Op 31 juli 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte had in de periode van 1 december 2004 tot en met 3 maart 2005 gebruik gemaakt van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties om hypothecaire geldleningen te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen werknemer was van het bedrijf dat op de documenten stond vermeld en dat hij geen salaris had ontvangen van dit bedrijf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord en heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten, wat heeft geleid tot de veroordeling voor valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte een geldboete van € 7.500,-- opgelegd, subsidiair 72 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.