ECLI:NL:RBOBR:2015:4626

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
01/865056-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld wegens gebrek aan bewijs van significante bijdrage

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 april 2015 in Berghem, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een confrontatie met twee slachtoffers. Tijdens deze confrontatie zou de verdachte met een mes hebben gezwaaid en geslagen, wat leidde tot verwondingen bij een van de slachtoffers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf en taakstraf, maar de verdediging betwistte de beschuldigingen en vroeg om vrijspraak.

Tijdens de zitting op 16 juli 2015 zijn de verklaringen van de betrokkenen en getuigen besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd. Daarom heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank oordeelde dat bepaalde voorwerpen, zoals een broodmes en een zwaard, onttrokken moesten worden aan het verkeer, terwijl andere inbeslaggenomen goederen aan de verdachte moesten worden teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om verdachten vrij te spreken als er geen wettig en overtuigend bewijs is van hun schuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865056-15
Datum uitspraak: 30 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juni 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 juli 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 7 april 2015 te Berghem, in ieder geval in Nederland, met een ander of anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen of goederen, bestaande uit het (op of aan de openbare weg Het Reut) dreigend zwaaien en/of steken en/of slaan met een (ijzeren) strip en/of staaf, althans zwaard, althans (groot) mes, in ieder geval een scherp en/of hard en/of zwaar voorwerp, in de richting van en/of tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en eist:
10 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest,
200 uur taakstraf subsidiair 100 dagen hechtenis,
onttrekking aan het verkeer van 1 broodmes, 1 zwaard en 1 bijl,
teruggave van 1 jas, 2 telefoons en 1 theedoek aan de verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen en verzoekt verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 7 april 2015 in de nachtelijke uren vond een confrontatie plaats op de openbare weg Het Reut te Berghem, waarbij aan de ene kant verdachte en de [medeverdachte] waren betrokken en aan de andere kant [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij die confrontatie werd [slachtoffer 1] met een mes in zijn arm gestoken. Uit het proces-verbaal van politie blijkt van één getuige ( [getuige] , pag. 195 e.v.) die verklaart dat verdachte meerdere malen met een mes uithaalde richting de kale jongen/het slachtoffer. Verdachte ontkent het haar tenlastegelegde. Zij heeft ter terechtzitting verklaard dat zij uit de auto is gestapt, dat zij uit de auto een zwaard heeft gepakt en dat zij op enige afstand achter [medeverdachte] is aangelopen met de bedoeling hem te beschermen. [medeverdachte] heeft verklaard (p. 95 ev) dat verdachte niet met een zwaard heeft geslagen, dat hij verdachte helemaal niet heeft gezien. Het [slachtoffer 1] heeft verklaard (p. 127) dat hij niet heeft gezien dat verdachte heeft geslagen.
Gelet op de tegenstrijdige verklaringen over de rol van de verdachte bij het door de medeverdachte [medeverdachte] jegens [slachtoffer 1] gepleegde geweld, heeft de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte zodanige handelingen heeft verricht dat gezegd kan worden dat zij aan het door de medeverdachte gepleegde geweld jegens [slachtoffer 1] een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd. Dat brengt mee dat ten aanzien van de verdachte niet kan worden bewezen dat zij zich aan het tenlastegelegde openlijk geweld heeft schuldig gemaakt. Verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen (broodmes en zwaard) dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu vaststaat dat een strafbaar feit is begaan, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 broodmes en
1. zwaard, kleur zwart.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 jas, kleur roze, 1 GSM (mobiele telefoon), Nokia, kleur zwart, 1 GSM (mobiele telefoon), Apple Iphone 4, kleur wit,
1. theedoek, kleur groen, en 1 bijl, kleur zwart, aan de [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 30 juli 2015.