In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een medewerker van Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg (GGzE) in Eindhoven. De medewerker, die sinds 15 december 2014 in dienst was, werd beschuldigd van het gebruik van harddrugs tijdens een teamuitje op 22 april 2015. GGzE stelde dat het gebruik van drugs door de medewerker in strijd was met de gedragscode en dat dit leidde tot een vertrouwensbreuk, wat een dringende reden voor ontslag zou vormen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het teamuitje, hoewel niet formeel onder werktijd, wel degelijk werkgerelateerd was. De rechter oordeelde dat de medewerker harddrugs had gebruikt, wat in strijd was met de gedragscode van GGzE. De medewerker had aanvankelijk ontkend drugs te hebben gebruikt, maar kwam later terug op zijn verklaring en erkende dat hij cocaïne had gebruikt, zij het niet openlijk. De rechter concludeerde dat het gedrag van de medewerker had geleid tot een ernstige vertrouwensbreuk, waardoor GGzE terecht had besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingewilligd, met ingang van 15 augustus 2015, en de proceskosten over partijen verdeeld, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt. De rechter oordeelde dat de maatregel van ontslag niet disproportioneel was, gezien de aard van de functie en de setting waarin de medewerker werkzaam was.