ECLI:NL:RBOBR:2015:4922

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
2924665
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op zorgtoeslag en de toepassing van de beslagvrije voet in een civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, Kanton Eindhoven, heeft de Centrale zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: CZ) een vordering ingesteld tegen een verzekerde, die in deze procedure als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie optreedt. De vordering betreft een bedrag van € 377,41 aan hoofdsom, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, die CZ stelt te vorderen op basis van een zorgovereenkomst. De verzekerde erkent de hoofdsom, maar voert aan dat zij door eerdere beslagleggingen in betalingsonmacht verkeert, waardoor zij niet in staat is om de gevorderde bedragen te voldoen. Tevens heeft de verzekerde een tegenvordering ingesteld, waarin zij CZ verzoekt om terugbetaling van een bedrag van € 4.290,00, dat volgens haar onterecht is ingehouden op haar zorgtoeslag.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat CZ bij de tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen beslag heeft gelegd op de zorgtoeslag van de verzekerde. De rechtbank heeft vervolgens de toepasselijkheid van artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onderzocht, dat de beslagvrije voet regelt. De rechtbank concludeert dat CZ niet heeft aangetoond dat zij de beslagvrije voet correct heeft toegepast, en dat de zorgtoeslag niet ten onrechte is ingehouden. De rechtbank heeft de vordering van CZ in conventie toegewezen, maar de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet is gebleken dat een kosteloze aanmaning heeft plaatsgevonden. De tegenvordering van de verzekerde is in afwachting van verdere specificatie aangehouden, waarbij CZ in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk te reageren op de door de verzekerde te verstrekken informatie.

De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de verzekerde wordt uitgenodigd om de door CZ ingehouden bedragen te specificeren, en CZ wordt verzocht om daarop inhoudelijk te reageren. De volgende zitting is gepland op 28 mei 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
Zaaknummer : 2924665
Rolnummer : 14-3884
Uitspraak : 30 april 2015
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij
Centrale zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: GGN Brabant,
t e g e n
[verzekerde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Struik.
Partijen worden hierna (ook) genoemd: “CZ” en “ [verzekerde] ”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding van 28 maart 2014, met producties;
b. de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 5 juni 2014, met producties;
c. de conclusie van antwoord in reconventie van 5 september 2014, met producties;
d. de (aantekeningen van de) comparitie na antwoord die op 5 september 2014 heeft plaatsgevonden;
e. de akte tevens wijziging/vermeerdering van eis van de zijde van [verzekerde]
van 30 oktober 2014, met productie;
f. de antwoordakte van de zijde van CZ van 27 november 2014.

2.Het geschil

2.1.
CZ vordert [verzekerde] te veroordelen tot betaling van:
1. een bedrag van € 377,41 aan hoofdsom;
2. een bedrag van € 56,61 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
3. een bedrag van € 9,62 aan rente tot 28 maart 2014;
4. wettelijke rente over een bedrag van € 377,41 vanaf 28 maart 2014 tot de dag van volledige voldoening;
5. de proceskosten,
een en ander bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad.
Zij legt hieraan, kort weergegeven, ten grondslag dat [verzekerde] , ondanks aanmaning(en), aan haar op grond van een tussen partijen gesloten zorgovereenkomst verschuldigde eigen risicobijdragen onbetaald heeft gelaten. Hierdoor is zij tevens een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijk incassokosten) en wettelijke rente verschuldigd (geworden).
2.2.
[verzekerde] voert, kort weergegeven, het volgende verweer.
Zij erkent dat zij het in hoofdsom gevorderde bedrag aan CZ verschuldigd is. Echter, omdat CZ bij de tenuitvoerlegging van tussen haar en CZ reeds gewezen vonnissen geen rekening heeft gehouden met de toepasselijke beslagvrije voet, is zij in permanente betalingsonmacht komen te verkeren en kan zij de eigen risicobijdragen, waarvan thans betaling wordt gevorderd, niet betalen.
2.3.
Als tegenvordering vordert [verzekerde] , na wijziging/vermeerdering van eis, CZ te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 4.290,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2014 en in de proceskosten.
Zij legt hieraan, kort weergegeven, ten grondslag dat CZ bij de tenuitvoerlegging van tussen haar en CZ reeds gewezen vonnissen geen rekening heeft gehouden met de toepasselijke beslagvrije voet: in strijd met de wet heeft zij (tevens) beslag gelegd op haar zorgtoeslag, namelijk tot het in hoofdsom gevorderde bedrag. Dit bedrag dient CZ daarom aan haar terug te betalen.
2.4.
CZ heeft tegen de tegenvordering, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
Zij betwist haar gehoudenheid tot (terug)betaling aan [verzekerde] ; zij was gerechtigd tot (executoriale) beslaglegging, onder meer op de aan [verzekerde] toekomende zorgtoeslag.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
De vordering wegens hoofdsom zal worden toegewezen, omdat [verzekerde] die erkent. De door [verzekerde] gestelde betalingsonmacht staat aan toewijzing niet in de weg.
3.2.
De rentevordering zal, als onweersproken, eveneens worden toegewezen.
3.3.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, aangezien (in conventie) niet is gebleken dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 5 BW heeft plaatsgevonden.
3.4.
[verzekerde] zal als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
in reconventie
3.5.
Vast staat dat CZ bij de tenuitvoerlegging van tussen haar en CZ reeds gewezen vonnissen onder meer beslag heeft gelegd op de zorgtoeslag van [verzekerde] . Beoordeeld dient te worden of CZ is gehouden tot terugbetaling van het door [verzekerde] gevorderde bedrag, omdat, naar [verzekerde] stelt, daarbij ten onrechte geen rekening is gehouden met de toepasselijke beslagvrije voet. CZ heeft, als eerste beslaglegger, de verantwoordelijkheid daarvoor erkend.
3.6.
Artikel 475d Rv luidt, voor zover van belang:
“(…)
5. De beslagvrije voet wordt verhoogd met:
a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt
(…)”.
3.7.
De toepasselijkheid van deze bepaling, die de kennelijke strekking heeft dat de zorgtoeslag bestemd wordt om de premie te kunnen voldoen, is door CZ dan wel haar gemachtigde kennelijk niet (juist) onderkend. Niet gebleken is dat CZ in het geval van [verzekerde] de beslagvrije voet heeft verhoogd met de premie van haar ziektenkostenverzekering en – kort weergegeven – verminderd met de normpremie èn ontvangen zorgtoeslag. Het verweer dat CZ gerechtigd was beslag te leggen op de zorgtoeslag van [verzekerde] gaat dan niet op, althans miskent de werking van deze bepaling.
3.8.
Als productie 1 bij akte van 30 oktober 2014 heeft [verzekerde] een overzicht overgelegd van bedragen waarmee CZ, volgens haar, [verzekerde] , bij de tenuitvoerlegging van tussen CZ en [verzekerde] reeds gewezen vonnissen, geen rekening heeft gehouden. CZ heeft hierop weliswaar in haar akte van 27 november 2014 niet (meer) gereageerd, maar de in dit overzicht genoemde bedragen zijn onvoldoende concreet gemaakt om de vordering goed te kunnen beoordelen. Van belang zijn de betaalde/verschuldigde premiebedragen en normpremie en zorgtoeslag. [verzekerde] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld de genoemde bedragen te specificeren (lees: een concrete(re) berekening over te leggen), uitgaande van hetgeen hiervoor onder 3.7. is overwogen. Van CZ wordt een inhoudelijke reactie daarop verwacht tegen de achtergrond van haar verantwoordelijkheid ter zake.
3.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
houdt iedere beslissing aan;
in reconventie
stelt [verzekerde] in de gelegenheid zich uit te laten als bedoeld onder 3.8.;
verwijst de zaak met het oog daarop naar de rol van 28 mei 2014 om 09.00 uur;
verstaat dat CZ daarop in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2015.