ECLI:NL:RBOBR:2015:4649

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
4201509 \ EJ VERZ 15-373
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van GGzE-medewerkers wegens drugsgebruik tijdens werkgerelateerde bijeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een verpleegkundige bij Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven (GGzE). De verzoekster, GGzE, heeft de ontbinding aangevraagd op grond van artikel 7:685 (oud) van het Burgerlijk Wetboek, na het vaststellen van drugsgebruik door de werkneemster tijdens een teamuitje op 22 april 2015. De werkneemster, die sinds 2005 in dienst was, werd beschuldigd van het in bezit hebben en gebruiken van harddrugs tijdens dit evenement, wat in strijd was met de gedragscode van GGzE en haar beroepscode als verpleegkundige. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2015 heeft GGzE haar standpunt toegelicht, terwijl de werkneemster haar verweer voerde, waarin zij betwistte dat het teamuitje onder werktijd had plaatsgevonden en dat zij onder invloed was van drugs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het teamuitje, hoewel niet formeel onder werktijd, wel degelijk werkgerelateerd was. De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van de werkneemster, inclusief het openlijk gebruik van harddrugs en het aanvankelijk ontkennen van dit gedrag, heeft geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. De rechtbank heeft geoordeeld dat GGzE terecht heeft besloten tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet op basis van een dringende reden, maar vanwege een verandering in de omstandigheden. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 15 augustus 2015, zonder toekenning van een vergoeding aan de werkneemster. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 4201509 \ EJ VERZ 15-373
Kanton Eindhoven
Beschikking van 31 juli 2015 op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:685 (oud) Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven en de Kempen,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D.A. Witberg,
tegen:
[werkneemster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. O.F.X. Roozemond.
Partijen worden hierna genoemd “GGzE” en “ [werkneemster] ”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
het verzoekschrift met producties;
het verweerschrift met producties;
de mondelinge behandeling die op 10 juli 2015 heeft plaatsgevonden, ten behoeve waarvan GGzE op voorhand producties heeft toegezonden. Ter zitting heeft GGzE een pleitnota overgelegd aan de hand waarvan zij de zaak heeft toegelicht. [werkneemster] heeft ter zitting een duidelijk leesbare versie van de eerder bij het verweerschrift ingediende producties overgelegd, alsmede twee nieuwe producties.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast, voor zover voor de beoordeling van belang.
GGzE is een gespecialiseerde psychiatrische instelling. Zij is door de Minister van Justitie aangewezen als particuliere inrichting voor verpleging van tbs-gestelden. De Woenselse Poort (DWP) is onderdeel van GGzE en is een forensisch psychiatrische kliniek waar tbs-cliënten worden behandeld. Volte 2 A/B is een beveiligde afdeling van DWP. Op deze afdeling worden cliënten behandeld die lijden aan psychotische belevingen, autistisch zijn en/of verstandelijk beperkt. De cliënten hebben daarnaast vaak te kampen met verslavingsproblematiek.
[werkneemster] is sinds 17 mei 2005 in dienst bij GGzE. Zij werkt thans in de functie van verpleegkundig begeleider senior, tegen een loon van € 2.736,89 bruto, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. [werkneemster] is 34 jaar.
Op 22 april 2015 heeft een feest plaatsgevonden op locatie De Blokhut in Riethoven, waarbij [werkneemster] aanwezig was.
[werkneemster] is op 27 mei 2015 en op 3 juni 2015 gehoord door Hoffmann Bedrijfsrecherche omtrent de gebeurtenissen op het feest van 22 april 2015.
[werkneemster] is op 26 mei 2015 op non-actief gesteld. De op non-actief stelling is verlengd bij brief van 10 juni 2015.

3.Het verzoek

GGzE stelt het volgende.
Volte 2A/B is een beveiligde afdeling waar veel cliënten verblijven die kampen met verslavingsproblematiek. De beveiliging is tweeledig. Enerzijds is sprake van fysieke beveiliging die bestaat uit hekken, camera’s, muren etc. Anderzijds is sprake van relationele beveiliging die, onder meer, inhoudt dat personeel dient toe te zien dat cliënten geen drugs gebruiken. Cliënten zijn vaak ervaren in drugsgebruik en zien al snel wanneer personeel tijdens en/of voor het werk drugs (heeft) gebruikt. Dat zet de relatie tussen werknemer en cliënt onder druk en dat maakt de werknemer kwetsbaar en chantabel.
In dat kader is binnen de GGzE met het personeel een gedragscode overeengekomen waarin staat, kort gezegd, dat medewerkers onder werktijd niet onder invloed van geestverruimende of -vernauwende middelen mogen zijn en dat bij overtreding daarvan maatregelen worden genomen, zoals berisping, schorsing, overplaatsing of ontslag. Daarnaast is [werkneemster] gehouden aan de Beroepscode Verpleegkundigen en de BIG-registratie.
Op 22 april 2015 vanaf 15.00 uur heeft een teamuitje plaatsgevonden op een externe locatie waarbij ook [werkneemster] aanwezig was. Op 16 mei 2015 heeft GGzE vernomen dat enkele medewerkers harddrugs hebben meegebracht, openlijk harddrugs hebben gebruikt en dat enkele medewerkers nadien onder druk zijn gezet om hun mond te houden over hetgeen zich tijdens het teamuitje heeft afgespeeld.
Naar aanleiding van deze melding heeft GGzE besloten Hoffmann Bedrijfsrecherche in te schakelen die de betrokken medewerkers heeft gehoord.
Ten aanzien van [werkneemster] is bekend geworden dat zij harddrugs in haar bezit had en dat zij dit aan collega’s heeft aangeboden. Dit gedrag is in strijd met de gedragscode, de beroepscode en met de houding en werkwijze die van een hulpverlener verwacht mag worden. Het gedrag van [werkneemster] heeft zijn weerslag op de samenwerking binnen het team en op de veiligheid van de cliënten.
Daarnaast heeft [werkneemster] , door eerst onjuist en ontkennend te verklaren en daarna te verklaren dat zij harddrugs heeft meegenomen naar het feest en dat zij harddrugs heeft gebruikt, een onherstelbare vertrouwensbreuk veroorzaakt.
De bijeenkomst vond plaats in werktijd, althans heeft te gelden als werktijd. GGzE mag van [werkneemster] , die met cliënten met verslavingsproblematiek werkt, verwachten dat zij geen harddrugs gebruikt tijdens werk of tijdens een teamuitje op locatie.
[werkneemster] heeft haar plichten ingevolge de arbeidsovereenkomst op grove wijze geschonden en in strijd gehandeld met de geldende gedrags- en beroepscode. Het noodzakelijke vertrouwen in [werkneemster] is komen te ontbreken. Gelet op de aard en de ernst van de situatie is sprake van een dringende reden voor ontslag.
Voor zover van een dringende reden geen sprake is, heeft [werkneemster] het vertrouwen in haar ernstig beschadigd door aanvankelijk een onjuiste en ontkennende verklaring af te leggen over haar drugsbezit en -gebruik. Doordat een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan is sprake van een verandering in de omstandigheden.
GGzE verzoekt de kantonrechter dan ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in een dringende reden, dan wel een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.

4.Het verweer

[werkneemster] heeft het volgende verweer gevoerd.
Zij betwist dat het teamuitje tijdens werktijd heeft plaatsgevonden. Anders dan bij een eerder teamuitje in december 2014, vond het feest op 22 april 2015 niet plaats tijdens werktijd en werden de medewerkers niet doorbetaald. Het feest was geheel op eigen initiatief van de werknemers en werd georganiseerd vanuit de persoonlijke levenssfeer. Het heeft niet onder werktijd plaatsgevonden en alle genodigden waren vrij geroosterd voor het feest. De bijeenkomst was niet vanwege het afscheid van collega’s (dat heeft op een ander moment plaatsgevonden) of vanwege het relatief nieuwe team. Nadat het privé-initiatief bekend werd bij GGzE, heeft GGzE een kleine geldelijke bijdrage van € 200,00 ter beschikking gesteld.
Voorts voert [werkneemster] aan dat zij onbekend is met de gedragscode. Bovendien ziet de aangehaalde regel uit de gedragscode op het onder invloed zijn van geestverruimende of -vernauwende middelen tijdens werktijd. Dat [werkneemster] onder werktijd onder invloed van dergelijke middelen zou zijn geweest blijkt nergens uit. Zij is pas op 24 april 2015 weer gaan werken, zodat zij om die reden al niet meer onder invloed van alcohol of drugs was, althans is van eventuele invloed op 24 april 2015 uit het dossier niet gebleken.
Ingevolge de gedragscode had GGzE, gezien de feiten en omstandigheden, ook minder ingrijpende maatregelen dan ontslag kunnen toepassen. Ook gezien de goede staat van dienst van ruim 10 jaar is het ontslag onbegrijpelijk en disproportioneel. Een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden dient dan ook te worden afgewezen.
Hoewel [werkneemster] zich verzet tegen het ontslag, betwist zij niet dat terugkeer wellicht geen reële optie is wegens een wijziging in de omstandigheden. Omdat haar geen verwijt van de vertrouwensbreuk kan worden gemaakt en de verwijtbaarheid geheel aan de zijde van GGzE ligt verzoekt zij een vergoeding waarbij de zogenoemde C-factor op 1,5 wordt gesteld.

5.De beoordeling

5.1.
Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW (oud) of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
5.2. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is, of het feest dat op 22 april 2015 vanaf 15.00 uur heeft plaatsgevonden een feest betreft dat onder werktijd heeft plaatsgevonden, althans als werk-gerelateerd dient te worden beschouwd, zoals GGzE stelt, of dat het feest in de privésfeer heeft plaatsgevonden, zoals [werkneemster] aanvoert.
5.3.1.
Uit de gedingstukken en uit hetgeen ter zitting is besproken zijn feiten komen vast te staan die ervoor pleiten dat sprake was van een privéfeest. Zo is komen vast te staan dat het feest is georganiseerd door medewerkers van afdeling Volte 2 A/B op een externe locatie, zijnde een blokhut gelegen in het bos in Riethoven. Onweersproken heeft [werkneemster] toegelicht dat zij voor 22 april 2015 genodigde medewerkers van de afdeling vanaf 14.15 uur heeft vrij geroosterd om naar het feest te kunnen gaan. Ook heeft zij die medewerkers de volgende dag niet eerder dan 14.15 uur weer ingeroosterd. De tussenliggende diensten zijn overgenomen door een andere afdeling. Hoewel [werkneemster] iedereen vrij had geroosterd om op het feest aanwezig te kunnen zijn, was geen sprake van een verschijningsplicht op het feest.
5.3.2.
Anderzijds zijn feiten komen vast te staan die ervoor pleiten dat sprake was van een werk-gerelateerd feest. Zo staat vast dat bij de reservering van de blokhut de naam GGzE is gebruikt. Voor het feest waren geen derden uitgenodigd en het was enkel toegankelijk voor medewerkers van afdeling Volte 2 A/B. Ook waren op het feest leidinggevenden van die afdeling aanwezig. Voorts heeft GGzE een financiële bijdrage geleverd van € 200,00.
Volgens de verklaring van [werknemer R] , bijlage 9 rapport Hoffmann, is het feest mede georganiseerd vanwege zijn afscheid en het afscheid van collega [A] .
Daarnaast heeft GGzE de gelegenheid geboden om de medewerkers tussen 22 april 2015 om 14.15 uur en 23 april 2015 om 14.15 uur vrij te roosteren en heeft zij een andere afdeling bereid gevonden de diensten over te nemen.
5.3.3.
Voorgaande feiten in aanmerking genomen komt de kantonrechter tot de conclusie dat het feest niet louter een zuivere privé aangelegenheid was. Ofschoon het feest niet onder werktijd heeft plaatsgevonden, hield het wel in belangrijke mate verband met het werk. Kennelijk heeft ook het merendeel van de medewerkers dat zo ervaren, omdat uit de stukken is af te leiden dat zij zich in zekere mate schuldig voelen tegenover GGzE over het drugsgebruik op het feest (hierbij wordt gedoeld op uitlatingen zoals: ‘het had niet mogen gebeuren’, 'over het feest dient binnen de afdeling cq. GGzE intervisie plaats te vinden'). Voorts heeft een aantal medewerkers getracht het gebeuren verborgen te houden voor GGzE, ondanks dat GGzE in beginsel het onder invloed zijn van geestverruimende en/of –vernauwende middelen
buitenwerktijd niet verbiedt. Dit alles leidt minstgenomen tot de conclusie dat de medewerkers zelf ook een verband zien tussen het feest en GGzE.
5.4.
Nu is vastgesteld dat het feest een werk-gerelateerd karakter had, is vervolgens van belang of en in hoeverre sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag van [werkneemster] en of dat moet leiden tot een einde van de arbeidsovereenkomst.
In dat verband moet allereerst worden opgemerkt dat, voor zover de kantonrechter heeft kunnen nagaan, GGzE uitsluitend die werknemers heeft voorgedragen voor ontslag van wie volgens haar vast staat of sterke vermoedens bestaan dat zij tijdens het feest in aanwezigheid van collega's harddrugs hebben gebruikt. Kennelijk is met het openlijke gebruik van harddrugs, al dan niet in combinatie met het naderhand verborgen willen houden van het voorval voor het hogere management en/of het onder druk zetten van collega's, voor GGzE een grens overschreden. De kantonrechter is het daarin met haar eens. Onderzocht moet daarom worden wat en hoe groot het aandeel is geweest van [werkneemster] met betrekking tot het in bezit hebben en/of gebruik van harddrugs.
5.5.
Aanvankelijk heeft [werkneemster] verklaard dat zij vier glazen wijn heeft gedronken, waarvan zij dronken is geworden, en dat zij geen drugs heeft gebruikt (bijlage 4 rapport Hoffmann).
Op 3 juni 2015 heeft [werkneemster] vervolgens verklaard (bijlage 19 rapport Hoffmann) dat zij, op verzoek van [I] , speed heeft meegenomen naar het feest. Ook heeft zij verklaard zelf tweemaal speed te hebben gesnoven en een collega te hebben geholpen bij het snuiven van speed. Ook heeft [werkneemster] later op de avond nog cocaïne gesnoven. Tot slot heeft [werkneemster] verklaard dat zij helemaal niet de bedoeling had er zo’n avond van te maken en dat zij geen verslavingsprobleem heeft.
Ook de collega’s [V] , [B] en [I] hebben verklaard dat [werkneemster] speed of wit poeder heeft gesnoven. De collega’s [V] , [I] en [H] verklaren voorts dat [werkneemster] speed aan hen heeft gegeven.
Op grond van deze verklaringen is voldoende aannemelijk geworden dat [werkneemster] speed heeft meegenomen naar het feest en dat zij ook zelf harddrugs heeft gebruikt.
5.6.
Los van de vraag of aan [werkneemster] de gedragscode feitelijk ter hand is gesteld, hetgeen zij betwist, is de kantonrechter van oordeel dat [werkneemster] ermee bekend dient te zijn dat niet acceptabel is dat zij tijdens een werkgerelateerde bijeenkomst onder invloed verkeert van geestverruimende of –vernauwende middelen. Daarnaast is [werkneemster] ook aan haar beroepscode gebonden waarin, kort gezegd, eveneens is omschreven dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is.
GGzE is een forensische kliniek met een therapeutische setting. Op de afdeling waar [werkneemster] werkzaam is, verblijven veelal cliënten die kampen of kampten met verslavingsproblematiek. Enkele taken van [werkneemster] zijn het voorkomen van en het controleren op drugsgebruik onder cliënten. In dat kader fungeren de medewerkers van GGzE, zoals [werkneemster] , als voorbeeldfunctie en kunnen zij, als zij zelf (hard)drugs gebruiken, cliënten niet op hun gedrag dienaangaande aanspreken. Hierbij wordt in aanmerking genomen, dat drugsgebruik tegenover vrijwel het gehele team van Volte 2 A/B tijdens een werkgerelateerde bijeenkomst gekwalificeerd kan worden als openlijk drugsgebruik.
Daaraan kan nog het volgende worden toegevoegd. Door openlijk harddrugs te gebruiken in het bijzijn van collega's die niet gebruiken en het gebruik vervolgens verborgen te willen houden voor (het hogere management van) GGzE, brengen de gebruikende medewerkers hun niet gebruikende collega's ernstig in verlegenheid. Daarmee ontstaat een reële kans op verstoring van de onderlinge collegiale verhoudingen.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [werkneemster] , voor zover zij niet al in strijd met de regels van de gedragscode van GGzE heeft gehandeld, minstgenomen ernstig in strijd heeft gehandeld met de regels van goed werknemerschap.
5.7.
Het verzoek zal worden afgewezen voor zover het is gegrond op een dringende reden. De reden daarvoor is, dat niet is gebleken dat [werkneemster] harddrugs heeft gebruikt tijdens de daadwerkelijke uitoefening van haar werkzaamheden of dat zij tijdens werktijd onder invloed van geestverruimende of -vernauwende stoffen verkeerde.
5.8.
Wel staat voldoende vast dat [werkneemster] in ernstige mate het door GGzE in haar gestelde vertrouwen heeft geschonden. Afgezien van het gebruik van harddrugs tijdens het feest op 22 april 2015 heeft [werkneemster] dit gebruik tegenover Hoffmann Bedrijfsrecherche aanvankelijk ontkend. Pas later in een tweede verklaring heeft zij erkend dat zij speed naar het feest heeft meegenomen, dat zij dat heeft uitgedeeld aan collega’s en dat zij zelf harddrugs heeft gebruikt. Door deze handelwijze van [werkneemster] , in combinatie met de aard van haar functie binnen de specifiek forensisch-psychiatrische setting van GGzE, heeft GGzE terecht kunnen concluderen tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. Om die reden wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingewilligd wegens een verandering in de omstandigheden en wordt de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 15 augustus 2015.
5.9.
Voor zover [werkneemster] heeft aangevoerd dat een minder ingrijpende maatregel dan ontslag voor de hand had gelegen, kan dit verweer niet slagen. Het openlijk gebruiken van harddrugs in combinatie met de aard en de achtergrond van de afdeling waarop en de cliënten waarmee [werkneemster] werkt, is zodanig in strijd met de gedragscode cq. de normen van goed werknemerschap dat GGzE terecht heeft besloten voor het meest ingrijpende middel van ontslag te kiezen.
5.10.
De ernstige vertrouwensbreuk is in overwegende mate te wijten aan het gedrag van [werkneemster] , zodat geen aanleiding bestaat aan haar een vergoeding toe te kennen.
5.11.
Gelet op de arbeidsrechtelijke verhouding tussen partijen worden de proceskosten gecompenseerd als hierna te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 augustus 2015;
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.