 waarin de relatie tussen de komst van windturbines en de waardeontwikkeling van woningen in Massachusetts is onderzocht (studie in Massachusetts), is dat tevergeefs. Dat bevat algemene uitgangspunten over de schade die windturbines aan de waarde van huizen kan toebrengen. Daaraan kan niet worden ontleend dat de windturbines in dit geval geen schade hebben veroorzaakt. Het betoog van eiseres faalt.
Zoals de Afdeling eveneens in voormelde uitspraak van 1 juli 2015 heeft overwogen moet de vraag of schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort, worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in de zin dat de ontwikkeling in de lijn van de verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de benadeelde en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is. De bouw van een windpark past niet in de ruimtelijke structuur van het gebied waar het perceel is gelegen ( [adres 2] en omgeving). De bebouwing in het gebied bestaat voornamelijk uit agrarische bebouwing in de vorm van een bedrijfswoning met daarachter een stal. Het gebied kent geen hoge bebouwing. In het gebied waren nog geen windturbines gebouwd, en het is op ruime afstand gelegen van de gebieden in Noord-Brabant waar doorgaans meer wind waait. Het lag derhalve niet in de lijn der verwachtingen dat in het gebied een windpark zou worden gebouwd dat bestaat uit 5 windturbines. De bouw van windturbines past evenmin in het ruimtelijk beleid dat de gemeente voor het gebied voert. Het beleid van de gemeente is weliswaar in algemene zin gericht op gebruik van energie afkomstig van duurzame bronnen, maar daarmee richt het ruimtelijk beleid zich niet op de bouw van windturbines binnen het gemeentelijk grondgebied, noch op de bouw van een windpark in het gebied in het bijzonder. Het feit dat verweerder destijds op verzoek van eiseres planologische medewerking heeft verleend door het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, brengt niet mee dat de bouw van de windturbines in het gebied tot het ruimtelijk beleid kan worden gerekend. De vrijstelling was nodig om dat het destijds geldende bestemmingsplan in het geheel niet in de bouw van windturbines, noch in bebouwing hoger dan 3,5 m voorzag. De vrijstelling kan ook niet als een begin van een beleidswijziging worden beschouwd. Andere ruimtelijke beleidsdocumenten die tot de stukken van het dossier behoren, voorzagen evenmin in de bouw van windturbines.
De afstand van de woning tot de dichtstbij gelegen windturbine van 950 m is niet zodanig dat de schade volledig tot het normaal maatschappelijk risico van de derde-partij behoort. De omvang van de schade leidt evenmin tot dat oordeel. Afgaande op voormelde uitspraken van de Afdeling, acht de rechtbank de omvang van de schade met name van belang indien de ontwikkeling op zich als normaal kwalificeert maar de omvang van de schade onevenredig is. Deze situatie doet zich hier niet voor. Zeer geringe of geringe schade komt niet voor vergoeding in aanmerking, reeds vanwege het wettelijk forfait van 2% dat volgt uit artikel 6.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. De omvang van de schade bedraagt € 14.000,00, op een waarde van € 570.000,00. Deze omvang is meer dan 2% en kwalificeert daarmee niet als gering. De verwijzing door eiseres naar de studie in Massachusetts baat haar niet. De gevolgen voor de ontwikkeling van de waarde van het perceel dienen, evenals het normaal maatschappelijk risico, te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval.
Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de bouw van de 5 windturbines in de omgeving van het perceel niet tot het normaal maatschappelijk risico van de derde-partij behoort. Het betoog faalt.