ECLI:NL:RBOBR:2015:5143

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
01/845135-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee woninginbraken met oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2015 in Nistelrode en op 4 februari 2015 in Lochem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening sieraden en andere goederen heeft weggenomen uit woningen. De verdachte heeft de toegang tot de woningen verkregen door middel van braak en inklimming. Tijdens de zittingen op 21 mei en 14 augustus 2015 heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de woninginbraken, maar de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk de inbraken heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij onder andere gekeken naar getuigenverklaringen en het signalement van de verdachte, dat overeenkwam met de beschrijvingen van getuigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldingsgebod en een behandelverplichting. De vordering na voorwaardelijke veroordeling is afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging in het licht van de op te leggen ISD-maatregel niet wenselijk is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer dagvaarding: 01/845135-15
Parketnummer vordering: 21/005278-08
Datum uitspraak: 28 augustus 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres verdachte] ,
nu preventief gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2015 en 14 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 april 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2015 te Nistelrode, gemeente Bernheze, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [pleeglocatie 1] ) heeft weggenomen (onder meer) sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming immers heeft verdachte (opzettelijk) een ruit opengebroken en/of ingeslagen en/of is vervolgens naar binnen geklommen;
2.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Lochem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [pleeglocatie 2] ) heeft weggenomen (onder meer) sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming immers heeft verdachte opzettelijk een of meerdere ruit(en) ingeslagen en/of is verdachte (vervolgens) via dit raam naar binnen geklommen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 21/005278-08 is aangebracht bij vordering van 8 april 2015. Deze vordering heeft betrekking op een arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 3 augustus 2009.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding en de oproeping geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde en de vordering kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.

Verdachte heeft in alle toonaarden ontkend iets met woninginbraak te maken te hebben en de verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat rechtstreeks bewijs zou ontbreken dat verdachte degene is geweest die de woninginbraak zou hebben gepleegd.
.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. Op 25 februari 2015 heeft rond 16.30 uur een woninginbraak plaatsgevonden op [pleeglocatie 1] in Nistelrode, gemeente Bernheze. De buit bestond uit sieraden. Rond 16.15 uur zag de overbuurvrouw [getuige 1] een grote kale man (signalement: ongeveer 40 jaar, ongeveer 1.90 meter, donkere jas en spijkerbroek) aan de poort staan rammelen op de oprit van de woning waar later de inbraak plaatsvond. Aangever [benadeelde 1] kwam rond 16.30 uur bij de woning van zijn ouders, terwijl de inbraak nog aan de gang was. Hij zag meteen dat was geprobeerd de poort te openen en achter bij de woning zag hij dat een raam was opengebroken en eenmaal binnen hoorde hij geluiden vanaf de bovenverdieping. Hij nam buiten de woning positie in en zag, kort nadat hij glasgerinkel hoorde, dat de poort nu open stond en op de parkeerplaats naast het buurperceel zag hij een man lopen. [benadeelde 1] geeft het volgende signalement van die man: kale kop, zwarte jas met een scheur aan de rugzijde, 1.85 meter, blauwe schoenen. Aangever is die man achterna gelopen. Zeer korte tijd later en op een kleine afstand van de woning van aangever, is verdachte op aanwijzing in de omgeving aangehouden door de politie. Op nog geen meter afstand van verdachte lag een paar handschoenen. In een van de handschoenen bevonden zich sieraden die later zijn herkend door een bewoner van [pleeglocatie 1] als zijn sieraden. Verdachte is die dag door de politie omschreven als een kale man, die een zwarte jas droeg en blauwe schoenen aan had.
Een medewerker van een kledingwinkel waar verdachte binnen was na de inbraak en vóór zijn aanhouding, heeft een vergelijkbaar signalement gegeven en heeft ook verklaard dat de jas die verdachte droeg, kapot was.
Verdachte heeft ter zitting ontkend, maar ook verklaard dat hij niet nader wil verklaren omtrent de woninginbraak, omdat hij een gezin heeft en vreest voor represailles. Het strafdossier laat -in weerwil van verdachtes ontkennende verklaring ter terechtzitting- evenwel geen andere conclusie toe dan dat verdachte als inbreker betrokken was bij de
woninginbraak. Immers, redenen waarom in zijn nabijheid de sieraden uit die woning, direct na de inbraak, zijn aangetroffen, heeft de verdachte ondanks dat hij daartoe meerdere malen is uitgenodigd, niet willen geven. De rechtbank komt tot de slotsom dat de verdachte voor alle hem belastende en voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden geen ontzenuwende verklaring heeft gegeven, terwijl deze in de gegeven omstandigheden wel van hem mag worden gevergd. Een veroordeling zal volgen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 25 februari 2015 te Nistelrode, gemeente Bernheze, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [pleeglocatie 1] ) heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, immers heeft verdachte een ruit ingeslagen en is vervolgens naar binnen geklommen.
2.
op 04 februari 2015 te Lochem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [pleeglocatie 2] ) heeft weggenomen sieraden en horloges en geld, toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, immers heeft verdachte een ruit ingeslagen en is verdachte via dit raam naar binnen geklommen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
- Oplegging van de voorwaardelijke maatregel van plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, met een proeftijd van 3 jaren en met de door de Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden als een meldingsgebod, een drugsverbod, een locatieverbod en een behandelverplichting bij Kaïros.
- De vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging in het licht van de op te leggen ISD-maatregel niet wenselijk is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het 39 pagina’s tellend strafblad van verdachte blijkt dat hij al bijna dertig jaar crimineel actief is. Vanaf 1985 is hij veelvuldig veroordeeld voor vermogensdelicten.
De eerder opgelegde gevangenisstraffen hebben niet het gewenste effect bereikt. Verdachte heeft deze veroordelingen ook niet aangegrepen om zijn leven een positieve wending te geven.
Verdachte heeft zich nu wederom schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Dit keer twee woninginbraken. Verdachte heeft daarbij goederen weggenomen en schade toegebracht aan die woningen.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak
in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder
en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven en mogelijk louter om in zijn harddrugsverslaving te kunnen voorzien. Uit verdachtes handelen bij dit feit en de overige bewezen verklaarde vermogensdelicten spreekt bovendien minachting voor andermans
eigendomsrechten.
Uit het door Reclassering Nederland over de persoon van de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 12 augustus 2015 blijkt onder meer het volgende.
“Betrokkene kent een verleden van harddrugsmisbruik en verslaving aan cocaïne en heroïne.
Betrokkene zegt op eigen kracht te zijn gestopt met harddrugs en nu alleen soms nog te blowen. In hoeverre er een relatie bestaat tussen zijn drugsgebruik en delictgedrag is ons niet geheel duidelijk. Het aantal delicten waarvoor hij veroordeeld is, lijkt niet significant afgenomen te zijn.
Bij betrokkene is sprake van structurele psychische en gedragsproblematiek. Recente diagnostiek ontbreekt. De problematiek lijkt complex - binnen alle leefgebieden zijn er zorgen - maar door het ontbreken van uitvoerig onderzoek is er geen plan van aanpak (inclusief prioritering; "wat te doen" en "waar te beginnen") op te stellen.
Betrokkene geeft aan gemotiveerd te zijn voor onderzoek en behandeling in ambulant
kader. Aan een gesloten setting, in de vorm van een ISD-maatregel, zegt hij niet mee
te willen werken.
Op basis van de delictgeschiedenis van betrokkene en de gesignaleerde problemen en
zorgpunten binnen de diverse leefgebieden, schatten wij, bij het uitblijven van
benodigde hulpverlening, het recidiverisico in als hoog.
Ingeschat wordt dat er een gemiddeld tot hoog risico op onttrekken aan voorwaarden
is. Betrokkene geeft aan graag mee te werken aan alle voorwaarden, maar tot heden
is niks van de grond gekomen. Om hem blijvend te motiveren voor verandering - en
hem daartoe werkelijk aan te zetten - lijkt intensieve begeleiding noodzakelijk.
Onze overwegingen om te komen tot dit advies zijn de volgende:
Gezien de justitiële documentatie van betrokkene en het feit dat ambulante
hulpverlening nog nooit goed van de grond is gekomen, staat de reclassering in de
basis niet afwijzend ten opzichte van een ISD-maatregel. Echter gezien betrokkene
kort voor zijn huidige hechtenis aangemeld was voor onderzoek/behandeling binnen de
forensische psychiatrie, lijken er buiten een ISD-maatregel nog mogelijkheden te zijn
om te komen tot recidivevermindering. Dit heeft ons inziens enkel kans van slagen als
onderdeel van een intensief reclasseringstoezicht, waarbij de dagbesteding van
betrokkene gestructureerd wordt middels elektronisch toezicht en hem verboden wordt (hard)drugs te gebruiken.”
Uit eerder genoemd strafblad van verdachte en de ter terechtzitting van 14 augustus 2015 door de officier van justitie overgelegde executiedocumentatie en het detentieoverzicht van verdachte, blijkt verder dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten tenminste driemaal ter zake misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank is, mede gelet op voormeld reclasseringsrapport, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom soortgelijke misdrijven zal begaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders eist, waartoe wordt verwezen naar het feit dat verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m lid 1 van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
Doorgaans is in dit soort situaties de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders van groot belang, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, nu de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van in ieder geval de psychische- en gedragsproblematiek van verdachte en mogelijk ook de drugsverslaving van verdachte.
Echter, gelet op het verhandelde ter terechtzitting van 14 augustus 2015 en op voormeld advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel -evenals de officier van justitie- dat de maatregel niet tenuitvoergelegd dient te worden, mits verdachte zich gedurende een hierna vast
te stellen proeftijd (onder meer) aan de algemene voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft ter bescherming van de veiligheid van personen of goederen. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat de rechtbank deze maatregel, zij het thans in voorwaardelijke vorm, voor de maximale termijn van twee jaren zal opleggen. Immers, mocht de nu voorwaardelijk op te leggen maatregel op enig moment tenuitvoergelegd worden, acht de rechtbank het van groot belang dat alsdan de maximale termijn benut kan worden.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen om voormelde door de reclassering voorgestelde ambulante aanpak niet te doorkruisen.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38m, 38n, 38p, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende maatregel.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar voorwaardelijk
met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan alle aanwijzingen, voorschriften en afspraken
die Reclassering Nederland hem geeft.
- zich in dat verband meldt op de eerstvolgende werkdag na zijn vrijlating tussen 09.00 uur
en 10.30 uur aan de balie van Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1 te Nijmegen en
zich hierna blijft melden op de door Reclassering Nederland te bepalen tijdstippen, zo
frequent en zo lang Reclassering Nederland dat nodig acht.
- zich ambulant laat behandelen bij Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek te
Nijmegen, of een soortgelijke instelling. Dit zo lang en intensief als nodig wordt geacht door de behandelaars, in overleg met Reclassering Nederland.
- geen harddrugs gebruikt en zich zo frequent als Reclassering Nederland bepaalt controle
hierop ondergaat d.m.v. urinecontroles bij Iriszorg of een soortgelijke organisatie.
- gedurende het eerste jaar van de proeftijd verblijft op het adres [locatie] te
[gemeente] . Daarbij heeft veroordeelde op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok
van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft veroordeelde 4 uur
vrij te besteden. Wanneer veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft,
krijgt hij twee uur vrij te besteden. Alle uren worden vooraf vastgesteld, in overleg met
Reclassering Nederland. Dit locatiegebod wordt gecontroleerd door middel van een
elektronisch controlemiddel (RFID).
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De beslissing over de voorlopige hechtenis.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
De beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Wijst af de vordering met parketnummer 21-005278-08 van de officier van justitie d.d.
8 april 2015.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 28 augustus 2015.
Mr. W.B. Kok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.