ECLI:NL:RBOBR:2015:4674

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
4201422 \ EJ VERZ 15-370
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een GGzE medewerker wegens drugsgebruik tijdens een werkgerelateerde bijeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een medewerker van Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven (GGzE). De werknemer, die sinds 1997 in dienst was, werd beschuldigd van het gebruik van harddrugs tijdens een teamuitje op 22 april 2015. GGzE stelde dat het gebruik van drugs door de werknemer in strijd was met de gedragscode en beroepscode, en dat dit gedrag de vertrouwensrelatie met de cliënten en collega's ernstig had geschaad. De werknemer voerde aan dat het feest in de privésfeer had plaatsgevonden en dat hij niet onder invloed was geweest tijdens zijn werk. De kantonrechter oordeelde dat het feest wel degelijk werkgerelateerd was en dat het gedrag van de werknemer, hoewel niet tijdens werktijd, een ernstige vertrouwensbreuk had veroorzaakt. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 15 augustus 2015, maar de werknemer kreeg een beperkte billijkheidsvergoeding van € 20.000,00 toegekend, gezien zijn lange dienstverband en leeftijd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 4201422 \ EJ VERZ 15-370
Beschikking van 31 juli 2015 op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:685 (oud) BW
in de zaak van:
Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven en de Kempen,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D.A. Witberg,
tegen:
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr.drs. G.P.M. Heuts.
Partijen worden hierna genoemd “GGzE” en “ [werknemer] ”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
het verzoekschrift met producties;
het verweerschrift met producties;
de mondelinge behandeling die op 10 juli 2015 heeft plaatsgevonden, ten behoeve waarvan zowel GGzE als [werknemer] , ieder voor zich, op voorhand producties en/of brieven hebben toegezonden. Ter zitting heeft GGzE een pleitnota overgelegd aan de hand waarvan zij de zaak heeft toegelicht.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast, voor zover voor de beoordeling van belang.
GGzE is een gespecialiseerde psychiatrische instelling. Zij is door de Minister van Justitie aangewezen als particuliere inrichting voor verpleging van tbs-gestelden. De Woenselse Poort (DWP) is onderdeel van GGzE en is een forensisch-psychiatrische kliniek waar tbs-cliënten worden behandeld. Volte 2 A/B is een beveiligde afdeling van DWP. Op deze afdeling worden cliënten behandeld die lijden aan psychotische belevingen, autistisch zijn en/of verstandelijk beperkt. De cliënten hebben daarnaast vaak te kampen met verslavingsproblematiek.
[werknemer] is sinds 1 oktober 1997 in dienst bij GGzE. Hij werkt thans in de functie van verpleegkundig begeleider senior, tegen een bruto loon van € 3.268,00, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. [werknemer] is 59 jaar.
Op 22 april 2015 heeft een feest plaatsgevonden op locatie De Blokhut in Riethoven, waarbij [werknemer] aanwezig was.
[werknemer] is op 1 juni 2015 gehoord door Hoffmann Bedrijfsrecherche omtrent de gebeurtenissen op het feest van 22 april 2015.
[werknemer] is op 1 juni 2015 op non-actief gesteld. De op non-actief stelling is verlengd bij brief van 10 juni 2015.

3.Het verzoek

GGzE stelt het volgende.
Volte 2A/B is een beveiligde afdeling waar veel cliënten verblijven die kampen met verslavingsproblematiek. De beveiliging is tweeledig. Enerzijds is sprake van fysieke beveiliging die bestaat uit hekken, camera’s, muren etc. Anderzijds is sprake van relationele beveiliging die, onder meer, inhoudt dat personeel dient toe te zien dat cliënten geen drugs gebruiken. Cliënten zijn vaak ervaren in drugsgebruik en zien al snel wanneer personeel tijdens en/of voor het werk drugs (heeft) gebruikt. Dat zet de relatie tussen werknemer en cliënt onder druk en dat maakt de werknemer kwetsbaar en chantabel.
In dat kader is binnen GGzE met het personeel een gedragscode overeengekomen waarin staat, kort gezegd, dat medewerkers onder werktijd niet onder invloed van geestverruimende of -vernauwende middelen mogen zijn en dat bij overtreding daarvan maatregelen worden genomen, zoals berisping, schorsing, overplaatsing of ontslag. Daarnaast is [werknemer] gehouden aan de Beroepscode Verpleegkundigen en de BIG-registratie.
Op 22 april 2015 vanaf 15.00 uur heeft een teamuitje plaatsgevonden op een externe locatie waarbij ook [werknemer] aanwezig was. Op 16 mei 2015 heeft GGzE vernomen dat enkele medewerkers harddrugs hebben meegebracht, openlijk harddrugs hebben gebruikt en dat enkele medewerkers nadien onder druk zijn gezet om hun mond te houden over hetgeen zich tijdens het teamuitje heeft afgespeeld.
Naar aanleiding van deze melding heeft GGzE besloten Hoffmann Bedrijfsrecherche in te schakelen die de betrokken medewerkers heeft gehoord.
Ten aanzien van [werknemer] is bekend geworden dat hij harddrugs in zijn bezit had en dat hij voorafgaand aan de bijeenkomst met een collega naar een coffeeshop is gereden om hasj te kopen. Dit gedrag is in strijd met de gedragscode, de beroepscode en met de houding en werkwijze die van een hulpverlener verwacht mag worden. Het gedrag van [werknemer] heeft zijn weerslag op de samenwerking binnen het team en op de veiligheid van de cliënten.
Daarnaast hebben collega’s verklaard dat [werknemer] meerdere keren harddrugs en softdrugs heeft gebruikt. Ook hebben enkele collega’s verklaard dat [werknemer] meerdere keren heeft geroepen dat niemand iets over het gebeuren mocht zeggen.
De bijeenkomst betrof werktijd, althans heeft te gelden als werktijd. GGzE mag van [werknemer] , die met cliënten met verslavingsproblematiek werkt, verwachten dat hij geen harddrugs gebruikt tijdens werk of tijdens een teamuitje op locatie.
[werknemer] heeft zijn plichten ingevolge de arbeidsovereenkomst op grove wijze geschonden en in strijd gehandeld met de geldende gedrags- en beroepscode. [werknemer] is de dag na de bijeenkomst gaan werken en was mogelijk nog onder invloed van het alcohol- en middelengebruik. Het noodzakelijke vertrouwen in [werknemer] is komen te ontbreken. Gelet op de aard en de ernst van de situatie is sprake van een dringende reden voor ontslag.
Voor zover van een dringende reden geen sprake is, heeft [werknemer] het vertrouwen in hem ernstig beschadigd door aanvankelijk niets over het gebeuren op 22 april 2015 te melden aan GGzE en pas op 1 juni 2015 een verklaring af te leggen over het kopen van hasj ten behoeve van de bijeenkomst en zijn (hard)drugsgebruik. Doordat een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan is sprake van een verandering in de omstandigheden.
GGzE verzoekt de kantonrechter dan ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in een dringende reden, dan wel een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.

4.Het verweer

[werknemer] heeft het volgende verweer gevoerd.
Hij heeft collega [V] meegenomen in zijn auto en die laat hem stoppen bij een coffeeshop om hasj te kopen. In de avond heeft hij samen met hem een jointje gerookt. [G] had speed bij zich en hij heeft haar gevraagd of hij dat mocht gebruiken en of zij hem daarbij wilde helpen. In de loop van de avond heeft hij nog tweemaal speed gesnoven. Voor [werknemer] was dit de eerste en de enige keer in zijn leven dat hij harddrugs heeft gebruikt.
Overigens is het bij GGzE niet ongebruikelijk dat op werk-gerelateerde feestjes alcohol en softdrugs worden gebruikt.
Hij is op 23 april 2015 om 16.00 uur weer gaan werken. Hij was op dat moment door sporten en tijdsverloop zeker niet meer onder invloed van amfetamine. In de diensten die volgden op 22 april 2015 is met collega’s onderling veel gesproken over het gebruik van harddrugs en geopperd werd, en daar is [werknemer] het mee eens, dat intervisie dient plaats te vinden zodat dit nooit meer gebeurt. Duidelijk wordt ook dat collega [O] het gebeuren open en eerlijk aan het management wil vertellen en dat andere collega’s het juist onder de pet willen houden. Hoe het is afgelopen weet [werknemer] niet, want hij is op 13 mei 2015 met vakantie gegaan.
Na zijn vakantie besluit [werknemer] open kaart te spelen met GGzE. Tijdens het verhoor met Hoffmann Bedrijfsrecherche erkent [werknemer] dan ook het drugsgebruik en dat hij de harddrugs van [G] had gekregen. Nadien verklaart [G] in strijd met de waarheid, dat [werknemer] de initiator van het drugsgebruik is geweest. [werknemer] is zeker geen dealer geweest.
Voorts maakt hij bezwaar tegen de gang van zaken bij de verhoren door Hoffmann Bedrijfsrecherche. De verklaringen zijn selectief en willekeurig en kunnen zeker niet strekken tot enig bewijs.
Het feest heeft plaatsgevonden in eigen tijd. Door het drugsgebruik is de veiligheid van de cliënten van hem nimmer in gevaar geweest. [werknemer] heeft ook niet in strijd met gedragscodes of andere interne of externe procedures gehandeld.
Gelet op de lange en onberispelijke staat van dienst en persoonlijke omstandigheden is het gegeven ontslag disproportioneel en had het op de weg van GGzE gelegen andere maatregelen te treffen.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd verzoekt [werknemer] hem een vergoeding toe te kennen overeenkomstig de zogenoemde "kantonrechtersformule" met een C-factor van 1, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 101.250,81 bruto.

5.De beoordeling

5.1.
Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW (oud) of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
5.2. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is, of het feest dat op 22 april 2015 vanaf 15.00 uur heeft plaatsgevonden een feest betreft dat onder werktijd heeft plaatsgevonden, althans als werk-gerelateerd dient te worden beschouwd, zoals GGzE stelt, of dat het feest in de privésfeer heeft plaatsgevonden, zoals [werknemer] aanvoert.
5.3.1.
Uit de gedingstukken en uit hetgeen ter zitting is besproken zijn feiten komen vast te staan die ervoor pleiten dat sprake was van een privéfeest. Zo is komen vast te staan dat het feest is georganiseerd door medewerkers van GGzE op een externe locatie, zijnde een blokhut gelegen in het bos in Riethoven. Onweersproken heeft [werknemer] toegelicht dat de voor 22 april 2015 genodigde medewerkers van de afdeling waren vrij-geroosterd om naar het feest te kunnen gaan. De diensten zijn overgenomen door een andere afdeling. Hoewel iedereen vrij was geroosterd om op het feest aanwezig te kunnen zijn, was geen sprake van een verschijningsplicht op het feest.
5.3.2.
Anderzijds zijn feiten komen vast te staan die ervoor pleiten dat sprake was van een werk gerelateerd feest. Zo staat vast dat bij de reservering van de blokhut de naam GGzE is gebruikt. Voor het feest waren geen derden uitgenodigd en het was enkel toegankelijk voor medewerkers van afdeling Volte 2 A/B. Ook waren op het feest leidinggevenden van die afdeling aanwezig. Voorts heeft GGzE een financiële bijdrage geleverd van € 200,00.
Volgens de verklaring van [R] , bijlage 9 rapport Hoffmann, is het feest mede georganiseerd vanwege zijn afscheid en het afscheid van collega [A] .
Daarnaast heeft GGzE de gelegenheid geboden om de medewerkers tussen 22 april 2015 om 14.15 uur en 23 april 2015 om 14.15 uur vrij te roosteren en heeft zij een andere afdeling bereid gevonden de diensten over te nemen.
5.3.3.
Voorgaande feiten in aanmerking genomen komt de kantonrechter tot de conclusie dat het feest niet slechts een zuivere privé aangelegenheid was. Ofschoon het feest niet onder werktijd heeft plaatsgevonden, hield het wel in belangrijke mate verband met het werk. Kennelijk heeft ook het merendeel van de medewerkers dat zo ervaren, omdat uit de stukken is af te leiden dat zij zich in zekere mate schuldig voelen tegenover GGzE over het drugsgebruik op het feest (hierbij wordt gedoeld op uitlatingen zoals: ‘het had niet mogen gebeuren’, 'over het feest dient binnen de afdeling cq. GGzE intervisie plaats te vinden'). Voorts heeft een aantal medewerkers getracht het gebeuren verborgen te houden voor GGzE, ondanks dat GGzE in beginsel het onder invloed zijn van geestverruimende en/of –vernauwende middelen
buitenwerktijd niet verbiedt. Dit alles leidt minstgenomen tot de conclusie dat de medewerkers zelf ook een verband zien tussen het feest en GGzE.
5.4.
Nu is vastgesteld dat het feest een werk-gerelateerd karakter had, is vervolgens van belang of en in hoeverre sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag van [werknemer] en of dat moet leiden tot een einde van de arbeidsovereenkomst.
In dat verband moet allereerst worden opgemerkt dat, voor zover de kantonrechter heeft kunnen nagaan, GGzE uitsluitend die werknemers heeft voorgedragen voor ontslag van wie volgens haar vast staat of sterke vermoedens bestaan dat zij tijdens het feest in aanwezigheid van collega's harddrugs hebben gebruikt. Kennelijk is met het openlijke gebruik van harddrugs, al dan niet in combinatie met het naderhand verborgen willen houden van het voorval voor het hogere management en/of het onder druk zetten van collega's, voor GGzE een grens overschreden. De kantonrechter is het daarin met haar eens. Onderzocht moet daarom worden wat en hoe groot het aandeel is geweest van [werknemer] met betrekking tot het in bezit hebben en/of gebruik van harddrugs.
5.5.
[werknemer] heeft verklaard dat hij die middag en avond heeft geblowd en in totaal driemaal speed heeft gebruikt (bijlage 14 rapport Hoffmann).
Op 3 juni 2015 heeft [G] vervolgens verklaard (bijlage 19 rapport Hoffmann) dat zij op verzoek van [werknemer] speed heeft meegenomen naar het feest en dat zij heeft gezien dat [werknemer] speed heeft gebruikt.
Ook collega [M] heeft verklaard dat [werknemer] speed heeft gebruikt.
Uit het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat [werknemer] op het feest harddrugs heeft gebruikt. Uit de overgelegde processtukken en hetgeen ter zitting is besproken is onvoldoende gebleken dat [werknemer] heeft opgeroepen het gebeuren op 22 april 2015 onder de pet te houden.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [werknemer] de regels, en met name de regel dat hij onder werktijd niet onder invloed van geestverruimende of -vernauwende middelen dient te zijn, als vermeld in de gedragscode van GGzE dient na te leven. Daarnaast is ook niet in geschil dat [werknemer] gebonden is aan zijn beroepscode.
GGzE is een forensische kliniek met een therapeutische setting. Op de afdeling waar [werknemer] werkzaam is, verblijven veelal cliënten die kampen of kampten met verslavingsproblematiek. Enkele taken van [werknemer] zijn het voorkomen van en het controleren op drugsgebruik onder cliënten. In dat kader fungeren de medewerkers van GGzE, zoals [werknemer] , als voorbeeldfunctie en kunnen zij, als zij zelf (hard)drugs gebruiken, cliënten niet op hun gedrag dienaangaande aanspreken. Hierbij wordt in aanmerking genomen, dat drugsgebruik tegenover vrijwel het gehele team van Volte 2 A/B tijdens een werkgerelateerde bijeenkomst gekwalificeerd kan worden als openlijk drugsgebruik.
Daaraan kan nog het volgende worden toegevoegd. Door openlijk harddrugs te gebruiken in het bijzijn van collega's die niet gebruiken en het gebruik vervolgens verborgen te willen houden voor (het hogere management van) GGzE, brengen de gebruikende medewerkers hun niet gebruikende collega's ernstig in verlegenheid. Daarmee ontstaat een reële kans op verstoring van de onderlinge collegiale verhoudingen.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] , voor zover hij niet al in strijd met de regels van de gedragscode van GGzE heeft gehandeld, minstgenomen ernstig in strijd heeft gehandeld met de regels van goed werknemerschap.
5.7.
Het verzoek zal worden afgewezen voor zover het is gegrond op een dringende reden. De reden daarvoor is, dat niet is gebleken dat [werknemer] harddrugs heeft gebruikt tijdens de daadwerkelijke uitoefening van zijn werkzaamheden of dat hij tijdens werktijd onder invloed van geestverruimende of -vernauwende stoffen verkeerde.
5.8.
Wel kan in voldoende mate worden vastgesteld dat het gedrag van [werknemer] heeft geleid tot een ernstige vertrouwensbreuk aan de zijde van GGzE. [werknemer] heeft immers het gebeuren op het feest aanvankelijk verzwegen en hij heeft niet eerder dan op 1 juni 2015 openheid van zaken gegeven over zijn harddrugsgebruik. Door deze handelwijze van [werknemer] , in combinatie met de aard van zijn functie binnen de specifiek forensisch-psychiatrische setting van GGzE, heeft GGzE terecht kunnen concluderen tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. Om die reden wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingewilligd wegens een verandering in de omstandigheden en wordt de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 15 augustus 2015.
5.9.
Voor zover [werknemer] heeft aangevoerd dat een minder ingrijpende maatregel dan ontslag in de rede had gelegen, kan dit verweer niet slagen. Het openlijk gebruiken van harddrugs in combinatie met de aard en de achtergrond van de afdeling waarop en de cliënten waarmee [werknemer] werkt, is zodanig in strijd met de gedragscode dat GGzE terecht heeft besloten voor het meest ingrijpende middel van ontslag te kiezen.
5.10.
Ofschoon de ernstige vertrouwensbreuk in overwegende mate aan [werknemer] is te wijten, ziet de kantonrechter in de specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding hem een beperkte vergoeding naar billijkheid toe te kennen. [werknemer] heeft een dienstverband van bijna 18 jaar bij GGzE en kennelijk altijd tot volle tevredenheid gefunctioneerd. Gelet op zijn leeftijd van 59 jaar kan ervan worden uitgegaan dat zijn kansen op de arbeidsmarkt beperkt zullen zijn. De gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zullen voor hem dus zeer ingrijpend zijn. Teneinde deze ingrijpende gevolgen enigszins te verzachten zal een beperkte vergoeding van € 20.000,00 bruto worden toegekend.
5.11.
Gelet op het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [werknemer] een vergoeding als voormeld toe te kennen, wordt GGzE eerst nog in de gelegenheid gesteld het verzoek desgewenst in te trekken. Bij handhaving van het verzoek zullen de proceskosten over partijen aldus worden verdeeld, dat ieder van hen de eigen kosten dient te dragen.
5.12.
Bij intrekking van het verzoek zal GGzE worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
stelt GGzE in de gelegenheid om tot uiterlijk dinsdag 12 augustus 2015 haar verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring aan de griffier, waarbij tegelijkertijd een afschrift aan (de gemachtigde van) [werknemer] dient te worden verstrekt;
bij handhaving van het verzoek:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 augustus 2015;
kent aan [werknemer] ten laste van GGzE een vergoeding naar billijkheid toe van € 20.000,00 bruto en veroordeelt GGzE voor zover nodig om deze vergoeding aan [werknemer] te betalen;
verdeelt de proceskosten over partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
en bij intrekking van het verzoek:
bepaalt dat GGzE tot een bedrag van € 400,00 (niet met btw belast) dient bij te dragen in de proceskosten van [werknemer] ;
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.