In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijk geweld. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 4 augustus 2013 in Helmond, waarbij de verdachte samen met anderen geweld zou hebben gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zittingen op 31 oktober 2013, 23 februari 2015 en 20 juli 2015 zijn de feiten en omstandigheden rondom de zaak uitvoerig besproken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling van het eerste slachtoffer, [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat [slachtoffer 1] had opgelopen niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Evenzo was er onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling van het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar verklaarde wel bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen [slachtoffer 1].
De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, met aftrek van voorarrest, en de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zelf de confrontatie te zoeken, de situatie had verergerd, wat leidde tot de opgelegde straf. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] werd gedeeltelijk toegewezen, evenals de vordering van [slachtoffer 2] voor materiële schade. De rechtbank benadrukte dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die samen met anderen was veroorzaakt.