ECLI:NL:RBOBR:2015:4627

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
01/865057-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een mes tijdens confrontatie op openbare weg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte J.A.J. Hayes, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2015 in Berghem met een mes de spieren van de onderarm van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft doorgesneden. Dit feit werd gekwalificeerd als zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten reclasseringstoezicht en deelname aan een agressietraining.

De zaak kwam aan het licht na een confrontatie tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde openlijk geweld in vereniging, maar wel aan de subsidiaire beschuldiging van zware mishandeling. De rechtbank heeft de ernst van het letsel, dat bestond uit een snijverwonding aan de onderarm met doorsnijding van spieren, in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven en zijn bereidheid om deel te nemen aan een agressietraining. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865057-15
Datum uitspraak: 30 juli 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juni 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 juli 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Berghem, in ieder geval in Nederland, met een ander of anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen of goederen, bestaande uit het (op of aan de openbare weg Het Reut) dreigend zwaaien en/of steken en/of slaan met een (ijzeren) strip en/of staaf, althans zwaard, althans (groot) mes, in ieder geval een scherp en/of hard en/of zwaar voorwerp, in de richting van en/of tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
zulks terwijl het door hem gepleegde geweld, althans dat geweld, zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, (voor genoemde [slachtoffer 1] ) ten gevolge heeft gehad (te weten een snijverwonding aan de onderarm met doorsnijding van spieren);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2015 te Berghem, gemeente Oss, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten een snijverwonding aan de onderarm met doorsnijding van spieren,
toegebracht door opzettelijk die [slachtoffer 1] met een staaf, althans zwaard,
althans (groot) mes, in ieder geval een scherp en/of hard en/of zwaar voorwerp,
tegen de arm te slaan en/of in de arm te steken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2015 te Berghem, gemeente Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een staaf, althans zwaard, althans (groot) mes, in ieder geval een scherp en/of hard en/of zwaar voorwerp, in de richting van en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gezwaaid en/of geslagen en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 jo 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht met de raadsman maar anders dan de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 7 april 2015 in de nachtelijke uren vond een confrontatie plaats op de openbare weg Het Reut te Berghem tussen enerzijds verdachte en de [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] . De rechtbank heeft evenwel niet uit de inhoud van de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de [medeverdachte] bij die confrontatie zodanige handelingen heeft verricht dat gezegd kan worden dat zij aan het door de verdachte gepleegde geweld jegens [slachtoffer 1] een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd. Dat brengt mee dat ten aanzien van de verdachte niet kan worden bewezen dat hij zich aan het primair tenlastegelegde openlijk geweld in vereniging heeft schuldig gemaakt. Verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging.

Bij de hiervoor bedoelde confrontatie heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] letsel aan zijn arm opgelopen. Uit de medische verklaring blijkt dat de spieren in de onderarm van [slachtoffer 1] zijn doorgesneden.
Lichamelijk letsel is als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Factoren die van belang zijn om uit te maken of het letsel als zwaar in de zin van de wet kan worden aangemerkt zijn de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Gelet op hetgeen het dossier daaromtrent inhoudt, te weten een klieving van de spieren in de onderarm, tussen de 10 en 12 hechtingen en gipsverband, is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat het letsel naar algemeen spraakgebruik als zwaar kan worden aangeduid. Dat ten tijde van de behandeling van de zaak inmiddels sprake is van een min of meer volledig herstel, doet daar niet aan af.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
subsidiair
op 07 april 2015 te Berghem, gemeente Oss, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijverwonding aan de onderarm met doorsnijding van spieren, heeft toegebracht door opzettelijk die [slachtoffer 1] met een (groot) mes tegen de arm te slaan en/of in de arm te steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Voor het primair tenlastegelegde feit:
8 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het deelnemen aan de gedragsinterventie ART (agressietraining);
teruggave van de jas en de telefoon aan de verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door aangever [slachtoffer 1] met een mes te verwonden, waarbij de spieren in zijn onderarm zijn doorgesneden. Dit is een zeer ernstig feit. Verdachte heeft de confrontatie met aangever gezocht en heeft een mes meegenomen. Dit laatste rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Wanneer bij een conflict een mes wordt gebruikt, kan dit immers grote gevolgen hebben. De confrontatie met aangever heeft midden in de nacht op de openbare weg plaatsgevonden en verschillende buurtbewoners zijn hiervan ongevraagd getuige geweest.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsmisdrijven werd veroordeeld tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen.
Ook heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport d.d. 2 juli 2015. De reclassering adviseert om verdachte, als hij schuldig wordt bevonden, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en deelname aan de gedragsinterventie ART (agressietraining).
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet, dat hij oprecht berouw heeft getoond en dat de verhouding tussen verdachte en het slachtoffer inmiddels is genormaliseerd. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zich bereid heeft verklaard om deel te nemen aan een agressietraining.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 302.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

T.a.v. subsidiair:zware mishandeling

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich na deze uitspraak zal melden bij SVG Reclassering Novadic-Kentron, locatie 's-Hertogenbosch, op het telefoonnummer 073-6409696. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie, bestaande uit GI-LdH Agressietraining (ART Wiltshire-NL);
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 jas, kleur zwart, en 1 GSM (mobiele telefoon), Apple Iphone 4, kleur zwart, aan de verdachte J.A.J. Hayes.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 30 juli 2015.