ECLI:NL:RBOBR:2015:4873

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2015
Publicatiedatum
14 augustus 2015
Zaaknummer
01/849439-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens belaging van ex-vrouw en haar partner met stelselmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze strafzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die gedurende een lange periode zijn ex-vrouw en haar man heeft belaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 12 november 2012 veelvuldig telefonisch en per e-mail contact heeft gezocht met de slachtoffers, alsook met verschillende overheidsinstanties, met als doel hen te schaden en hun persoonlijke levenssfeer te verstoren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging, zoals omschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt een taakstraf op van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een straatverbod. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte de schade, waaronder immateriële schade, aan de slachtoffers moet vergoeden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding heeft vastgesteld op € 1.075,- per slachtoffer, bestaande uit € 1.000,- immateriële schade en € 75,- materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/849439-10
Datum uitspraak: 14 augustus 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947 ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2015.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2009 tot en met 01 juli 2014, te
Sint-Oedenrode en/of Helmond, althans in Nederland en/of België, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander of anderen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door toen en aldaar:
- veelvuldig, in elk geval meermalen, telefonisch contact op te nemen en/of te zoeken met

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

- veelvuldig, in elk geval meermalen, (middels het internet) (e-mail)berichten te sturen naar

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (het e-mailadres van) het bedrijf [bedrijf] en/of

- veelvuldig, in elk geval meermalen, persoonlijk contact te zoeken met die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ,
en/of door toen en aldaar:
- veelvuldig, in elk geval meermalen, contact te zoeken en/of op te nemen (onder meer)
middels e-mail en/of telefonisch en/of per brief) met verschillende (overheids)instanties met
betrekking tot die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het bedrijf [bedrijf] (dat door
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wordt geëxploiteerd en/of waarvoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] werkzaam zijn), deze instanties betreffen (onder meer):
-
- Kamer van Koophandel (de contacten hebben (onder meer) betrekking op het aantal

werkzame personen bij het bedrijf [bedrijf] ) en/of

-
- Gemeente [geboortedatum] (de contacten hebben (onder meer) betrekking op de

woonplaats en/of verblijfplaats van die [slachtoffer 2] ) en/of

-
- Belastingdienst (de contacten hebben (onder meer) betrekking op de woonplaats en/of
verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of de fiscale verplichtingen van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of het bedrijf [bedrijf] ) en/of
-
- Inspectie voor de Gezondheidszorg (de contacten hebben (onder meer) betrekking op

CE-certificering van de apparatuur van het bedrijf [bedrijf] )

en/of
-
- veelvuldig, in elk geval meermalen, (onder meer telefonisch en/of per e-mail) contact op
te nemen en/of te zoeken met zakelijke contacten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
om -zakelijk weergegeven- voornoemde contacten te weerhouden zaken te doen met
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het bedrijf [bedrijf] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Verdachte heeft ter terechtzitting op gronden die zijn vermeld in zijn pleitnota als preliminair verweer en als verweer bij zijn pleidooi -kortgezegd- het volgende aangevoerd:
- ongeldigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijkheden en wegens tegenstrijdigheid met de strafbepaling.
- niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vanwege gebreken aan de klacht van aangever [slachtoffer 2] .
- niet-ontvankelijkheid van het openbaar miniserie vanwege overschrijden redelijke termijn.
- niet-ontvankelijkheid van het openbaar miniserie vanwege overschrijden redelijke termijn
in combinatie met:
  • de termijn waarin sprake zou zijn geweest van dubbele vervolging.
  • het zonder bevel vorderen van emailberichten aan de gemeente [geboortedatum] .
  • het zonder rechtshulpverzoek telefonisch uitnodigen voor verhoor toen verdachte nog in België woonde.
  • de aanwezigheid van een Nederlandse verbalisant bij een verhoor van verdachte dat op grond van een Nederlands rechtshulpverzoek in België heeft plaatsgevonden.
  • onrechtmatigheid van de doorzoeking en overige onregelmatigheden c.q. klachten aan de doorzoeking.
- er zijn ten onrechte stukken onthouden.
Voorts heeft verdachte opgeworpen dat hij ter terechtzitting weinig tijd had om zich voor te bereiden op de reactie van de officier van justitie op zijn gevoerde preliminaire verweer.
De rechtbank verwerpt alle door verdachte aangevoerde verweren en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de nietige dagvaarding.
Verdachte heeft aan dit verweer in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven wat betreft de zakelijke contacten waarmee verdachte contact zou hebben gezocht. Deze zouden naar inzicht van de verdachte verdere verfeitelijking behoeven om de dagvaarding in overeenstemming met art. 261 Sv te doen zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de verdachte aldus een eis stelt die geen steun vindt in het recht. De tenlastelegging is toegesneden op het belagingsartikel van 285b Sr. De belagingshandelingen zijn in de tenlastelegging feitelijk omschreven. Daaronder bevindt zich het verwijt dat de verdachte contact heeft gezocht met “zakelijke contacten” van de aangevers. Daarmee is de tenlastelegging voldoende duidelijk en feitelijk omschreven. De verdachte kent de inhoud van het strafdossier en niet is gebleken dat het voor hem onduidelijk is geweest welke zakelijke contacten het te dezen betreft.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen niet innerlijk tegenstrijdig zijn met de delictsbestanddelen van art. 285b Sr. Voor zover de verdachte met zijn verweer heeft willen betogen dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen, indien bewezen, niet wederrechtelijk zijn, is de rechtbank het met de officier van justitie eens dat het verweer in zoverre feitelijk pas aan de orde komt bij beantwoording van de materiële vragen in artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering en niet al bij de beantwoording van de formele vragen in artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer kan hooguit leiden tot een vrijspraak vanwege het niet kunnen bewijzen van het element ‘wederrechtelijk’ en staat aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging niet in de weg.
Ten aanzien van de gestelde vormverzuimen.
Wat er ook zij van de door verdachte aangevoerde feiten en omstandigheden, deze wettigen afzonderlijk noch in samenhang bezien het gevolg dat het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank geeft de verdachte toe dat een aantal feiten en omstandigheden in het strafdossier en het onderzoek naar de strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde te wijten zijn geweest aan slordig optreden van politie en justitie maar naar het oordeel van de rechtbank is niet
aannemelijk geworden dat het openbaar ministerie verdachtes recht op een eerlijk proces
doelbewust of met grove veronachtzaming van zijn belangen heeft gefrustreerd.
Ten aanzien van de tijd om zich ter terechtzitting voor te bereiden op de reactie van de officier van justitie op het gevoerde preliminaire verweer.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie alleen heeft gereageerd op door verdachte aangedragen punten en dat zij geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waarvoor extra tijd nodig zou zijn om daarop gefundeerd te kunnen reageren.
Voor het overige zijn bij het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden gebleken die aan de geldigheid van de dagvaarding en aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan en zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bijzondere overweging over het bewijs.

Wat betreft de vraag of de door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschreven gedragingen van verdachte “belaging” opleveren, moet worden nagegaan of deze handelingen zijn aan te merken als een wederrechtelijke, stelselmatige, opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers. Voor de beoordeling van het begrip 'stelselmatig' zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van aangevers en de overige bewijsmiddelen vast dat verdachte in een periode van 27 augustus 2009 tot en met
12 november 2012 veelvuldig telefonisch contact heeft gezocht met aangevers, veelvuldig emailberichten heeft gestuurd naar aangevers en het bedrijf [bedrijf] , en veelvuldig per email, telefonisch en per brief contact heeft gezocht/opgenomen met bepaalde (overheids)instanties teneinde het handelen van aangevers en [bedrijf] (negatief) onder de aandacht te brengen . Ook heeft hij veelvuldig telefonisch en per email contact opgenomen/gezocht met zakelijke contacten van aangevers met het doel hen te weerhouden zaken te doen met aangevers en het bedrijf [bedrijf] .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte -getoetst aan objectieve maatstaven- daarmee stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze stelselmatige inbreuk is bovendien wederrechtelijk geweest. De enkele omstandigheid dat aangevers en bepaalde (overheids)instanties, zoals verdachte heeft gesteld, door hem zijn benaderd met meldingen over fraude of onjuiste certificering van/door het bedrijf om een misstand aan de orde te stellen, doet daaraan niet af. Het feit dat het bedrijf [bedrijf] een rechtspersoon is, betekent niet dat aangevers zich daardoor het tenlastegelegde handelen van verdachte (in al zijn omvang) hadden moeten laten welgevallen c.q. hadden te dulden

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 12 november 2012 te Sint-Oedenrode en Helmond en België, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] iets te dulden, door toen en aldaar:
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- veelvuldig emailberichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het bedrijf

[bedrijf] en

- veelvuldig contact te zoeken en/of op te nemen middels email en/of telefonisch en/of per
brief met verschillende (overheids)instanties met betrekking tot die [slachtoffer 2] en het bedrijf
[bedrijf] (dat door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt geëxploiteerd en/of
waarvoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werkzaam zijn), deze instanties betreffen:
-
- Kamer van Koophandel en
-
- Gemeente [geboortedatum] en
-
- Belastingdienst en
-
- Inspectie voor de Gezondheidszorg

en

- veelvuldig,(onder meer telefonisch en per email) contact op te nemen en/of te zoeken met
zakelijke contacten van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om -zakelijk weergegeven-
voornoemde contacten te weerhouden zaken te doen met voornoemde [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en het bedrijf [bedrijf] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
Een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaar, met als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd een contactverbod met
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een gebiedsverbod voor de gemeente
[geboortedatum] .
De vordering van de benadeelde partijen zijn voor toewijzing vatbaar waar het betreft de geschatte reiskosten en de immateriële schade, met daarbij de schade vergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Voor wat betreft de door benadeelde [slachtoffer 1] gevorderde kosten van rechtsbijstand, refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een lange periode zijn ex-vrouw [slachtoffer 1] en haar man [slachtoffer 2] belaagd. Verdachte heeft alles in het werk gesteld om het bedrijf dat zijn ex-vrouw en haar man hebben en [slachtoffer 2] persoonlijk, in diskrediet te brengen. Verdachte deed dat door onder andere bij de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst en Inspectie van de Gezondheidszorg verschillende (onterechte) meldingen te doen naar aanleiding waarvan die instanties nader onderzoek naar de bedrijfsvoering van aangevers verrichtten, hetgeen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veel werk en stress opleverde. Tevens zijn diverse zakenpartners benaderd met meldingen over fraude of onjuiste certificering van/door het bedrijf.
Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Zij zijn in ernstige mate belemmerd in het uitoefenen van hun beroep door toedoen van verdachte, zoals blijkt uit de aangiften en de (schriftelijke) slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] .
De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van belaging daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds november 2012 geruime tijd is verstreken, en verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een werkstraf en een
voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is om verdachte het
verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving
dit gedrag niet tolereert.
Omdat in deze zaak er sprake is van een situatie waarin er rekening moet worden gehouden
met de mogelijkheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op 3 jaren.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de in de uitspraak genoemde algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld waaraan verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partijen.[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd en ieder heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 1.075,- voor geleden materiële- en immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
Benadeelde [slachtoffer 1] heeft daarbij als enige nog voor kosten rechtsbijstand een bedrag van € 8.184,22 gevorderd.
De rechtbank acht de vorderingen van € 1.075,- als rechtstreeks door het bewezen verklaarde toegebrachte schade, geheel toewijsbaar. De hoogte van de vorderingen is ter zitting niet betwist, en komt de rechtbank niet bovenmatig of onredelijk voor.
De rechtbank acht geen redenen voor matiging aanwezig.
De door [slachtoffer 1] opgevoerde kosten van rechtsbijstand komen voor vergoeding in aanmerking als proceskosten in de zin van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat de voegingsprocedure in wezen een civiel proces binnen het strafproces is. Daarom wordt voor de normering voor de kosten van rechtsbijstand aansluiting gezocht bij de regeling van de proceskosten die geldt in civiele procedures volgens het zogenaamde liquidatietarief voor procedures in kantonzaken.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 384,- ter zake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken (1 punt).
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: belaging, meermalen gepleegd.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

- Een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
- Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan
ook, ook niet via derden of via het bedrijf [bedrijf] BV- met de in deze strafzaak genoemde [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] .
- gedurende de proeftijd zich niet zal ophouden in/op de [straatnaam] te [geboortedatum] .
Legt op de volgende maatregelen.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.075,- , bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 75,- materiële
schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.075,- , bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 75,- materiële
schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.075,-.
Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 75,- materiële schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 384,- ter zake van kosten rechtsbijstand.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn, zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn, zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn, zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn, zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.075,-.
Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 75,- materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn, zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn, zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn, zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn, zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 14 augustus 2015.