ECLI:NL:RBOBR:2015:462

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
01/865031-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewaardeerde overval op supermarkt met geweld en diefstal van een bromfiets

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een supermarkt in Eindhoven op 13 december 2013. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing, gepleegd in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een supermarkt heeft overvallen, waarbij kassamedewerkers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen werden om geld af te geven. De overval werd voorafgegaan door de diefstal van een bromfiets, die ook door de verdachte en zijn medeverdachten was gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, omdat deze in grote lijnen overeenkwamen en ondersteund werden door objectieve gegevens. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de overval hebben ondervonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een lange vrijheidsbeneming noodzakelijk was voor de normhandhaving en ter bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865031-14
Datum uitspraak: 30 januari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2014, 15 augustus 2014, 5 september 2014, 24 november 2014 en 16 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 mei 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in de [bedrijf 1] aan de [adres 1]
aldaar, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
kassamedewerkster [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd van) die
[slachtoffer 1] en/of op medekassamedewerker [slachtoffer 2] heeft gericht en/of dreigend
heeft geschreeuwd: "kassa open, kassa open";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de [bedrijf 1] aan de
[adres 1] aldaar, door geweld en/of bedreiging met geweld kassamedewerker
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
die [slachtoffer 2] en/of op (het hoofd van) medekassamedewerkster [slachtoffer 1] heeft
gericht en/of dreigend heeft geschreeuwd: "kassa open, kassa open";
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2013 tot en met 13 december
2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
bromfiets (scooter, merk Yamaha, type Neo S), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

Inleiding.
Op 13 december 2013 heeft een overval op de [bedrijf 1] te Eindhoven plaatsgevonden. Twee kassamedewerkers van de [bedrijf 1] zijn onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp onder druk gezet door twee jongens om geld uit de kassa af te staan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben bekend deze overval te hebben gepleegd. Zij hebben voorts verklaard op een scooter van en naar de [bedrijf 1] te zijn gereden, welke scooter die avond/nacht daarvoor door hen was gestolen. [slachtoffer 3] heeft aangifte van diefstal van deze scooter gedaan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben voorts verklaard dat [medeverdachte 3] en [verdachte] bij beide feiten betrokken zijn geweest.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een diefstal met geweld en een afpersing bewezen. De officier van justitie acht voorts het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van een diefstal van een scooter bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft verklaard onschuldig te zijn.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn. Voor zover hun verklaringen al door de rechtbank voor het bewijs zouden worden gebezigd is de raadsman van mening dat geen sprake is van medeplegen. De raadsman concludeert tot vrijspraak van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
• Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
De rechtbank zal zich allereerst uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1]. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ieder voor zich verklaringen afgelegd waarin zij zichzelf en de ander voor een groot aandeel in de diefstal van de scooter en de overval op de [bedrijf 1] belasten. Beiden hebben daarnaast verklaard dat niet alleen zij, maar ook [medeverdachte 3] en [verdachte] een aandeel in de diefstal en de overval hebben gehad. Deze door hen afgelegde verklaringen bij de politie hebben zij op hoofdlijnen herhaald bij de rechter-commissaris. De rechtbank is verder niet van enig aannemelijk motief gebleken voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om ten onrechte belastend te verklaren over (het aandeel van) [medeverdachte 3] en [verdachte].
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] in grote lijnen - en met name op essentiële punten - overeenkomen. Zo komen de verklaringen voor wat betreft de diefstal van de scooter in de avond/nacht voorafgaand aan de dag van de overval in grote lijnen met elkaar overeen. Ook komen hun verklaringen over het verloop van de dag van de overval - op essentiële maar ook juist op ondergeschikte punten - in belangrijke mate overeen. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] die dag met de auto bij de Albert Heijn in Strijp hebben opgehaald, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vervolgens wat zijn gaan rondlopen, dat zij naar de woning van [medeverdachte 1] zijn gelopen om [medeverdachte 1] schooltas weg te zetten, dat zij onderweg een vriendin van [medeverdachte 2], genaamd [naam 1], zijn tegengekomen, dat [medeverdachte 1] haar telefoonnummer voor [medeverdachte 2] in zijn telefoon heeft gezet, dat zij daarna richting de woning alwaar [medeverdachte 3] en [verdachte] waren zijn gelopen (de woning van [medeverdachte 2] tante), dat [medeverdachte 1] telefonisch contact met [medeverdachte 3] heeft opgenomen, dat [medeverdachte 3] vroeg waar zij waren, dat [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] zei aan [medeverdachte 3] het bericht te sturen: “Loop het gangetje in en kijk naar links”, dat zij daarna weer wat zijn gaan rondlopen en dat zij daarna weer richting de woning, waar [medeverdachte 3] en [verdachte] waren, zijn gelopen. Voorts hebben zij verklaard dat zij daar [medeverdachte 3] en [verdachte] troffen en dat zij bij hen in de auto zijn gestapt. Beiden hebben ook verklaard dat toen de voorverkenning bij de [bedrijf 1] heeft plaatsgevonden. Voorts komen de verklaringen over de wijze waarop de overval heeft plaatsgevonden en over de gemaakte vluchtafspraken overeen. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat enkel [verdachte] na de overval op de afgesproken plek was verschenen en dat [medeverdachte 1] toen bij [verdachte] in de auto is gestapt. Dit strookt ook met de verklaring van [medeverdachte 1], die heeft verklaard toen bij [verdachte] in de auto te zijn gestapt en samen met [verdachte] [medeverdachte 3] in de buurt van de [bedrijf 1] te hebben opgehaald.
De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] komen niet alleen in belangrijke mate overeen, zij worden op punten door objectieve gegevens ondersteund. Zo is in de telefoon van [medeverdachte 1] een telefoonnummer aangetroffen waarbij staat “voor [medeverdachte 2]”. Uit telefoongegevens volgt voorts dat [medeverdachte 1] die middag van de dag van de overval telefonisch contact met [medeverdachte 3] heeft gehad en hem onder meer het bericht: “In gangetje kyk na linkd” heeft gestuurd. De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij ‘s avonds na de overval nog contact met [verdachte] heeft gehad, wordt ook ondersteund door het berichtenverkeer dat in zijn telefoon is aangetroffen.
Nu [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zichzelf voor een groot aandeel in de beide feiten belasten, hun verklaringen op meerdere en essentiële punten overeenkomen en deze verklaringen voorts op een aantal punten door objectieve gegevens worden ondersteund, alsmede dat niet gebleken is van enig aannemelijk motief voor hen om zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] ten onrechte te beschuldigen, acht de rechtbank deze verklaringen betrouwbaar. De rechtbank zal de verklaringen van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] dan ook voor het bewijs bezigen.
• Bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 en 2. [1]
[slachtoffer 3] heeft aangifte van diefstal van zijn scooter gedaan. Hij heeft verklaard dat zijn scooter, een Yamaha Neo S, met kenteken [kenteken], op 5 december 2013 op de Graaf Adolfstraat in Eindhoven stond geparkeerd. Op 31 december 2013 werd hij door de politie gebeld, die hem mededeelde dat zijn scooter was gestolen. Aangever [slachtoffer 3] constateerde toen dat zijn scooter inderdaad niet meer op de plek stond, waar hij deze eerder had achtergelaten. [2]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] staat dat [medeverdachte 2] op 13 december 2013, kort na de overval op de [bedrijf 1], is aangehouden. [medeverdachte 2] reed op dat moment op de scooter met kenteken [kenteken] en heeft bekend de scooter te hebben gestolen nabij het ROC in Strijp/Gestel. Verbalisant relateert dat de Graaf Adolfstraat een zijstraat van de Willem de Rijkelaan is en dat het Summa College, voorheen ROC, aan deze laatstgenoemde straat is gelegen. [3]
[medeverdachte 2] is over de diefstal van de scooter gehoord en heeft hierover het navolgende verklaard. [medeverdachte 2] heeft bekend samen met de jongen met wie hij de overval op de [bedrijf 1] heeft gepleegd, de scooter te hebben gestolen. [4] Zij moesten de scooter van [medeverdachte 3] en [verdachte] wegnemen. [5]
Op 12 december 2013 rond 22.00 uur werd hij door [medeverdachte 3] gebeld. [medeverdachte 3] en [verdachte] kwamen hem in de Renault Megane ophalen. Ze zagen toen twee scooters staan. Rond 23.30 uur stapte zijn mededader
[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]]ook in de auto. Ze zijn vervolgens naar de Action in Stratum gereden, alwaar [medeverdachte 3] de auto parkeerde. [verdachte] stapte uit en kwam met een bus terug. [medeverdachte 2] en zijn medeverdachte gingen bij [verdachte] in de bus zitten. Ze zijn vervolgens naar de plek, waar die scooters stonden, gereden. Dit was bij het ROC in Strijp. Hij en zijn mededader hebben vervolgens de scooters in de bus gezet. Het slot zat nog op de scooters. Hij, zijn mededader en [verdachte] zijn daarna bij [medeverdachte 3] in de auto gestapt, die vlakbij de bus geparkeerd stond. Ze zijn wat rond gaan rijden en zijn daarna naar de bus teruggekeerd. Hij en [verdachte] zijn vervolgens met de bus weggereden en hebben de scooters naar de woning van zijn tante gebracht. [6]
Op de dag van de overval waren [medeverdachte 3] en [verdachte] bij de woning van zijn tante met de scooter bezig. [verdachte] gaf die dag aan dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een overval moesten plegen en daarvoor de scooter moesten gebruiken. [7] De scooter die zij voor de overval hebben gebruikt betrof een Yamaha Neos. [8]
[medeverdachte 1] is ook over de diefstal van de scooter gehoord. Hij heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 3] en [verdachte] werd opgehaald. [verdachte] en [medeverdachte 3] spraken over het wegnemen van scooters. Hij en [medeverdachte 2] moesten van [verdachte] en [medeverdachte 3] de scooters verplaatsen en dat hebben zij vervolgens gedaan. Vervolgens zijn ze weer in de auto gestapt. Later zijn ze weer naar de bus gegaan. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn in de bus gestapt. [medeverdachte 3] heeft hem vervolgens naar huis gebracht. [9] Eén van deze scooters hebben zij bij de overval gebruikt. [10]
Met betrekking tot de overval bevinden zich voorts de navolgende bewijsmiddelen in het dossier.
Door [slachtoffer 4] is namens [bedrijf 1] aangifte van de overval gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 13 december 2013 bij de [bedrijf 1], gelegen aan de [adres 1] in Eindhoven, werkzaam was. Omstreeks 19.45 uur hoorde hij van een klant dat de caissières werden overvallen. Aangever zag na de overval dat twee kassalades leeg waren. Na telling bleek een bedrag van € 1.471,35 te zijn weggenomen. [11]
De twee medewerkers die achter de kassa’s zaten, zijnde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben ook aangifte gedaan.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 13 december 2013 om 19.45 uur bij de [bedrijf 1] aan de [adres 1] in Eindhoven, in de wijk Tongelre, werkzaam was. Zij zat achter de kassa. Op een gegeven moment hoorde ze iemand schreeuwend de winkel binnenkomen. Diegene riep: “kassa open, kassa open”. Ze zag dat een jongen een vuurwapen op haar richtte. Hij zei: “maak die kassa open”. Ze maakte de kassalade open. De jongen pakte gelijk het briefgeld uit de lade. Hij stopte het geld in een plastic tas. Het briefgeld betrof bankbiljetten van 5, 10 en 20 euro. Bankbiljetten van 50 euro of meer leggen zij onder het bakje van het kleingeld. De jongen pakte het briefgeld ook onderuit dat bakje. Hij riep tegen de andere jongen bij de andere kassa: “Pak ook het geld dat onder het kleingeld zit”. Deze jongen droeg een zwarte helm en was bij binnenkomst direct naar kassa 2, waar [slachtoffer 2] zat, gelopen. [12]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 13 december 2013 bij de [bedrijf 1] aan de [adres 1] in Eindhoven werkzaam was. Plots hoorde hij iemand zeggen: “doe snel de kassa open, doe snel!” of woorden van gelijke strekking. Hij zag een jongen bij de kassa van [slachtoffer 1] staan. Hij zag dat een van de jongens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem richtte. Hij zag dat de andere jongen naast hem stond en hij hoorde dat de jongen riep: “doe hier het geld in!” of woorden van gelijke strekking. Aangever heeft het geld vervolgens uit de kassa gepakt en heeft dit geld in de tas gedaan, die de jongen open hield. De jongen met het pistool zei ook nog: “Ook die vijftigjes!” of woorden van gelijke strekking. [13]
[medeverdachte 1] heeft bekend de overval te hebben gepleegd. Hij heeft hierover het navolgende verklaard. Op de dag van de overval stonden hij en [medeverdachte 2] te wachten op [verdachte] en [medeverdachte 3]
[de rechtbank begrijpt: bij de woning van [medeverdachte 2] tante.][verdachte] en [medeverdachte 3] kwamen naar buiten gelopen. Hij en [medeverdachte 2] zijn bij [verdachte] en [medeverdachte 3] in de auto gestapt. [medeverdachte 3] en [verdachte] zeiden dat hij en [medeverdachte 2] een overval moesten gaan plegen en dat zij, [verdachte] en [medeverdachte 3], buiten op hen zouden wachten. Ook vertelden zij hem en [medeverdachte 2] waar ze na de overval naartoe moesten rijden. [verdachte] en [medeverdachte 3] zeiden dat ze daar met de auto zouden wachten. Ze zijn langs de [bedrijf 1] gereden. [medeverdachte 3] heeft toen gezegd dat zij daar naar binnen moesten gaan. Daarna zijn ze terug gegaan naar de plek waar zij daarvoor bij [verdachte] en [medeverdachte 3] in de auto zijn gestapt.
[De rechtbank begrijpt: nabij de woning van [medeverdachte 2] tante.]Ze zijn toen met z’n allen naar het gangetje gegaan, waar hij, [medeverdachte 1], een scooter zag staan. [14] Dit was de scooter die de dag daarvoor was weggenomen. Hij kreeg een helm van [verdachte] of [medeverdachte 3] en hij kreeg een tas. [15] [medeverdachte 2] deed een pistool in zijn binnenzak en zei dat het een neppistool was. Ze reden vervolgens op de scooter naar de [bedrijf 1]. Ze zetten de scooter, zoals afgesproken, aan de zijkant neer. [verdachte] of [medeverdachte 3] was met het idee gekomen om de scooter daar neer te zetten. [16] Hij hoorde iemand fluiten. Hij wist dat er door [verdachte] of [medeverdachte 3] werd gefloten. [medeverdachte 2] zei dat ze naar binnen moesten gaan. [17] Hij, [medeverdachte 1], zou het geld in de tas doen en [medeverdachte 2] zou de mensen onder schot houden. [verdachte] en [medeverdachte 3] kwamen met dat idee. Hij en [medeverdachte 1] liepen beiden naar een kassa. [18] Hij heeft het geld in de tas gedaan. Daarna kwam [medeverdachte 2] erbij en hebben ze nog meer geld in de tas gestopt.
Na de overval is hij samen met [medeverdachte 2] naar de afgesproken ontmoetingsplek gereden. [verdachte] stond er met een auto te wachten. Hij is van de scooter gestapt en is bij [verdachte] in de auto gestapt. Hij heeft het geld aan [verdachte] gegeven. [19] Dat was de afspraak. Hij en [verdachte] hebben [medeverdachte 3] vervolgens in de buurt van de [bedrijf 1] opgehaald. Hij is daarna door [verdachte] en [medeverdachte 3] thuis gebracht. [20] Hij heeft later die avond nog contact met [verdachte] via WhatsApp gehad. Hij heeft [verdachte] een bericht gestuurd waarin stond dat [verdachte] naar de plek moest komen waar [verdachte] hem had afgezet. Hij en [verdachte] hebben elkaar daarna ontmoet. [21]
Deze verklaring van [medeverdachte 1] over het contact met [verdachte] na de overval wordt ook ondersteund door berichten die in zijn mobiele telefoon zijn aangetroffen. In een proces-verbaal van bevindingen relateert [verbalisant 2] dat hij de telefoon die bij [medeverdachte 1] in gebruik was, heeft uitgelezen. De navolgende WhatsApp-berichten zijn tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon die bij [verdachte] in gebruik was, verzonden. Op 13 december 2013 om 23:06:39 uur is vanaf de telefoon die bij [verdachte] in gebruik was naar de telefoon van [medeverdachte 1] verstuurd: “Ik ben er zo waar moet ik kome en [medeverdachte 3] is niet met mij”. Op 13 december 2013 om 23:06:56 uur wordt daarop geantwoord: “Oww” en om 23:07:04 “Kom waar je me hebt afgezet”. [22]
[medeverdachte 2] is ook over de overval gehoord. Hij heeft bekend de [bedrijf 1] aan de [adres 1] op 13 december 2013, samen met een andere jongen, te hebben overvallen. Hij heeft hierover voorts het navolgende verklaard.
Op de dag van de overval waren [medeverdachte 3] en [verdachte] bij de woning van zijn tante. [medeverdachte 3] en [verdachte] waren bezig met de gestolen scooter. [verdachte] gaf aan dat hij en de jongen met wie hij de overval had gepleegd, een overval moesten plegen en de scooter daarvoor moesten gebruiken. [23] Rond 18.00 uur zijn hij, [medeverdachte 3], [verdachte] en de jongen met wie hij de overval heeft gepleegd, in de Renault Megane rond gaan rijden. [verdachte] en [medeverdachte 3] zeiden toen dat ze de [bedrijf 1] moesten overvallen. Ze zijn toen naar de [bedrijf 1] in Tongelre gereden. [medeverdachte 3] is toen het winkelcentrum ingelopen. [24] [medeverdachte 3] heeft bij de [bedrijf 1] gekeken. [25] Ze zijn vervolgens naar een plek langs het spoor gereden, waar ze elkaar na de overval zouden ontmoeten. Ze zijn toen teruggereden naar de woning van [medeverdachte 2] tante om de scooter op te halen. Hij en de jongen met wie hij de overval heeft gepleegd, zijn vervolgens op de scooter naar [bedrijf 1] gereden. [26] [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn daar met de auto naartoe gereden. [27] Toen zij bij de [bedrijf 1] aankwamen, stond [medeverdachte 3] daar al. [medeverdachte 3] zou fluiten op het moment dat zij naar binnen moesten gaan. Op enig moment floot [medeverdachte 3] en zijn hij en de andere jongen de [bedrijf 1] binnen gegaan. [28] Hij is naar een kassa gelopen. Hij heeft twee medewerkers die achter de kassa’s zaten aangesproken. Hij en de andere jongen hebben “geld” geroepen. Hij had het wapen in zijn hand. Hij heeft uit één kassa geld gepakt. [29] De buit deden zij in een tas. De andere jongen had de buit. Ze zijn daarna naar [verdachte] gereden. [30] Daar is de andere jongen met het geld bij [verdachte] in de auto gestapt. [31] De auto die voor de overval werd gebruikt was de Renault en de scooter was de Neos.
Het was allemaal van tevoren afgesproken door [verdachte], [medeverdachte 3] en de medeverdachte.
[medeverdachte 3] en [verdachte] hadden alles gepland. Zij hadden bedacht hoe zij moesten aankomen, waar zij de scooter neer moesten zetten, dat ze dichtbij de muur moesten blijven, ook de vluchtroute werd door hen bekeken en ook werd door hen bedacht dat hij als laatste de [bedrijf 1] moest verlaten. [32]
Tenslotte heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het wapen dat hij in zijn hand had, een BB-gun was. [33] Dit wapen is direct na zijn aanhouding bij hem aangetroffen. [34] Het wapen is onderzocht en bleek inderdaad een BB-gun, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te betreffen. [35]
Hetgeen de rechtbank voorts tot het bewijs bezigt is het navolgende. [medeverdachte 2] heeft na zijn aanhouding [36] tegenover verbalisanten verklaard dat [medeverdachte 3], [verdachte] en een andere jongen bij hem waren. Hij heeft toen voorts verklaard dat zij in een donkerkleurige Renault Megane reden. [37] Op 14 december 2013 rond middernacht werd [medeverdachte 3] als bestuurder van een Renault Megane door verbalisanten aangehouden. [38]

Medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de diefstal van de scooter en de overval op de [bedrijf 1].
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] en [verdachte] zowel het plan voor de diefstal van de scooter als het plan voor de overval hebben bedacht. Zij hebben ook de wijze waarop deze diefstal en overval moest worden uitgevoerd bedacht. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben zowel de diefstal als de overval feitelijk door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] laten uitvoeren. [verdachte] had voor de diefstal van de scooter een bus geregeld, in welke bus de scooter kon worden gezet en kon worden vervoerd. Nadat de scooter in de bus was gezet, zijn [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3], die in de buurt op hen stond te wachten, in de auto gestapt. [verdachte] heeft de bus later die nacht naar de woning van [medeverdachte 2] tante gereden en daar is de scooter neergezet. Op de dag van de overval hebben [medeverdachte 3] en [verdachte] de beschikking over de scooter gehad. Ze waren toen “bezig met de scooter”. Deze scooter moest ook door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als vervoermiddel naar en van de [bedrijf 1], de plek van de overval, worden gebruikt. [medeverdachte 1] kreeg van hen een helm en tas die bij de overval zijn gebruikt. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn op de dag van de overval met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de [bedrijf 1] gereden, alwaar [medeverdachte 3] de plaats delict is gaan verkennen. Toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de [bedrijf 1] zijn gegaan om de overval te gaan plegen, zijn [medeverdachte 3] en [verdachte] daar ook naartoe gereden. [medeverdachte 3] heeft door middel van een fluitsignaal aangegeven wanneer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de [bedrijf 1] binnen moesten gaan. Na de overval is [verdachte] met de auto naar de ontmoetingsplek gekomen en is [medeverdachte 1] bij hem in de auto gestapt. [medeverdachte 1] heeft het geld toen - zoals afgesproken - aan [verdachte] gegeven. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn daarna [medeverdachte 3] met de auto in de buurt van de [bedrijf 1] op gaan halen. De rechtbank is van oordeel dat uit al deze feiten en omstandigheden - in samenhang bezien - van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] is gebleken.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande dan ook zowel het onder 1 ten laste gelegde als het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 13 december 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in de [bedrijf 1] aan de [adres 1] aldaar, een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
kassamedewerkster [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachtes mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd van) die
[slachtoffer 1] en op medekassamedewerker [slachtoffer 2] heeft gericht en dat verdachtes mededaders dreigend hebben geschreeuwd: "kassa open, kassa open";
en
op 13 december 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de [bedrijf 1] aan de
[adres 1] aldaar, door bedreiging met geweld kassamedewerker [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachtes mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] en op (het hoofd van) medekassamedewerkster [slachtoffer 1] heeft gericht en dat verdachtes mededaders dreigend hebben geschreeuwd: "kassa open, kassa open";
2.
in de periode van 12 december 2013 tot en met 13 december 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (scooter, merk Yamaha, type Neo S), toebehorende aan
[slachtoffer 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat er strafmatigende factoren zijn, althans factoren die niet strafverhogend zijn. De raadsman heeft er in dat kader op gewezen dat het in vereniging plegen van de diefstal van de scooter niet bewezen kan worden en dat de eis daarom dient te worden gematigd. Voorts heeft de raadsman er op gewezen dat er bij de overval niet geschoten is, dat de overvallers niet gemaskerd waren door middel van bijvoorbeeld een bivakmuts, dat de slachtoffers geen letsel hebben opgelopen, dat zij niet zijn opgesloten of vastgebonden en dat zij ook niet mondeling met de dood zijn bedreigd.
De raadsman heeft er daarbij voorts nog op gewezen dat rekening dient te worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat hij geen relevante documentatie heeft. De raadsman heeft met betrekking tot de hoogte van de straf op jurisprudentie gewezen.
De raadsman is van mening dat de geëiste straf buitensporig hoog is en dat met een veel lagere straf kan worden volstaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een scooter en aan een overval. Bij de overval zijn jonge medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. De overvallers waren bovendien vermomd, hetgeen nog meer angst bij de slachtoffers en getuigen van de overval kan inboezemen. Een overval kan voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring zijn, waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de twee medewerkers die zijn overvallen, blijkt ook dat deze overval een grote impact op hen heeft gehad en dat de gevolgen van dit feit voor hen groot zijn. Niet alleen voor de medewerkers is het een traumatische ervaring geweest, ook voor het winkelend publiek dat getuige van de overval is geweest moet het een zeer beangstigende situatie zijn geweest, welke kan leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich totaal niet om de gevoelens van anderen bekommerd. Hij heeft enkel aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Hetgeen de rechtbank verdachte bovendien zwaar aanrekent, is dat hij samen met [medeverdachte 3] de plannen voor beide feiten heeft bedacht en een minderjarige jongen en een net achttienjarige jongen heeft geronseld om “deze klussen voor hen te klaren”.
De rechtbank acht uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij - gezien de door hem bepleite vrijspraak - niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft hij de hoogte van de verzochte vergoedingen met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen en stagevergoeding betwist dan wel verzocht om matiging hiervan. Daarnaast heeft hij verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit 1 toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding (post 3) en materiële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 12,97 (post 1). Het bedrag van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke vanaf 3 maart 2014, zijnde de datum van binnenkomst van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering (post 2), omdat van dat deel van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze schade is geleden gelet op artikel 11 van de door het slachtoffer overgelegde arbeidsovereenkomst tussen haar en de [bedrijf 1]. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke vanaf 3 maart 2014, zijnde de datum van binnenkomst van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij - gezien de door hem bepleite vrijspraak - niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft hij de hoogte van de verzochte vergoeding met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen betwist dan wel verzocht om matiging hiervan. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft hij verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen, nu niet voldoende toereikend is gemotiveerd dat een schade tot het vermelde bedrag is geleden.
Beoordeling.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit 1 toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de door hem gevorderde materiële schade ter hoogte van € 40,70, omdat niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze schade is geleden gelet op artikel 11 van de door het slachtoffer overgelegde arbeidsovereenkomst tussen hem en de [bedrijf 1]. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij - gezien de door hem bepleite vrijspraak - niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit 2 toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 310, 311, 312, 317.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.512,97 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.512,97 (zegge: vijftienhonderdtwaalf euro en zevenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,- immateriële schade (post 3) en een bedrag van EUR 12,97 materiële schade (post 1).
Het bedrag van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2014, zijnde de datum van binnenkomst van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.512,97 (zegge: vijftienhonderdtwaalf euro en zevenennegentig eurocent), te weten EUR 1.500,- immateriële schade (post 3) en EUR 12,97 materiële schade (post 1).
Het bedrag van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2014, zijnde de datum van binnenkomst van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schade (post 2).
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), te weten immateriële schade (post 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] ,van een bedrag van EUR 300,- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding (post 1).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 300,- (zegge: driehonderd euro), te weten materiële schadevergoeding (post 1).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 30 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, genummerd 2013172445.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 449 en p. 451.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 454.
4.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 69.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 83.
6.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 93-94.
7.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 69.
8.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 83.
9.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 205-206.
10.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 201.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] namens [bedrijf 1], p. 253-254.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 259-260.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 262-263.
14.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 206-209.
15.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 201.
16.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 208.
17.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 201.
18.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 208-209.
19.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 201-202.
20.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 209.
21.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 202.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 368.
23.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 69.
24.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 91-92.
25.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 70 en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 83.
26.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 92.
27.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 83.
28.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 92.
29.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 70.
30.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 83-84.
31.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 70.
32.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 82-84.
33.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 92.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
35.Proces-verbaal van identificatie, ter zake van categoriseren vuurwapen, p. 473.
36.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 2], p. 47.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 267.
38.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 3], p. 113.