ECLI:NL:RBOBR:2015:4938

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
01/860085-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige stiefkleinkinderen en bezit van kinderporno

Op 19 augustus 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn twee minderjarige stiefkleinkinderen, geboren op 12 juni 2001, en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 juli 2012 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige meisjes, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De verdachte heeft deze beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en elkaar ondersteunden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2014 in het bezit was van een laptop met daarop 303 afbeeldingen die als kinderpornografisch zijn geclassificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, tot een totaalbedrag van € 2002,13, en zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/860085-15
Datum uitspraak: 19 augustus 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juli 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 augustus 2015 is gewijzigd (vetgedrukt) is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 juli 2012 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] (beiden geboren op 12 juni 2001), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt en/of die toen (telkens) aan zijn zorg en/of waakzaamheid was/waren toevertouwd, buiten echt (telkens) een of meer ontuchtige handelingen met die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft gepleegd, immers heeft verdachte (telkens) zijn hand(en) in de (onder)broek van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] gebracht en/of (telkens) de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] betast en/of gestreeld en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] betast en/of gestreeld en/of daarbij zijn, verdachte's broek (telkens) uitgetrokken en/of zichzelf (telkens) afgetrokken en/of zichzelf betast ; (artikel 247 jo artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht) ;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks3 december 2014te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (een) notebook/computer (merk Acer) bevattende (een aantal/hoeveelheid) afbeelding(en), te weten een hoeveelheid/hoeveelheden foto('s) in bezit heeft gehaden/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaftterwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het met de penis oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) bestandsnaam [bestandsnaam] en/of bestandsnaam [bestandsnaam] , beiden beschreven in proces-verbaalnummer 2014173784/21ZED14013 en tevens opgenomen in de toonmap)
en/of
het met (een) vinger(s)/hand(en) betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) bestandsnaam [bestandsnaam] opgenomen in de fotomap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) poseert/poseren in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(zie (onder andere) bestandsnaam [bestandsnaam] en/of bestandsnaam [bestandsnaam] beiden beschreven in proces-verbaalnummer 2014173784/21ZED14013 en tevens opgenomen in de toonmap)
(artikel 240b Wetboek van Strafrecht)
______________________________________________________
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bronnen.
een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2014173784, afgesloten d.d. 4 maart 2015, aantal doorgenummerde bladzijden : 164. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakt processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
een verklaring van [betrokkene] d.d. 16 juli 2015, opgemaakt en ondertekend op 16 juli 2015, met proces-verbaalnummer PL2100-2014173784-36.
Inleiding.
Verdachte wordt beschuldigd van ontucht met zijn twee minderjarige stief-kleinkinderen [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en het voorhanden hebben van in totaal 303 afbeeldingen welke te classificeren zijn als kinderporno. Verdachte heeft de feiten ontkend en zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten bewezen, met uitzondering van de navolgende passage uit feit 1: ‘
en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] betast en/of gestreeld en/of daarbij zijn, verdachte's broek (telkens) uitgetrokken en/of zichzelf (telkens) afgetrokken en/of zichzelf betast.’ De officier van justitie heeft voor dat deel van de tenlastelegging partiële vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op meerdere gronden een integrale vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal de concrete standpunten in de bespreking van de feiten betrekken voor zover dit noodzakelijk is.
Het oordeel van de rechtbank.
t.a.v. feit 1, de ontuchtige handelingen.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Op 1 december 2014 heeft
[moeder van slachtoffers]namens haar kinderen [slachtoffer2] en [slachtoffer1] aangifte gedaan van een zedendelict gepleegd door ‘opa [naam verdachte] ’
[hierna te noemen verdachte], in diens huis. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer1] en [slachtoffer2] beide geboren zijn op 12 juni 2001. Het misbruik vond plaats vanaf 2007 tot ongeveer 2010; op de [pleeglocatie] te ’s-Hertogenbosch
[de rechtbank begrijpt: [pleeglocatie] te ’s-Hertogenbosch] (bron 1, p. 31). Aangeefster hoorde op 5 november 2014 de beide meisjes huilen en vroeg wat er aan de hand was. [slachtoffer1] vertelde dat het ging om iets wat opa [naam verdachte] had gedaan. [slachtoffer2] vertelde dat opa zijn hand om haar middel deed en zijn hand in haar onderbroek stopte.
(bron 1, p. 35). [slachtoffer2] heeft gezegd dat opa dat alleen deed als hij alleen was met hen
(bron 1, p. 36).
Op 12 december 2014 werd
[slachtoffer2]gehoord. Zij verklaarde onder meer dat één van haar opa’s opa [naam verdachte] betrof
(bron 1, p. 73). [slachtoffer2] verklaarde dat zij met haar zus [slachtoffer1] vaak bij opa en oma was, door de week en ook in het weekend. Ook verklaarde zij dat als haar vader weg was en oma boodschappen ging doen met haar zus, verdachte dan een arm om haar heen sloeg en probeerde met zijn hand in haar broek te komen. Het zou meermalen zijn voorgevallen. Zij zaten op de driepersoonsbank. Hij zat dan in de hoek en [slachtoffer2] altijd naast opa. Opa hield haar vast tot aan haar heup en dan ging hij met zijn hand in haar broek
(bron 1, p. 74). In het begin deed hij het alleen in haar broek en later ook in haar onderbroek en verder naar beneden. Hij raakte haar huid aan als hij met zijn hand in haar broek ging. Ook onder haar onderbroek. Hij zat maar een klein stukje van haar vagina vandaan. Het gebeurde altijd bij opa op de bank als zij alleen waren. Het gebeurde als zij met opa alleen was vanaf dat zij 6 à 7 jaar was. Het gebeurde per maand één of twee keer. Het stopte toen zij 10 à 11 jaar was
(bron 1, p. 76). Voorts heeft [slachtoffer2] verklaard dat [slachtoffer1] op zeker moment heeft verteld dat opa haar broek naar beneden had getrokken
(bron 1, p. 77).
Op 18 december 2014 werd
[slachtoffer1]gehoord. Zij verklaarde onder meer dat zij met haar zus [slachtoffer2] vaak bij opa [naam verdachte] kwam
(bron 1, p. 82).
(bron 1, p. 84). Verder verklaarde zij dat als [slachtoffer2] bijvoorbeeld met oma naar de winkel ging, opa aan haar lichaam kwam. De ergste keer was dat hij bij haar in haar broek ging. Hij wreef er toen met zijn vingers overheen. Het gebeurde in de woonkamer op de bank. [slachtoffer2] en oma gingen boodschappen doen. Zij
(opa en [slachtoffer1] )zaten tv te kijken en toen begon hij steeds meer aan haar te zitten. Op zeker moment ging verdachte in haar broek. Dat gebeurde op de bank in de woonkamer. Eerst legde hij een hand op haar heup en ging dan met zijn duim in haar broek. Hij ging steeds dieper
(bron 1, p. 87). Hij ging langzaam in haar onderbroek en wreef over haar vagina heen met de vingers op de huid. Hij wreef rondjes met zijn vingers. De eerste keer was [slachtoffer1] 5 of 6 jaar oud. Het gebeurde vaak. Het stopte toen zij rond de 10 jaar oud was
(bron 1, p. 88).
Op 22 december 2014 werd
[vader van slachtoffers](de vader van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] ) gehoord als getuige. Hij verklaarde dat verdachte zijn stiefvader is en woont op de [pleeglocatie] te ’s-Hertogenbosch. Volgens getuige kwamen [slachtoffer2] en [slachtoffer1] vaak bij verdachte
(bron 1, p. 97). Getuige heeft voorts verklaard dat [slachtoffer2] tegen hem had gezegd dat verdachte haar vastpakte en met zijn hand in haar broek ging.
(bron 1, p. 98). Op 3 december 2014 heeft getuige verdachte in zijn woning geconfronteerd met het feit dat hij aan [slachtoffer1] en [slachtoffer2] zou hebben gezeten en aan hem gevraagd of zijn kinderen liegen. Verdachte heeft toen gezegd dat dit niet het geval was
(bron 1, p. 99).
Op 3 december 2014 waren verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2]ter plaatse bij de woning van verdachte op de [pleeglocatie] te ’s-Hertogenbosch in verband met een conflict over een zedendelict. Er was aangifte gedaan van het feit dat verdachte seksuele handelingen zou hebben gepleegd met de kinderen van één van de zoons van verdachte. Verbalisant [verbalisant 1] vernam van de aanwezige familie dat de verdachte aan hen had bekend dat hij de kinderen had misbruikt. Verbalisant [verbalisant 1] vernam vervolgens van verdachte dat het klopte. Verdachte vertelde dat hij aan de familie had verteld en had
bekend dat er wat was voorgevallen
(bron 1, p. 44).
Verdachteheeft ter terechtzitting van 5 augustus 2015 verklaard dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] wel eens met hem in zijn woning waren zonder dat iemand anders er bij was. Zij kwamen dan tv kijken.
Betrouwbaarheid.
Met de officier van justitie en in tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] betrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] vergelijkbare gedetailleerde verklaringen hebben afgelegd over hetgeen hen is overkomen. De rechtbank stelt voorts vast dat hun verklaringen elkaar op wezenlijke onderdelen ondersteunen en versterken en dat zij de gestelde ontuchtige handelen van verdachte geenszins aandikken. Dit maakt hun verklaringen naar het oordeel van de rechtbank oorspronkelijk en oprecht. Ook constateert de rechtbank met de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] op detailniveau van elkaar verschillen. Echter, de rechtbank waardeert deze verschillen van ondergeschikt belang afgezet tegen de op essentiële onderdelen overeenstemmende beschuldigingen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] tegen verdachte. De rechtbank ziet in die verschillen veeleer een bevestiging van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en een contra-indicatie voor de door de verdediging gestelde afstemming. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen gevonden dat de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] als onbetrouwbaar zouden moeten worden aangemerkt vanwege inhoudelijke afstemming of beïnvloeding door hun moeder of door elkaar. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank geen enkel valide argument aangevoerd waaruit het tegendeel zou moeten volgen.
Steunbewijs.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden opgemaakt dat niet is vereist dat het misbruik steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaringen van de aangeefsters op bepaalde punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaringen en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Vooropgesteld moet worden dat de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] elkaar ondersteunen en versterken. Voldoende steunbewijs voor de belastende verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] is te vinden in de verklaring van [vader van slachtoffers] , het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] over het voorval bij de woning van verdachte op 3 december 2014 waarbij verdachte zich afzonderlijk ten opzichte van [vader van slachtoffers] en verbalisant [verbalisant 1] in bekennende zin heeft uitgelaten over de onderhavige beschuldigingen van misbruik en in de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte zelf. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij bevestigt dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] in de bewezenverklaarde periode wel eens met hem in zijn woning waren zonder dat iemand anders er bij was en zij dan televisie keken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs aanwezig voor de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] .
De verweren van de verdediging ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen worden dan ook verworpen.
Voorwaardelijke onderzoekswensen.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting voorwaardelijk verzocht om de zaak aan te houden in het geval van een bewezenverklaring, teneinde een deskundige te benoemen en hem de opdracht te verstrekken de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] te toetsen, en voorts hen en daarnaast de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder ede als getuigen te horen.
De rechtbank wijst deze voorwaardelijke verzoeken af, omdat hiervan de noodzaak niet is gebleken. Meer specifiek overweegt de rechtbank daartoe het volgende.
Er zijn onvoldoende omstandigheden gesteld danwel gebleken voor de noodzaak van een nadere beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] door een deskundige. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] betrouwbaar op de gronden zoals eerder vermeld. Gelet hierop is de rechtbank de noodzaak van het verzochte niet gebleken. Daarbij moet worden opgemerkt dat de verdediging niet uiteen heeft gezet op welke wijze de deskundige een relevante bijdrage zou kunnen leveren aan hetgeen door de verdediging omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] reeds heeft aangevoerd. Bovendien wijst de rechtbank erop dat zij de aangewezen instantie is voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen en dat zij zich op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht acht om een oordeel te kunnen geven omtrent de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen. Van de noodzaak van het onder ede horen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en de beide verbalisanten is de rechtbank evenmin gebleken. Gelet op de zeer summiere toelichtingen op beide verzoeken, bezien tegen de achtergrond van hetgeen hierboven is vastgesteld en mede gelet op het stadium waarin de verzoeken zijn gedaan, ziet de rechtbank geen noodzaak tot het als getuigen horen van voormelde personen. De verzoeken zijn onvoldoende onderbouwd.
Conclusie.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer2] en [slachtoffer1] zoals hierna vermeld. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het betasten van andere lichaamsdelen en het betasten/bevredigen van zichzelf, zodat hij hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
t.a.v. feit 2, bezit kinderporno.
Vaststaande en onbetwiste gegevens
Op 22 december 2014 is onder [vader van slachtoffers] een laptop in beslag genomen, een Acer Aspire met als goednummer PL2100-2014173784-721191
(bron 1, p. 8). Deze laptop is in beslag genomen naar aanleiding van het verhoor van [vader van slachtoffers] op genoemde datum. De laptop is door [vader van slachtoffers] ten tijde van het hiervoor onder feit 1 benoemde incident op 3 december 2014 meegenomen uit het huis van verdachte gelegen aan de [pleeglocatie] te ’s-Hertogenbosch. Volgens [vader van slachtoffers] is de laptop van verdachte [verdachte] en staan er foto’s op
(bron 1, p. 99-100).
Rechtmatigheid van inbeslagname
De verdediging heeft rechtmatigheid van de inbeslagname van de laptop van verdachte betwist, hetgeen een vormverzuim oplevert dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden van alle hieruit voortvloeiende onderzoeksresultaten. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat, zoals hiervoor reeds is vastgesteld, deze laptop (op voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering) onder [vader van slachtoffers] in beslag is genomen, en verdachte door deze gang van zaken niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Dat deze laptop eerder door [vader van slachtoffers] bij verdachte is weggehaald, maakt dat niet anders.
Overige bewijsmiddelen.
De in beslag genomen
laptop is onderzocht. Tijdens dit onderzoek is het navolgende vastgesteld
(bron 1, p. 50-61):
Op 22 december 2014 is uit handen van [vader van slachtoffers] het navolgende in beslag genomen: (PL2100-2014173784-721191), een notebook computer, Acer Aspire. De laptop is voor nader onderzoek aangeboden aan de afdeling Digitale opsporing van de nationale politie, eenheid Oost-Brabant
(p. 51). Vastgesteld is dat op deze laptop in totaal 303 afbeeldingen voorkwamen die volgens de criteria kinderpornografisch zijn. Van deze afbeeldingen zijn er 105 uniek aangetroffen
(p. 53). Uit de afbeeldingen in de bij het proces-verbaal gevoegde collectiescan op bijlage I
(p. 54)- zijnde een inhoudelijke beoordeling van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal- , is een representatieve doorsnede van 18 afbeeldingen samengesteld en als stuk van overtuiging aan de officier van justitie ter beschikking gesteld. 15 afbeeldingen waren afkomstig uit de bestanden die normaal en zonder speciale software door gebruiker te benaderen en zichtbaar zijn. Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit de Temporary Internetfiles. Verbalisanten zagen dat op één na alle afbeeldingen, afbeeldingen betroffen waarop meisjes of een lichaamsdeel van een meisje zichtbaar in beeld te zien was. Bij de afbeeldingen waarop de meisjes geheel zichtbaar en herkenbaar stonden afgebeeld was naar hun oordeel sprake van een poserende danwel geregisseerde houding. Een aanzienlijk deel van de afbeeldingen betroffen afbeeldingen waarop sterk was ingezoomd op het vrouwelijke geslachtsdeel. Naar hun oordeel waren de afbeeldingen of bevond althans de persoon die daarop was afgebeeld zich, in een poserende houding. De afbeeldingen zijn naar hun oordeel vervaardigd en/of bedoeld of bestemd om althans seksueel prikkelend te zijn.
P. 55-56:
De afbeeldingen zijn voornamelijk aangetroffen op drie plaatsen op de gegevensdrager.
Verbalisanten zagen namelijk dat de afbeeldingen zich voornamelijk bevonden in de volgende paden:
[bestandsnaam]
en
[bestandsnaam]
[verdachte] \ [bestandsnaam]
en
[bestandsnaam] [verdachte] [bestandsnaam]
Gezien de aan de afbeeldingen gekoppelde metadata zijn het merendeel van de afbeeldingen
ogenschijnlijk op of omstreeks 24 augustus 2014 op de gegevensdrager geplaatst en zijn de
afbeeldingen die zijn aangetroffen in de bestandsmap met het pad:
[bestandsnaam]
op 22 oktober 2014 het laatst door de gebruiker bekeken/geopend.
Beschrijving van een aantal van de aangetroffen strafbare afbeeldingen:
1.Bestandsnaam:
[bestandsnaam]
“Wij zien een meisje wat geheel naakt op haar rug ligt op wat lijkt te zijn een bank. Wij zien dat het meisje haar benen opgeheven heeft waarbij ze de benen achter haar hoofd heeft gebracht en waarbij ze de armen voor de benen omhoog heeft geheven. De vagina van het meisje is centraal in beeld te zien. Het meisje is zichtbaar en herkenbaar in beeld te zien.
Er is geen sprake van zichtbare beharing in de schaamstreek en/of zichtbare borstontwikkeling. Wij zien dat er sprake is van gebruik van make-up en dat het meisje sieraden draagt, die niet bij haar leeftijd passen. Wij schatten de leeftijd van het meisje tussen de 8 tot 10 jaar oud”.
2. Bestandsnaam
[bestandsnaam]
“Wij zien een afbeelding waarbij sterk is ingezoomd op het geslachtsdeel van ogenschijnlijk een minderjarig meisje. Ogenschijnlijk wordt de broek, althans het boven kledingstuk en de onderbroek of slip door het kind zelf naar beneden getrokken of gehouden met de eigen hand. Hierdoor is de vagina ontbloot in beeld te zien. Er is geen sprake van zichtbare beharing en ogenschijnlijk is er sprake van een kinderhuid. Wij schatten de leeftijd van het kind tussen de 4 tot 8 jaar oud mede gezien de huidplooi bij de pols”.
3.Bestandsnaam
[bestandsnaam]
“Wij zien een afbeelding waarbij een meisje geheel naakt op haar rug in ogenschijnlijk een (rubber)boot ligt. Het meisje ligt met de benen gespreid en haar vagina is centraal in beeld te zien. Het meisje heeft handen met gespreide vingers op haar bovenbenen liggen. Het meisje is zichtbaar en herkenbaar in beeld te zien en ze kijkt in de richting van de lens. Gezien de houding lijkt er sprake van een niet natuurlijke, poserende houding. Er is sprake van zeer geringe borstontwikkeling en er is (nog) geen sprake van zichtbare beharing in de schaamstreek. Wij schatten de leeftijd van het meisje tussen de 10 tot 12 jaar oud”.
4. Bestandsnaam:
[bestandsnaam]
“Wij zien een afbeelding waarbij is ingezoomd op een seksuele gedraging. Wij zien namelijk dat er sprake is van vaginale penetratie door/met een penis. Er is ingezoomd op de situatie. Gezien de verhouding(en) tussen het mannenlichaam, met name de penis en de hand, en het lichaam van ogenschijnlijk dus het meisje zijn wij van oordeel dat het hier gaat om een seksuele gedraging waarbij een minderjarige is afgebeeld die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt. Verder is er geen sprake van zichtbare beharing in de schaamstreek van het meisje. Wij schatten de leeftijd van het meisje tussen de 8 tot hooguit 12 jaar oud”.
Bestandsnaam:
[bestandsnaam]
“Wij zien dat op de afbeelding drie personen zijn afgebeeld. Wij zien ogenschijnlijk twee jongens en één meisje. Alleen het meisje is zichtbaar en herkenbaar in beeld te zien. Allen zijn naakt. Het meisje zit op de schoot van een andere naakte persoon waarvan zodanig weinig lichaamskenmerken in beeld te zien zijn dat wij niet vast kunnen stellen om welk geslacht het hier gaat. Het meisje zit met de benen wijd. Wij zien dat links naast het meisje een man/jongen staat. Wij zien dat het meisje de penis van die jongen/man vast heeft in haar rechterhand en dat ze de penis in haar mond heeft cq. dat die zich in haar mond bevindt.
Er is wel sprake van (geringe) borstontwikkeling van het meisje. Wij schatten de leeftijd van het meisje rond de 14 tot 16 jaren oud”.
Op 16 juli 2015 werd de ex-partner van verdachte ,
[betrokkene] ,gehoord en zij verklaarde dat de in beslag genomen Acer Aspire laptop, goednummer PL2100-2014173784-721191, van verdachte was en dat zij dit zeker wist. Zij zag dat aan de vlekken die erop zaten. De laptop was sinds een jaar of vier/vijf van verdachte, aldus [betrokkene] .
(bron 2)
Conclusie.
Uit de diverse hiervoor uitgeschreven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de recht-bank onmiskenbaar dat de in beslag genomen laptop van verdachte was. Voorts staat vast
dat deze laptop afbeeldingen met kinderporno bevat.
Uit het voormeld proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal volgt dat
de onderzochte bestanden deels zijn weggeschreven onder het account van [verdachte] .
Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat de bedoelde afbeeldingen met kinderporno op 24 augustus 2014 zijn geplaatst en voor het laatst zijn geopend op 22 oktober 2014, dus
voordat [vader van slachtoffers] de laptop op 3 december 2014 uit het huis van verdachte heeft meegenomen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 december 2014 kinderporno in bezit heeft gehad, zoals hierna bewezenverklaard.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op de ten laste gelegde datum zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot kinderporno heeft verschaft, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat het kinderpornografisch materiaal door derden op de laptop is geplaatst, acht de rechtbank in het licht van de gebezigde bewijs-middelen en bij gebreke van een nadere, concrete en verifieerbare onderbouwing niet aannemelijk. De rechtbank ziet in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting
ook geen aanknopingspunten in die richting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 juli 2012 te ’s-Hertogenbosch, met [slachtoffer1] en [slachtoffer2] (beiden geboren op 12 juni 2001), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt en die toen aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd, buiten echt telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte zijn hand in de broek van die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] gebracht en telkens de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] betast en/of gestreeld
2. op 3 december 2014 te ’s-Hertogenbosch, een notebook merk Acer bevattende afbeeldingen, te weten foto's in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het met de penis oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(zie bestandsnaam [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] , beiden beschreven in proces-verbaalnummer 2014173784/21ZED14013 en tevens opgenomen in de toonmap)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen poseren in erotisch getinte houdingen op een wijze die niet bij hun leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de onnatuurlijke pose en/of de uitsnede van de afbeeldingen nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(zie bestandsnaam [bestandsnaam] en bestandsnaam [bestandsnaam] beiden beschreven in proces-verbaalnummer 2014173784/21ZED14013 en tevens opgenomen in de toonmap)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld (gedurende de proeftijd) de bijzondere voorwaarden van contactverbod en reclasseringscontact, ook als dit inhoud meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, met matiging van het toe te wijzen immateriële deel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de nasleep die de zaak voor verdachte heeft gehad en de gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging primair verzocht tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot afwijzing althans matiging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige (ex-) stiefkleinkinderen. De rechtbank merkt op dat verdachte de minderjarige slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] een groot leed heeft aangedaan. Hun lichamelijke integriteit en normale seksuele ontwikkeling zijn door het handelen van verdachte ernstig aangetast. Dit klemt te meer nu verdachte de (stief)opa van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] was en door zo te handelen het vertrouwen dat zij in hem mochten stellen in vergaande mate heeft beschaamd. De slachtoffers bevonden zich in een kwetsbare en afhankelijke positie. In de ter terechtzitting afgelegde verklaringen door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] in het kader van het spreekrecht en de toelichting op de hierna te bespreken schadevergoedingen, worden de nadelige gevolgen ook nog eens bevestigd.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Hij had zich moeten realiseren dat het vervaardigen van de kinderporno die hij in bezit had zeer nadelige gevolgen heeft voor de veelal zeer jeugdige slachtoffers. Bij het maken van dergelijke afbeeldingen wordt veelal een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van jeugdigen en kinderen. De slachtoffers worden ook niet zelden gedwongen tot het ondergaan van de afgebeelde seksuele handelingen. Het staat buiten kijf dat kinderen als zij op jeugdige leeftijd worden onderworpen aan dergelijke handelingen, grote psychische en lichamelijke schade kunnen oplopen die hun verdere ontwikkeling kan schaden. De afgebeelde personen kunnen bovendien nog jaren later geconfronteerd worden met de afbeeldingen die via internet worden verspreid. Door kinderporno voorhanden te hebben op zijn laptop heeft verdachte hieraan meegewerkt en een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een wereldwijde, zeer schadelijke industrie gericht op seksueel misbruik van kinderen die bovendien steeds vaker in georganiseerd verband plaatsvindt. Kinderen dienen beschermd te worden tegen dergelijke praktijken en handelingen. Verdachte heeft dit alles kennelijk volstrekt ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen drijfveren om de bij hem aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen in bezit te hebben.
In matigende zin neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank doet een taakstraf geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op andere, min of meer vergelijkbare zaken en de daarin opgelegde straffen. Hoewel het handelen van verdachte zeer ernstig is en grote gevolgen voor de slachtoffers heeft, is de door de officier van justitie geëiste straf niet passend bij de vorm en intensiteit van het door verdachte gepleegde misbruik.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving evenwel niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals hierna vermeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] .
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 2,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering, zijnde 30 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.000,- te boven gaat, nu onderzoek naar dit deel van de gestelde schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert De benadeelde partij kan het meerdere slechts bij de burgerlijke rechter als vordering aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, voor het immateriële deel vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot de dag der algehele voldoening en voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] .
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.000,- te boven gaat, nu onderzoek naar dit deel van de gestelde schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan het meerdere slechts bij de burgerlijke rechter als vordering aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 240b, 247, 248.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen terwijl het feit wordt begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd T.a.v. feit 2: Een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen twee werkdagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland te 's-Hertogenbosch, via telefoonnummer 073 640 80 80. Hierna moet veroordeelde zich houden aan de voorwaarden van de reclassering. Hij zal zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan intake/nader onderzoek en/of diagnostiek bij een forensische ambulante zorginstelling en houdt zich aan de daaruit voorkomende adviezen, ook wanneer dit een behandeling en/of training inhoudt; - gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer1] en [slachtoffer2]
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch,opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 1002,13 subsidiair 20 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] van een bedrag van EUR 1002,13 (zegge: duizend twee euro en dertien cent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1000,- immateriële schadevergoeding en EUR 2,13 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer2] , van een bedrag van EUR 1002,13 (zegge: duizend twee euro en dertien cent ), te weten EUR 1000,- immateriële schadevergoeding en EUR 2,13 materiële schadevergoeding.
Het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012, tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 1000,- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] , van een bedrag van EUR 1000,- (zegge: duizend euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente 1 juli 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. F.A. te Water Mulder, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken op 19 augustus 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.