Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
kort gedingvan:
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vordert de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) in kort geding dat uitzendbureau AOK B.V. wordt veroordeeld om de bepalingen van de Bouw CAO na te leven ten aanzien van de Hongaarse uitzendkrachten die AOK ter beschikking stelt aan ondernemingen die onder de werkingssfeer van de Bouw CAO vallen. FNV stelt dat AOK de CAO-bepalingen niet volledig en/of niet juist toepast. De kantonrechter oordeelt dat FNV een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar vorderingen, vooral omdat AOK niet is verschenen in de procedure, ondanks dat zij op de juiste wijze is opgeroepen. De wet bepaalt dat de vorderingen van de eisende partij worden toegewezen, tenzij deze vorderingen de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De kantonrechter heeft alleen getoetst of de vorderingen van FNV niet in strijd zijn met het objectieve recht en of de aangevoerde gronden het gevorderde kunnen dragen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat FNV een voldoende zelfstandig belang heeft bij de vorderingen en dat de vorderingen voldoende bepaald zijn. Twee vorderingen zijn afgewezen wegens gebrek aan zelfstandig belang en voldoende bepaaldheid, maar de overige vorderingen zijn toegewezen. AOK wordt veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis haar werknemers met terugwerkende kracht te belonen conform een correcte inschaling in functiegroep B of D, en om andere CAO-voordelen te verlenen. AOK moet ook de kosten van de procedure betalen, die aan de zijde van FNV zijn begroot op € 82,34 aan dagvaardingskosten, € 466,- aan griffierecht en € 400,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van FNV. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 26 augustus 2015.