Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 05/133848-13
Rechtbank Oost-Brabant
Op 30 juli 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een balletjespistool en het bezit van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 april 2015 in Berghem het slachtoffer met een nauwelijks van echt te onderscheiden balletjespistool heeft bedreigd. De verdachte werd veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en een leefstijltraining te volgen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van openlijk geweld en van het bezit van 74 gram amfetamine, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.
De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 juni 2015, en de tenlastelegging werd op de zitting van 16 juli 2015 gewijzigd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat zijn handelen niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid om deel te nemen aan een leefstijltraining en zijn erkenning van de fout.
De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en de impact op de betrokkenen in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak benadrukt het belang van normhandhaving en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan de eis van de officier van justitie, omdat zij minder bewezen achtte dan de aanklager. De beslissing na de voorwaardelijke veroordeling betreft een taakstraf ter vervanging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.