Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
“vooraankondiging ontslagvergunningsaanvraag”voor [werkneemster] doen toekomen. [A] heeft de aanvraag voor de ontslagvergunning gebaseerd op bedrijfseconomische redenen.
“graag”uiterlijk maandag 18 mei 2015 voor akkoord getekend van [werkneemster] te ontvangen.
“Heeft u werknemer een fulltime dienstverband aangeboden? (…)”, ontkennend beantwoord en aangegeven dat in dat verband mede een bezwaar is gelegen in
“een kwestie vanintegriteit. Begin 2013 is de werkgever namelijk gestuit op een misbruik van het e-mailaccount (…). (…) Het is voor een advocatenkantoor volstrekt ongepast en onaanvaardbaar dat via de kantooraccount dergelijke contacten worden onderhouden en daar had destijds om die reden een ontslagmaatregel genomen kunnen worden. Dat is dezerzijds toen nagelaten, maar dat laat onverlet dat een werkneemster met een dergelijke integriteitsbeleving niet kan functioneren als enige fulltime secretaresse. (…)”.
“(…) Het handhaven van werkneemster ondanks de bedrijfseconomische gronden en - sterker nog - het aannemen (…) als fulltime secretaresse is extra bemoeilijkt door de deloyale houding van werkneemster binnen deze ontslagvergunningsprocedure. Haar ziekmelding binnen enkele dagen na de aanzegging zou volgens bedrijfsarts en betrokkene zelf zijn veroorzaakt door een vertrouwensbreuk tussen haar en de office-manager. (…) Naar de mening van ondergetekende is hier sprake van gespeelde ziekmelding en verstoring van verhoudingen en vloeit per saldo hier een zodanige mate van deloyaliteit uit, dat het idee van een fulltime dienstverband als enige secretaresse niet reëel is. (…)”.
“(…) Wij zijn van mening dat u bij de uitvoering van de personeelsinkrimping gelet op de grootte van de onderneming redelijkerwijs de keuze heeft kunnen maken om een van de twee secretaresses voor ontslag voor te dragen. (…) Wij zijn van mening dat beide functies van secretaresse onderling uitwisselbaar zijn. (…) Het voorgaande betekent dat werknemer in afwijking van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag voorgedragen wordt. (…) U doet vervolgens een beroep op verschillende argumenten om van de afspiegeling af te mogen wijken. (…) Voor zover u een beroep doet op een verstoorde relatie, een gebrek aan loyaliteit of disfunctioneren aan de kant van werknemer zijn wij van mening, voor zover daar al sprake van is, dat dit geen rol speelt bij de beoordeling of afgeweken kan worden van de afspiegeling. (…).”
3.Het verzoek en het verweer
subsidiairtot ontbinding tegen 1 oktober 2015, zulks met de bepaling dat [A] geen billijkheidsvergoeding verschuldigd is. [A] stelt dat in het kortlopende regelings-overleg door haar in het geheel geen verwijtbare feiten zijn gepleegd. Er was sprake van rustig overleg over een beëindigingsvoorstel, nadien een ziekmelding met door de werkgever uitgesproken gemotiveerde twijfels, vervolgens een ontslagprocedure met een vergeefse poging door middel van argumenten en stukken een afwijking van het afspiegelingsbeginsel te motiveren [A] voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
4.De beoordeling
subsidiairontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt, blijkt dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen. Duidelijk is dat de verhoudingen tussen partijen, met name door de inbreng door [A] van bedoelde privé mails in de ontslagprocedure bij het UWV, dusdanig verstoord zijn geraakt dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst uitgesloten is en voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer mogelijk is.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de kantonrechter niet voor. Daarover wordt het volgende overwogen.