ECLI:NL:RBOBR:2015:4628
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in openlijk geweldzaak na onvoldoende bewijs van significante bijdrage
In de zaak tegen de verdachte, die op 7 april 2015 in Berghem betrokken was bij een confrontatie, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld zou hebben gepleegd tegen twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 dagen, 150 uur taakstraf en teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon. De verdediging betwistte de beschuldigingen en vroeg om vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld.
Tijdens de zitting op 16 juli 2015 werd duidelijk dat de rechtbank niet overtuigd was van de schuld van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de medeverdachte geweld had gepleegd, er geen bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage aan dit geweld had geleverd. De enige verklaring die het geweld aan de verdachte koppelde, kwam van [slachtoffer 1], maar deze werd niet ondersteund door andere getuigen. [slachtoffer 2] verklaarde dat de verdachte wel een stang vasthield, maar niets met die stang deed. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, onder leiding van voorzitter mr. S.J.W. Hermans, en de leden mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.P.J. Scheele, in aanwezigheid van griffier L.M.E. de Roo.