ECLI:NL:RBOBR:2015:4872

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2015
Publicatiedatum
14 augustus 2015
Zaaknummer
01/820037-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door advocaat in civiel geschil

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een advocaat die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte heeft in het kader van een civiel geschil een verklaring in het geding gebracht die de uiterlijke verschijningsvorm had van een door een andere persoon zelf opgemaakte verklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2011 tot en met 5 december 2011 te Bergen op Zoom en elders in Nederland een verklaring van [persoon 1] valselijk heeft opgemaakt. De verdachte heeft deze verklaring gepresenteerd als zijnde een authentieke verklaring van [persoon 1], terwijl deze niet ondertekend was en de verdachte verzuimd had te vermelden hoe de verklaring tot stand was gekomen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en heeft een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gepleegd is, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de tijd die verstreken is sinds het bewezenverklaarde en de voorwaardelijke schorsing die de verdachte heeft gekregen in overweging genomen. De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820037-15
Datum uitspraak: 14 augustus 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952 ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 juli 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met
5 december 2011 te Bergen op Zoom en/of (elders) in Nederland, een verklaring van [persoon 1] -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk genoemde verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvorm gegeven van een door [persoon 1] zelf opgemaakte en/of van hem afkomstige verklaring, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 12 december 2011 te Bergen op Zoom en/of te 's-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste verklaring van [persoon 1] , -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid als advocaat namens [persoon 2] genoemde verklaring in het hoger beroep van de zaak met nummer 200.064.194 bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het
geding heeft gebracht en/of genoemde verklaring in zijn, verdachtes, pleitnotities en/of ter terechtzitting bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gepresenteerd als zijnde een verklaring van [persoon 1] , en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat genoemde verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvormen heeft van een door [persoon 1] zelf opgestelde verklaring.
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 1 april 2011 tot en met 5 december 2011 te Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, een verklaring van [persoon 1] valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk genoemde verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvorm gegeven van een door [persoon 1] zelf opgemaakte en van hem afkomstige verklaring, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair tenlastegelegde te veroordelen tot:
- een taakstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis.
- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan als ook op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft als advocaat in een civiel geschil een cliënt bijgestaan in de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch. In het kader van die procedure heeft verdachte een fax aan de raadsman van de aangevers gestuurd met als bijlage een
niet-ondertekende ’verklaring’ van de heer [persoon 1] .
Vastgesteld kan worden dat verdachte rond oktober 2010 telefonisch met [persoon 1] heeft gesproken en dat verdachte dit gesprek in de vorm van een gespreksverslag op papier heeft gezet en er vervolgens een conceptverklaring van heeft gemaakt. De verklaring is uiteindelijk niet ondertekend door [persoon 1] door diensverslechterde gezondheidssituatie. Desondanks heeft verdachte de verklaring in het civiele geding gebracht, waarbij verdachte heeft verzuimd mee te delen hoe de verklaring tot stand is gekomen en de reden waarom deze verklaring niet door [persoon 1] was ondertekend. Aldus handelend heeft verdachte het vertrouwen dat door de autoriteiten en derden in dergelijke geschriften mag worden gesteld, ernstig geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd op zichzelf een ferme strafrechtelijke reactie rechtvaardigt. In dat verband bezien zou de eis van de officier van justitie een passende reactie kunnen zijn. De rechtbank zal evenwel een aanzienlijk lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Daarbij heeft de rechtbank gelet op het feit dat er inmiddels geruime tijd is verstreken sinds het bewezenverklaarde en het feit dat verdachte, nadat er door aangevers een klacht was ingediend bij de Raad van Discipline, een voorwaardelijke schorsing opgelegd heeft gekregen van twee weken met een proeftijd van 2 jaar.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
valsheid in geschrift.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 14 augustus 2015.