Op 7 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een plofkraak op 19 februari 2015 te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1989, werd samen met een mededader beschuldigd van het wegnemen van een aanzienlijke hoeveelheid geld uit een geldautomaat van de ING Bank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader zich toegang tot de plaats delict hadden verschaft door middel van braak en dat zij dit deden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en het bewijs dat door de verbalisanten was verzameld. De verdachte werd op heterdaad betrapt en er werd een grote hoeveelheid geld aangetroffen in de nabijheid van de plaats delict.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vormverzuim en dat de aanhouding van de verdachte door de verbalisanten niet in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de inbeslaggenomen goederen verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de professionele en brutale wijze waarop het was uitgevoerd, en de aanzienlijke schade die was veroorzaakt aan zowel de geldautomaat als het gebouw waarin deze zich bevond. De verdachte had geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen en had geen medewerking verleend aan het onderzoek door de reclassering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit en legde de straf op in overeenstemming met de ernst van het delict.