ECLI:NL:RBOBR:2015:4628

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
01/865059-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in openlijk geweldzaak na onvoldoende bewijs van significante bijdrage

In de zaak tegen de verdachte, die op 7 april 2015 in Berghem betrokken was bij een confrontatie, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld zou hebben gepleegd tegen twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 dagen, 150 uur taakstraf en teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon. De verdediging betwistte de beschuldigingen en vroeg om vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld.

Tijdens de zitting op 16 juli 2015 werd duidelijk dat de rechtbank niet overtuigd was van de schuld van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de medeverdachte geweld had gepleegd, er geen bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage aan dit geweld had geleverd. De enige verklaring die het geweld aan de verdachte koppelde, kwam van [slachtoffer 1], maar deze werd niet ondersteund door andere getuigen. [slachtoffer 2] verklaarde dat de verdachte wel een stang vasthield, maar niets met die stang deed. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, onder leiding van voorzitter mr. S.J.W. Hermans, en de leden mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.P.J. Scheele, in aanwezigheid van griffier L.M.E. de Roo.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865059-15
Datum uitspraak: 30 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juni 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 juli 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Berghem, in ieder geval in Nederland, met een ander of anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, bestaande uit het (op of aan de openbare weg Het Reut) - te voorschijn halen en/of richten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of het gooien van voormeld pistool, althans enig voorwerp, in de richting van en/of tegen een zich aldaar bevindende personenauto
en/of - dreigend zwaaien en/of steken en/of slaan met een stang, althans zwaard, in ieder geval een scherp en/of hard en/of zwaar voorwerp, in de richting van en/of tegen een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] );
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en eist:
10 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest,
150 uur taakstraf subsidiair 75 dagen hechtenis,
teruggave van 1 mobiele telefoon aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouwe van verdachte acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen en verzoekt verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 7 april 2015 in de nachtelijke uren vond een confrontatie plaats op de openbare weg Het Reut te Berghem, waarbij aan de ene kant verdachte en de [medeverdachte] waren betrokken en aan de andere kant [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is genoegzaam komen vast te staan dat de [medeverdachte] geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] . De rechtbank heeft evenwel niet uit de inhoud van de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte bij die confrontatie zodanige handelingen heeft verricht dat gezegd kan worden dat hij aan het door de [medeverdachte] gepleegde geweld een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt. Uit het proces-verbaal van politie blijkt dat enkel [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte hem met een staaf op zijn hand en linkerarm heeft geraakt (p. 97). Er zijn geen andere verklaringen in het dossier die de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte een stang in zijn handen had, maar dat hij niets met die stang heeft gedaan. Dat brengt mee dat ten aanzien van de verdachte niet kan worden bewezen dat hij zich aan het tenlastegelegde openlijk geweld heeft schuldig gemaakt. Verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Teruggave van het inbeslaggenomen goed, te weten: 1 GSM (mobiele telefoon), Samsung, kleur blauw, aan de [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 30 juli 2015.