ECLI:NL:RBOBR:2015:4567

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
C/01/288559 / HA ZA 15-43
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en veroordeling tot betaling van boete wegens niet-nakoming

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde] over een koopovereenkomst van een woning. De eisers vorderden nakoming van de koopovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom, en in het geval van niet-nakoming, ontbinding van de overeenkomst en betaling van een boete. De gedaagde voerde aan dat hij door een geestelijke stoornis niet in staat was om de overeenkomst naar behoren te sluiten en dat hij financieel niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beroep op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van geestelijke stoornis. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde gebonden is aan de koopovereenkomst, maar dat hij financieel niet in staat was om deze na te komen. De primaire vordering tot nakoming werd afgewezen, maar de ontbinding van de koopovereenkomst werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde een contractuele boete van € 63.000,00 verschuldigd was, maar verwierp het beroep op matiging van deze boete, omdat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat zijn geestelijke toestand invloed had op de overeenkomst.

De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de boete, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisers toegewezen. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/288559 / HA ZA 15-43
Vonnis van 29 juli 2015
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. L.A. Witten te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Pool te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [eiser 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 maart 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 9 april 2014 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser 1] c.s. aan [eiser 2] heeft verkocht de woning met perceel grond en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend als [de woning] (hierna: de woning), tegen een koopprijs van € 630.000,00 kosten koper (hierna: de koopovereenkomst).
2.2.
Artikel 5 van de koopovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
5.1.Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 16 mei 2014 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 63.000,00 (…)
5.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens derdenrekening. De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 5.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening.
(…)’
2.3.
Artikel 11 van de koopovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
11.1Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, (…).
11.3
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie pro mille (3‰) van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, (…).
Indien de wederpartij na verloop van tijd de koopovereenkomst alsnog ontbindt dan zal de nalatige partij een boete verschuldigd zijn van tien procent (10%) van de koopsom (…).’
2.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de notariële levering zou plaatsvinden op 1 oktober 2014.
2.5.
[eiser 2] heeft geen bankgarantie gesteld en evenmin een waarborgsom gestort, ook niet nadat de notaris [eiser 2] hiervoor middels een schriftelijke ingebrekestelling van 8 september 2014 een termijn van acht dagen had gesteld.
2.6.
Bij brief van 17 september 2014 heeft de notaris onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 11.3 van de koopovereenkomst aan [eiser 2] medegedeeld dat [eiser 1] c.s. nakoming van de koopovereenkomst verlangt.
2.7.
[eiser 2] heeft de notaris op 24 en 26 september 2014 medegedeeld dat hij zijn verplichtingen tot aankoop niet kan nakomen, dat hij de aankoop financieel niet kan opbrengen, dat hij de koopakte niet kan komen tekenen en dat hij op 1 oktober 2014 niet aanwezig zal zijn.
2.8.
[eiser 2] is ook na sommatie namens [eiser 1] c.s. op 1 oktober 2014 niet bij de notaris verschenen voor de levering van de woning en de notaris heeft een akte van non-comparitie opgemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert samengevat – primair veroordeling van [eiser 2] tot nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom, en veroordeling van [eiser 2] tot betaling van een bedrag van € 72.475,22, met rente, en subsidiair ontbinding van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met veroordeling van [eiser 2] tot betaling van € 72.475,22, met rente, een en ander met veroordeling van [eiser 2] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser 2] heeft tot zijn verweer onder meer aangevoerd dat hij door zijn persoonlijkheidsstoornis op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst zijn belangen niet redelijk heeft kunnen waarderen. Met een beroep op het bepaalde in de artikelen 3:33 juncto 3:34 BW beroept hij zich er op dat de koopovereenkomst vernietigd kan worden. [eiser 1] c.s. heeft weersproken dat er ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst sprake was van een persoonlijkheidsstoornis bij [eiser 2] die een redelijke waardering van de bij het sluiten van de koopovereenkomst betrokken belangen belette.
Ter onderbouwing van de gestelde persoonlijkheidsstoornis heeft [eiser 2] als productie 1 aantekeningen van zijn huisarts overgelegd over de periode 31 augustus 2010 tot en met 15 oktober 2014. Daarnaast heeft hij als productie 2 een brief van 10 februari 2015 van [psychiater] , psychiater bij GGNet Crisisdienst, overgelegd. Uit geen van deze stukken kan worden afgeleid dat tijdens de totstandkoming van de koopovereenkomst de geestvermogens van [eiser 2] blijvend of tijdelijk gestoord waren, laat staan dat er sprake was van een stoornis die een redelijke waardering van de bij de koop betrokken belangen belette. De aantekeningen van de huisarts bevatten geen vermeldingen over de geestestoestand van [eiser 2] en zijn mogelijkheden om tot redelijke belangenwaarderingen te komen in de periode rond 9 april 2014. [psychiater] heeft in haar brief vermeld dat [eiser 2] op 22 september 2014, dus lange tijd na de totstandkoming van de koopovereenkomst, werd aangemeld bij de crisisdienst, dat er geen psychiatrie in enge zin aanwezig bleek en dat er eerder gedacht werd aan een onderliggende persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende trekken bij meerdere psychosociale stressoren. Daarbij heeft [psychiater] aangegeven dat de persoonlijkheidsproblematiek al langer bestaand is, zonder daarbij te vermelden sinds wanneer die problematiek al zou bestaan en zonder te vermelden en te onderbouwen dat er sprake is van een stoornis die een redelijke waardering van belangen belette.
[eiser 2] heeft zijn beroep op het bepaalde in artikel 3:33 juncto 3:34 BW onvoldoende onderbouwd zodat het niet op gaat. Vastgesteld moet worden dat [eiser 2] gebonden is aan de met [eiser 1] c.s. gesloten koopovereenkomst.
4.2.
[eiser 2] heeft tegen de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst onder meer aangevoerd dat hij financieel niet in staat is om zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen en dat redelijkheid en billijkheid de vordering tot nakoming uitsluiten. Tussen partijen staat vast dat [eiser 2] tot nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst financieel niet in staat is. [eiser 2] heeft onbetwist een beperkt inkomen van € 1.199,28 per maand en diverse schulden, waaronder een hypotheekschuld die hoger is dan de verkoopwaarde van zijn huidige woning, in verband waarmee hij zich tot de Stadsbank Oost-Nederland heeft gewend voor schuldhulpverlening. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiser 1] c.s. aanspraak maakt op nakoming van de koopovereenkomst. De primaire vordering van [eiser 1] c.s. zal daarom worden afgewezen.
4.3.
[eiser 2] heeft ingestemd met de ontbinding van de koopovereenkomst. De vordering tot ontbinding zal daarom als zijnde onbetwist worden toegewezen.
4.4.
Tegenover de vordering tot betaling van de contractuele boete van € 63.000,00 heeft [eiser 2] een beroep op matiging gedaan. [eiser 2] heeft in dit verband aangevoerd dat hij de koopovereenkomst heeft gesloten onder invloed van zijn persoonlijkheidsstoornis, dat hij zich in ernstige financiële problemen bevindt, dat oplegging van de boete tot onaanvaardbare financiële gevolgen zou leiden en dat de werkelijke schade van [eiser 1] c.s. aanzienlijk lager is dan de hoogte van de gevorderde boete. [eiser 1] c.s. heeft tegen matiging verweer gevoerd.
Hiervoor is al overwogen dat onvoldoende is onderbouwd dat [eiser 2] de koopovereenkomst zou hebben gesloten onder invloed van een persoonlijkheidsstoornis zodat daarin geen aanleiding kan worden gevonden om de overeengekomen boete te matigen. Uit de onderbouwing van de schade van [eiser 1] c.s. als gevolg van de niet nakoming van de koopovereenkomst door [eiser 2] (productie 9 bij dagvaarding), zoals toegelicht ter comparitie, kan worden opgemaakt dat [eiser 1] c.s. in ieder geval schade lijdt in verband met de kosten van hypothecaire geldleningen en overbruggingskredieten, van gas, water en elektriciteit en van belasting, verzekering en reiskosten. De kosten zullen ten laste van [eiser 1] c.s. blijven komen zolang de woning niet is verkocht. Daarnaast heeft [eiser 1] c.s. ter comparitie verklaard dat de vraagprijs van de woning, die aanvankelijk € 678.000,00 bedroeg, inmiddels € 637.000,00 bedraagt. In verband daarmee is aannemelijk dat bij verkoop de koopsom van de woning lager zal zijn dan de koopsom die met [eiser 2] is overeengekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat de werkelijke schade van [eiser 1] c.s. en de gevorderde boete zodanig uiteenlopen dat de boete op grond daarvan zou moeten worden gematigd. De financiële omstandigheden van [eiser 2] en de gevolgen die toewijzing van de boete voor [eiser 2] zou hebben, vormen evenmin grond voor matiging van de boete.
De slotsom van het voorgaande is dat er geen grond voor matiging van de overeengekomen boete bestaat. Het beroep op matiging zal daarom worden verworpen en de gevorderde boete zal worden toegewezen, te vermeerderen met de daarover gevorderde rente waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd.
4.5.
[eiser 1] c.s. heeft wettelijke rente gevorderd over de koopsom. Door de ontbinding van de koopovereenkomst wordt [eiser 2] bevrijd van de verplichting tot betaling van de koopsom en is hij geen rente hierover verschuldigd. De vordering op dit onderdeel zal daarom worden afgewezen.
4.6.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser 1] c.s. heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.7.
[eiser 2] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. op:
- dagvaarding € 96,16
- griffierecht 876,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.760,16
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de koopovereenkomst van 9 april 2014,
5.2.
veroordeelt [eiser 2] om aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van € 63.000,00 (drieënzestig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 5 januari 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 2.760,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eiser 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.