ECLI:NL:RBOBR:2015:4670

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
01/860140-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en poging tot zware mishandeling na beoordeling van de dwangcomponent

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting, poging tot zware mishandeling en subsidiaire mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op een incident dat plaatsvond op 17 november 2013, waarbij de verdachte de aangeefster zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen tegen haar wil. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 24 oktober 2014 en 17 juli 2015, waarbij de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zijn gehoord, evenals deskundigenrapporten van het NFI.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voor de bewezenverklaring van verkrachting vereiste dwangcomponent niet overtuigend kon worden vastgesteld. De aangeefster had verklaard dat zij tijdens de seksuele handelingen had aangegeven dat zij dit niet wilde, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich hiervan bewust was of dat hij de grenzen van de aangeefster had overschreden. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de verdachte in overweging genomen, die stelde dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de poging tot zware mishandeling en de subsidiaire mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 31 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860140-14
Datum uitspraak: 31 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is, na heropening van het onderzoek bij tussenvonnis van 7 november 2014,
op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2014 en 17 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 september 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 oktober 2014 is gewijzigd (bijlage), is
aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2013 te [gemeente] , (in zijn, verdachte's, woning) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte -zijn vuist en/of hand en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of -zijn vuist en/of hand en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of -zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of -onverhoeds (en/of met kracht) in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (in zijn woning) -op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of -de schouders, althans het lichaam van die [slachtoffer] naar beneden heeft
geduwd/gedrukt en/of -zijn hand(en) op de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of -in de keel/hals en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
-(onverhoeds en/of met kracht) zijn hand en/of vuist en/of vingers en/of penis in de anus
en/of vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of (met kracht) op en neer heeft
bewogen en/of
-daarbij (telkens) heeft genegeerd dat die [slachtoffer] schreeuwde van de pijn en/of
hem vertelde dat het pijn deed en/of haar benen dichtkneep en/of haar lichaam wegdraaide
en/of zijn handen wegduwde en/of zijn handen van haar borst sloeg en/of (aldus) voor die
[slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
en/of
2.
hij op of omstreeks 17 november 2013 te [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -(onverhoeds en/of met kracht) zijn vuist en/of hand in de vagina van die [slachtoffer]
heeft gebracht en/of -(onverhoeds en/of met kracht) zijn vuist en/of hand in de anus van die [slachtoffer]
heeft gebracht en/of -(onverhoeds en/of met kracht) in de borst(en) van die [slachtoffer] heeft geknepen
en/of -op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of -de schouders, althans het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) naar beneden
heeft gedrukt en/of -zijn hand(en) op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en/of -de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrech);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2013 te [gemeente] , opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ) heeft mishandeld, immers heeft/is verdachte, -(onverhoeds en/of met kracht) zijn vuist en/of hand in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en/of -(onverhoeds en/of met kracht) zijn vuist en/of hand in de anus van die [slachtoffer]
gebracht en/of -(onverhoeds en/of met kracht) in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of -op het lichaam van die [slachtoffer] gaan zitten en/of -de schouders, althans het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) naar beneden
gedrukt en/of -zijn hand(en) op de keel van die [slachtoffer] gezet en/of -de keel van die [slachtoffer] dichtgedrukt,
waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

Feit 1 en feit 2 subsidiair kunnen worden bewezen. Verdachte heeft aangeefster gedwongen tot het ondergaan van door haar niet gewenste seksuele handelingen. Zij heeft hierdoor letsel opgelopen en pijn ondervonden. De bevindingen van rapporteur D. Botter van het NFI ondersteunen de verklaring(en) van aangeefster [slachtoffer] . Volgens de deskundige past het totaalbeeld van de letsels zonder meer bij de verklaring van aangeefster en niet of nauwelijks bij de verklaringen van verdachte over de plaatsgevonden seksuele handelingen.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 primair.
Gelet op de aard en ernst van het feitencomplex en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden is de navolgende vordering op zijn plaats:
-een gevangenisstraf 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voor-
waardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
-de gevangenneming van verdachte op de dag van de uitspraak;
-toewijzing van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade en referte ten
aanzien van de gevorderde immateriële schade.

Het standpunt van de verdediging.

Verdachte ontkent dat er seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. De ruwe seks vond vrijwillig en op initiatief van aangeefster plaats. Volgens deskundige D. Botter is een andere toedracht dan gesteld
door aangeefster niet uit te sluiten. Evenmin valt uit te sluiten dat het letsel bij de anus
door een krachtig gebruik van een of meerdere vingers, in plaats van de door aangeefster gestelde hand/vuist, is ontstaan. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken. Dat brengt met zich mee dat benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient worden verklaard.

Het oordeel van de rechtbank.

I. inleiding
Aan de orde is de beschuldiging van aangeefster [slachtoffer] dat verdachte op
17 november 2013 haar heeft gedwongen tot het ondergaan van verregaande seksuele handelingen. Dit terwijl aangeefster verdachte op meerdere momenten en middels verschillende uitingen en gedragingen had aangegeven daarvan niet gediend te zijn.
II. vaststaande feiten en omstandigheden
De navolgende feiten en omstandigheden staan niet ter discussie:
-verdachte en aangeefster hebben elkaar op 17 november 2013 tijdens het uitgaan voor het eerst
ontmoet;
-zij hadden in ruime mate alcohol gedronken;
-zij voelden zich fysiek tot elkaar aangetrokken en wilden seks met elkaar (zogenaamde
one-night stand)
-aangeefster heeft voorafgaand aan de seks aan verdachte gevraagd of hij haar wel (de
rechtbank neemt aan: seksueel) aankon;
-verdachte en aangeefster hebben aanvankelijk normale seks gehad, gevolgd door ruige seks;
-aangeefster bemerkte op enig moment dat verdachte in (diepe) slaap was gevallen;
-aangeefster ging naar het toilet en bemerkte hierbij dat zij aan haar onderkant bloedde. Zij is
hierna weer bij verdachte in bed gaan liggen en in slaap gevallen;
-verdachte heeft aangeefster ’s-ochtends op haar verzoek naar huis gebracht;
-aangeefster heeft door de (ruige) seks lichamelijk letsel opgelopen;
-aangeefster heeft op 18 november 2013 op advies van de huisarts contact gezocht met de
politie.
III. zienswijze aangeefster
Verdachte zou (met) aangeefster onder meer:
(1) meerdere keren hardhandig in de borsten hebben geknepen, dit terwijl zij tegen hem zei dat zij dat niet fijn vond en dat het pijn deed en zij zijn handen van haar borsten wegduwde/ wegsloeg;
(2) op hardhandige, pijnlijke en agressieve wijze met zijn penis vaginale seks met haar hebben gehad, waarbij hij tevens haar keel enige tijd met zijn hand dichtkneep. Hierdoor was aangeefster in een shock geraakt en had zij zijn handelingen gelaten ondergaan. Aangeefster had op enig moment de hand van verdachte weggeduwd en tegen hem gezegd dat ze dat niet fijn vond;
(3) met zijn hand/vuist/vingers in de vagina en anus zijn binnengedrongen en vervolgens daarmee hardhandig op en neer hebben bewogen. Aangeefster heeft bij die ongewenste handelingen meerdere keren haar benen dichtgeknepen, tegen verdachte gezegd dat zij het niet fijn vond en dat hij moest stoppen, auw geroepen en het uitgeschreeuwd van de pijn. Verdachte ging echter gewoon door. Aangeefster heeft weliswaar niet gezien dat verdachte met zijn hand/vuist in haar vagina en anus ging, doch het voelde wel zo.
Volgens aangeefster is zij na de seksuele handelingen bij verdachte gebleven omdat zij door
het dichtknijpen van haar keel heel bang van verdachte was geworden en in shock verkeerde.
IV. zienswijze verdachte
Volgens verdachte heeft er ruige seks op verzoek van aangeefster plaatsgevonden. Zij is hem hiertoe ook blijven aansporen. Zij heeft nooit stop geroepen of anderszins aangegeven dat hij te ver ging of haar pijn deed. Verdachte ontkent:
(ad 1) aangeefster hardhandig in de borsten te hebben geknepen. Hij heeft haar borsten op normale wijze aangeraakt en betast. Aangeefster heeft haar eigen borsten zelf ook betast;
(ad 2) de keel van aangeefster te hebben dichtgeknepen. Wel heeft hij vaginale seks met aangeefster gehad. Onder aansporing van aangeefster is hij haar ook harder gaan neuken.
Hij zal haar best wel hebben vastgepakt tijdens de seks;
(ad 3) met de hand/vuist de vagina/anus van aangeefster te hebben binnengedrongen.
Wel heeft hij haar vaginaal gevingerd. Dat is op verzoek van aangeefster wat harder gegaan. Hierbij is verdachte met vier vingers in haar vagina gegaan. Aangeefster deed daarbij haar eigen vingers ook nog in haar vagina. Verdachte sluit niet uit dat hij of aangeefster tijdens het seksspel met een of twee vingers in de anus van aangeefster is geweest.
V. letsels aangeefster
De rechtbank leidt uit de rapportages van [rapporteur] en NFI-deskundige D. Botter af dat er
bij aangeefster sprake was van bloedstortingen in de armen, (ad 1) bloeduitstortingen op de borsten, (ad 2) een bloeduitstorting links in de hals en (ad 3) roodheid bij de vagina en een bloeduitstorting bij de anus.
Volgens NFI-rapporteur Botter past het totaalbeeld van de letsels zonder meer bij de verklaring van aangeefster, waarbij een andere toedracht echter niet is uit te sluiten.
De rapporteur kan geen uitsluitsel bieden op de vraag of het bij de anus aangetroffen
letsel het gevolg is geweest van het inbrengen van een vuist/hand dan wel vingers in de anus en het daarmee bewegingen maken.
VI. conclusie rechtbank
Ter discussie staat of verdachte op enig moment tijdens de vrijwillig aangevangen seks
tegen de wil van aangeefster over de schreef is gegaan met verregaande seksuele handelingen.
De rechtbank acht in dit verband niet vaststaan dat:
*verdachte met zijn vuist/hand de anus van aangeefster heeft gepenetreerd. De rechtbank komt
tot dit oordeel op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen van rapporteur Botter, de
verklaring van aangeefster waaruit volgt dat zij dat feitelijk niet heeft waargenomen en de
uitdrukkelijke ontkenning van verdachte;
*verdachte met zijn vuist/hand de vagina van aangeefster heeft gepenetreerd, nu aangeefster
dit feitelijk niet heeft waargenomen, het uitwendig letselbeeld op dit punt geen uitsluitsel biedt
en verdachte deze handeling ontkent te hebben verricht;
*verdachte de schouders/het lichaam van aangeefster naar beneden heeft gedrukt, aangezien dit
niet uitdrukkelijk volgt uit de verklaring van aangeefster en verdachte deze handeling ontkent;
*aangeefster heeft geschreeuwd van de pijn, reeds omdat in de letselrapportage van R. Meijer
uitdrukkelijk het tegendeel staat opgetekend (blz. 69, 5e alinea) en verdachte dit onderdeel
ontkent en te meer omdat de buurvrouw van verdachte niets heeft gehoord (blz. 5 onder het
kopje ‘buurtonderzoek’)
Feitelijk resteren een aantal niet ongebruikelijke of uitzonderlijke seksuele handelingen, zoals vaginaal en anaal vingeren, het met de penis binnendringen in de vagina, tongzoenen en het knijpen in de borsten. Voor wat betreft de resterende in de tenlastelegging uitgeschreven gedragingen waaruit de dwangcomponent zou moeten blijken, overweegt de rechtbank dat
deze feitelijkheden (enkel) afkomstig zijn uit de verklaring(en) van aangeefster, terwijl verdachte die feitelijkheden ontkent en daarnaast verklaart dat er ruwe seks met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden en aangeefster nooit heeft aangegeven dat ze pijn had
of dat hij te ver ging.
De rechtbank oordeelt dat de bevindingen van NFI-rapporteur Botter over het letselpatroon
van aangeefster weliswaar steun geven aan haar versie van het gebeuren, doch dat hieruit niet
in voldoende mate het dwangaspect kan worden afgeleid.
De rechtbank sluit niet uit dat tijdens de aanvankelijk vrijwillig begonnen seks sprake is geweest van een omslagpunt voor aangeefster. De rechtbank kan echter niet met een voor
een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van bepaalde seksuele handelingen, dan wel dat het voor hem ondubbelzinnig duidelijk was of moet zijn geweest dat hij seksuele grenzen overschreed.
De rechtbank heeft bij dit oordeel nadrukkelijk acht geslagen op de hiervoor onder het
kopje II vermelde vaststaande feiten en omstandigheden en de context waarbinnen de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, te weten: een one-night stand tussen twee onbekenden met voor elkaar onbekende seksuele voorkeuren en grenzen en met de kans op onderlinge misverstanden op dat punt. Kortom, de voor een bewezenverklaring van verkrachting vereiste dwangcomponent is voor de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet overtuigend vast te stellen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1.
De onmogelijkheid van een vaststelling van de dwangcomponent brengt voorts met zich mee dat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op het
mishandelen van aangeefster. Het wederrechtelijke karakter van verdachtes handelingen kan immers niet worden vastgesteld. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Tot slot acht de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair (poging tot zware mishandeling) is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op de integrale vrijspraak zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenneming van verdachte afwijzen.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van het hem onder feit 1, feit 2 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, feit 2 primair
en feit 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 31 juli 2015.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.