In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werkneemster bij Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg (GGzE). De werkneemster was sinds 14 november 2005 in dienst als verpleegkundig begeleider senior en was betrokken bij een teamuitje op 22 april 2015, waar zij naar verluidt onder invloed van alcohol en softdrugs was. GGzE verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, stellende dat het gedrag van de werkneemster de vertrouwensrelatie had geschaad en in strijd was met de gedragscode van de organisatie. De werkneemster betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat het feest een privé-aangelegenheid was en dat GGzE niet betrokken was bij de organisatie ervan. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de werkneemster onder invloed was van alcohol en softdrugs, de verwijten van GGzE onvoldoende ernstig waren om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en besliste dat GGzE een bijdrage van € 400,00 in de proceskosten van de werkneemster moest betalen.