ECLI:NL:RBOBR:2015:4725

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
01/865115-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting en oplichting meermalen gepleegd met schadevergoeding

Op 4 augustus 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot oplichting en oplichting meermalen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte verschillende slachtoffers heeft misleid door hen te laten geloven dat hun familieleden in gevaar waren en dat er geld nodig was voor losgeld of begrafeniskosten. De rechtbank heeft op basis van de bewijsvoering geoordeeld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in 2014 en 2013, door middel van een samenweefsel van verdichtsels, slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 3.500, € 1.900 en € 39.850 voor respectievelijk de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/865115-14
Datum uitspraak: 4 augustus 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2015 en 21 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2014. De tenlastelegging is op vorderingen van de officier van justitie ter terechtzitting van 8 januari 2015 en 21 juli 2015 gewijzigd. Van deze vorderingen zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijzigingen is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 september 2014 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, en/of in 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 7.500 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer] gezegd:
- dat de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] in respectievelijk de Oekraïne en Armenië (althans in het buitenland) worden gegijzeld althans vastgehouden,althans dat de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] worden gegijzeld althans vastgehouden, en/of
- indien er voor een bepaalde termijn geen losgeld betaald zou worden de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] om het leven zou/zouden worden gebracht,
waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
EN/OF
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 september 2014 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, en/of 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 10.000 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer] gezegd:
- dat de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] in respectievelijk de Oekraïne en Armenië (althans in het buitenland) worden gegijzeld althans vastgehouden, althans dat de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] worden gegijzeld althans vastgehouden, en/of
- indien er voor een bepaalde termijn geen losgeld betaald zou worden de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] om het leven zou/zouden worden gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 september 2014 te 's-Hertogenbosch en/of Rosmalen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] althans een ander dan verdachte en diens mededader(s) te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 25.000 euro, in elk geval van enig goed, hebbende hij en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen één of meer medewerker(s) van [benadeelde partij] en/of de burgemeester van [benadeelde partij] gezegd:
- dat de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] in respectievelijk de Oekraïne en Armenië (althans in het buitenland) worden gegijzeld althans vastgehouden, althans dat de vader van verdachte en/of de vriendin van van [medeverdachte] worden gegijzeld althans vastgehouden, en/of
- indien er voor een bepaalde termijn geen losgeld betaald zou worden de vader van verdachte en/of de vriendin van [medeverdachte] om het leven zou/zouden worden gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 1 augustus 2014 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van
- een geldbedrag van 3.500 euro, en/of
- een geldbedrag van 1.500/1.000 euro,
in elk geval één of meer geldbedragen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid verklaart:
- dat [medeverdachte] en/of zijn ouders naar Oekraïne waren vertrokken, en/of
- daar [medeverdachte] en/of zijn ouders in Oekraïne een winkel zouden beginnen, en/of
- dat [medeverdachte] en/of zijn ouders op een gegeven moment door de Mafia werden afgeperst, en/of
- dat de moeder van verdachte toen zij uit een bus stapte zou zijn doodgeschoten, en/of
- dat vervolgens [medeverdachte] ook door de Mafia zou zijn opgepakt, en/of
- dat [medeverdachte] tegen afgifte van één of meer sommen geld zou worden vrijgelaten c.q. vrijgekocht kon worden,
waardoor de heer [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
4. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, - [benadeelde partij 2] , en/of
- de heer [slachtoffer 2] en/of mevrouw [slachtoffer 3] ,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen van 2.000 euro, in elk geval van één of meer geldbedragen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid verklaart:
- dat verdachte zijn moeder in Oekraïne was doodgeschoten en/of dat hij en/of zijn mededader(s) geld nodig hadden voor de uitvaart en dat geld niet haddden en/of dat het lichaam van de moeder van verdachte anders langs de kant gedumpt zou worden,
waardoor [benadeelde partij 2] en/of heer [slachtoffer 2] en/of mevrouw [slachtoffer 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 september 2013 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, - de heer [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 50.000 euro, in elk geval een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid verklaart: - dat [medeverdachte] in Oekraïne werd vastgehouden, en/of
- dat er een bedrag van 60.000/50.000 euro, in elk geval een geldbedrag, benodigd was aan smeergeld om hem vrij te krijgen, en/of
- dat de moeder van verdachte was overleden, en/of
en/of
- de heer [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, in elk geval een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid verklaart: - dat de moeder van verdachte was overleden, en/of
- dat de moeder van verdachte was doodgeschoten, en/of
- dat er geld nodig was voor de begrafenis van de moeder van verdachte,
waardoor de heer [slachtoffer 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1.

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Anders dan de officier van justitie bepleit, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd te kunnen komen. De verdachte behoort dan ook daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijs ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten.

Bronnen.
 Een eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, Districtelijke Opsporing 's-Hertogenbosch, met nummer 21MEI14050, afgesloten op 2 december 2014, in totaal 584 doorgenummerde bladzijden.
 Een bankafschrift van de ING Bank van (zakelijk) rekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van [benadeelde partij 3] , gevestigd [adres] , gedateerd 7 februari 2013, zoals opgenomen achter het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces van [slachtoffer 4] .
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de gehele uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pagina’s 16 tot en met 23) bij dit vonnis.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging heeft voor de overige feiten eveneens vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen.
Voor het antwoord op de vraag of uit de door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat de slachtoffers door een samenweefsel van verdichtsels werden bewogen tot afgifte van (in casu) geld, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd is er naar het oordeel van de rechtbank niet sprake geweest van slechts één leugen. Uit het dossier volgt dat er telkens sprake is geweest van verschillende, met elkaar verweven leugens. De vader van verdachte en de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] zijn niet ontvoerd geweest, er is geen sprake geweest van een of meer verzoeken om losgeld of smeergeld, verdachtes moeder is niet vermoord en dus was er ook geen geld nodig voor haar begrafenis, en evenmin is de medeverdachte [medeverdachte] naar Oekraïne gereisd en aldaar door de maffia opgepakt en afgeperst. Het zijn naar het oordeel van de rechtbank grove leugens, die door verdachte en/of de medeverdachte op vertrouwenwekkende wijze en met het nodige acteertalent aan de slachtoffers zijn overgebracht, en waarvan niet kan worden gezegd dat de slachtoffers de onwaarheid daarvan telkens evident moesten onderkennen. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve telkens worden gesproken van een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt in het bijzonder nog het navolgende.
Ten aanzien van feit 2.
Gelet op de verklaringen van de burgemeester van ’s-Hertogenbosch, getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] acht de rechtbank genoegzaam bewezen dat [benadeelde partij] (in de persoon van de burgemeester, de vertegenwoordiger van de gemeente in rechte) als gevolg van de door medeverdachte [medeverdachte] geschetste schrijnende situatie in beweging is gekomen en bij een weldoener heeft aangeklopt voor een financiële bijdrage voor verdachte en de medeverdachte en hun familie. Door verdachte en de medeverdachte is gepoogd om met tussenkomst van de burgemeester (aldus indirect) iemand te bewegen tot afgifte van geld. Aan de familie van verdachte en de medeverdachte was in het verleden reeds via bemiddeling van de burgemeester van [benadeelde partij] , door deze weldoener een aanzienlijke hoeveelheid geld verstrekt. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het oogmerk van verdachte er ook thans op was gericht om [benadeelde partij] dan wel een ander te bewegen tot afgifte van geld.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte als medepleger van de poging tot oplichting kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 14 september 2014 een sms’je heeft verstuurd aan gemeentemedewerkster [getuige 1] . In dat sms'je werd door verdachte beschreven dat zijn broer [medeverdachte] tegen de ontvoerders had gezegd dat ze het geld niet bij elkaar kregen. Hierop zou een videoboodschap zijn verstuurd waarop te zien zou zijn dat de vriendin van [medeverdachte] werd mishandeld en daarna door twee mannen werd verkracht. Daarna zou [medeverdachte] een mes hebben gepakt en zichzelf in zijn armen hebben willen snijden, aldus het sms'je van verdachte. Verdachte heeft hierop in datzelfde sms'je de gemeentemedewerkster gesmeekt het aan de burgemeester door te geven en voor [medeverdachte] een afspraak bij de burgemeester te regelen.
De rechtbank overweegt dat verdachte hiermee een zodanige intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte ten behoeve van de poging tot oplichting kan worden gesproken.
Ten aanzien van feit 5.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd acht de rechtbank bewezen dat slachtoffer [slachtoffer 4] door verdachte is bewogen tot afgifte van het geld. De rechtbank overweegt dat het slachtoffer naast de door verdachte geschetste situatie met betrekking tot zijn broer en zijn moeder, ook door de emotionele toestand van zijn (toen) 85 jaar oude moeder, die zeer te lijden had onder de (aan haar medegedeelde) schrijnende situatie van de familie [achternaam] , werd bewogen tot afgifte van het geld. Als de heer [slachtoffer 4] en zijn moeder de waarheid hadden gekend, dan zou van afgifte van het geld geen sprake zijn geweest.
De rechtbank zal verdachte voor wat betreft het onder feit 3 tot en met feit 5 ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende wettig bewijs vrijspreken van de onderdelen die betrekking hebben op het medeplegen van die feiten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(2.) in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 september 2014 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] althans een ander dan verdachte en diens mededader te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 25.000 euro, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid tegen een medewerker van [benadeelde partij] en de burgemeester van [benadeelde partij] heeft gezegd:
- dat de vader van verdachte en de vriendin van [medeverdachte] in respectievelijk Oekraïne en Armenië worden gegijzeld, en
- indien er voor een bepaalde termijn geen losgeld betaald zou worden de vader van verdachte en de vriendin van [medeverdachte] om het leven zouden worden gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(3.) in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 1 augustus 2014 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, telkens met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van
- een geldbedrag van 3.500 euro en
- een geldbedrag van 1.500/1.000 euro,
door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid te verklaren:
- dat [medeverdachte] naar Oekraïne was vertrokken en
- dat [medeverdachte] op een gegeven moment door de maffia werden afgeperst en
- dat de moeder van verdachte toen zij uit een bus stapte zou zijn doodgeschoten en
- dat vervolgens [medeverdachte] ook door de maffia zou zijn opgepakt en
- dat [medeverdachte] tegen afgifte van één of meer sommen geld zou worden vrijgelaten c.q. vrijgekocht kon worden,
waardoor de heer [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
(4.) in de periode van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013 te ’s-Hertogenbosch, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, - [benadeelde partij 2] en
- de heer [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 3] ,
telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van 2.000 euro, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid te verklaren dat verdachte zijn moeder in Oekraïne was doodgeschoten en dat hij geld nodig had voor de uitvaart en dat geld niet had en dat het lichaam van de moeder van verdachte anders langs de kant gedumpt zou worden,
waardoor [benadeelde partij 2] en heer [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
(5.) in de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 september 2013 te 's-Hertogenbosch, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 40.000 euro, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid te verklaren: - dat [medeverdachte] in Oekraïne werd vastgehouden en
- dat er een bedrag van 60.000 euro benodigd was aan smeergeld om hem vrij te krijgen,
en
de heer [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid te verklaren: - dat de moeder van verdachte was doodgeschoten en
- dat er geld nodig was voor de begrafenis van de moeder van verdachte,
waardoor de heer [slachtoffer 4] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 3 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen, heeft de verdediging matiging van de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf bepleit. Er is sprake van een buitenproportionele eis. Daartoe heeft zij gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat de slachtoffers geen fysiek letsel is toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende oplichtingen en een poging daartoe in vereniging. Door telkens misbruik te maken van de goedgelovigheid van de slachtoffers en hun hulpvaardigheid heeft hij hun in een periode van ongeveer een jaar forse geldbedragen afhandig gemaakt. Door verdachte werd ook niet geschuwd om oudere mensen met grove leugens over het vermoorden van zijn moeder onder druk te zetten om geld te geven. Hiermee heeft verdachte het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden gesteld ernstig ondermijnd. Verdachtes handelen is enkel gericht geweest op zijn eigen geldelijke gewin en dat van zijn familie, zonder zich enige rekenschap te geven van de (financiële en emotionele) gevolgen en de impact van zijn handelen op de slachtoffers. Bij dergelijke feiten past in beginsel een vrijheidsbenemende straf van niet geringe duur.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan door officier van justitie is gevorderd omdat zij verdachte van feit 1 zal vrijspreken en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] (ten aanzien van feit 1 en feit 2), [benadeelde partij 2] (ten aanzien van feit 4) en [slachtoffer 4] (ten aanzien van feit 5).
Benadeelde partij [slachtoffer] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 11.000,-, voor materiële schade.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 2.000,-. Ter terechtzitting van 21 juli 2015 heeft de benadeelde partij, bij monde van gemachtigde [slachtoffer 2] , de civiele vordering gewijzigd met dien verstande dat deze dient te worden verminderd tot een bedrag van € 1.900,-. De gemachtigde heeft daartoe verklaard dat er door verdachte en de medeverdachte tweemaal een bedrag van € 50,- is terugbetaald aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van
€ 60.000,-. Ter terechtzitting van 21 juli 2015 heeft de benadeelde partij, bij monde van gemachtigde mr. P.W. van der Kruijs, advocaat te 's-Hertogenbosch, de vordering gewijzigd met dien verstande dat deze dient te worden verminderd tot een bedrag van € 59.850,-. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partij in zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 19 maart 2015 heeft verklaard dat verdachte aan de benadeelde partij driemaal een bedrag van € 50,- heeft terugbetaald.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de civiele vorderingen van de benadeelde partijen met daarbij telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde partij 2] in hun afzonderlijke civiele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, maar mogelijk slechts het niet nakomen van civielrechtelijk afgesloten overeenkomsten van geldlening. De vorderingen dienen daarom bij de burgerlijke rechter ingediend te worden. Ten aanzien van de civiele vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de verdediging afwijzing daarvan bepleit, omdat er geen sprake is geweest van oplichting.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de civiele vordering van benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk, te weten voor zover deze verband houdt met het onder 3 ten laste gelegde, en de civiele vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] integraal toewijsbaar. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank genoegzaam gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen materiële schade tot een bedrag van € 3.500,- respectievelijk € 1.900,- hebben geleden.
Ten aanzien van de civiele vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] overweegt de rechtbank dat zij heeft bewezen verklaard dat de benadeelde partij door verdachte is opgelicht voor een bedrag van € 40.000,-. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij op dit bedrag een bedrag van € 150,- door verdachte is terugbetaald. Gelet hierop acht de rechtbank de civiele vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen, tot een bedrag va n39.850-,, voor materiële schade.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen telkens tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoedingen aan de slachtoffers bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen komen te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat komen te vervallen.
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte telkens veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerleggingen nog te maken kosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij [slachtoffer 4] kan dat onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel af.

Motivering ten aanzien van het beslag.

De rechtbank stelt vast dat er thans nog strafvorderlijk beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering rust op een hierna in het dictum nader te noemen personenauto.
De rechtbank zal het strafvorderlijke beslag opheffen, nu een strafvorderlijk belang daartoe thans ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat er op de onderhavige auto tevens conservatoir beslag rust. Daarom zal de rechtbank geen last tot teruggave van de auto aan de rechthebbende bevelen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 60a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 2: medeplegen van poging tot oplichting;
ten aanzien van feit 3: oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4: oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5: oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
maatregelen:

maatregel van schadevergoeding van € 3.500,00 subsidiair 45 dagen hechtenis;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.500,00, voor materiële schade;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
wijst de vordering voor het overige deel af;

maatregel van schadevergoeding van € 1.900,00 subsidiair 29 dagen hechtenis;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 1.900,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 1.900,00, voor materiële schade;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;

maatregel van schadevergoeding van € 39.850,00 subsidiair 234 dagen hechtenis;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 39.850,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 234 dagen hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 39.850,00, voor materiële schade;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is;
heft op het strafvorderlijke beslagdat ingevolge het bepaalde in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering is gelegd op een personenauto, merk Hyundai, type Excel 1.3. LS 1997, kenteken [kenteken] (goednummer 670771).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 4 augustus 2015.
Mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
(…)