ECLI:NL:RBOBR:2015:4306

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
01/865107-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting van prostituees door zich voor te doen als politie-medewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen in Asten. De verdachte deed zich voor als politie-medewerker en heeft twee vrouwen, die als prostituee werkten, onder dwang seksuele handelingen laten verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt en de kwetsbare positie van de slachtoffers heeft misbruikt. De feiten vonden plaats in augustus 2014, waarbij de verdachte de slachtoffers bedreigde en dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan een van de slachtoffers. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, inclusief terbeschikkingstelling met dwangverpleging, maar de rechtbank oordeelde dat het advies van deskundigen hiervoor onvoldoende onderbouwing bood. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, omdat deze gebruikt zijn bij de gepleegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen heeft meegenomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865107-14
Datum uitspraak: 21 juli 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Alphen a/d Rijn.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2014, 19 februari 2015, 1 mei 2015 en 7 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 oktober 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 februari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 te Asten, in elk geval in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen en/of aftrekken, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, voor de politie werkt en/of daarbij een visitekaartje van de politie (van een prostitutieafdeling) heeft getoond en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij strafbaar was en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] naar een deur (richting de hal van de woning waarin zij zich bevond) liep, voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij niet wegging en/of haar daarmee de vlucht en/of vrije doorgang heeft belet en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en/of onder zich gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld en/of die [slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht en/of op de rug van die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of zijn, verdachtes hand(en) voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze naar de slaapkamer ging en toen die [slachtoffer 1] dat weigerde tegen haar heeft gezegd dat als ze dat niet deed, hij zijn handboeien ging pakken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden en/of dat zij niet wegging voordat hij, verdachte, was klaargekomen en/of op het moment dat die [slachtoffer 1] zich verzette, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar handboeien om zou doen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 23 augustus 2014 te Asten, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zich door die [slachtoffer 2] laten pijpen en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of met zijn, verdachtes, penis over/tegen de bil(len) van die [slachtoffer 2] gewreven en/of geëjaculeerd op de rug van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, van de politie was en/of daarbij een visitekaartje van de politie (van een prostitutieafdeling) heeft getoond en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij illegaal was en/of
- in een slaapkamer van de woning alwaar die [slachtoffer 2] zich bevond voor de deur van die slaapkamer is gaan staan en/of die deur heeft dichtgedaan, waardoor aan die [slachtoffer 2] de vlucht en/of vrije doorgang werd belet en/of
- de mobiele telefoon(s) van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of - zijn, verdachtes, hand in de hals van die [slachtoffer 2] heeft gelegd en/of die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of terwijl die [slachtoffer 2] een raam van die slaapkamer wilde openen, op haar af is gelopen en/of
- (nadat die [slachtoffer 2] vanuit de slaapkamer naar de woonkamer van die woning was gerend) die [slachtoffer 2] bij haar hals heeft gepakt en/of in haar gezicht heeft geslagen en/of naar de grond heeft geduwd en/of gebracht en/of
- zijn, verdachtes hand(en) voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij niet weg mocht gaan voordat zij hem, verdachte, een goede tijd had bezorgd en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij stil moest zijn en dat hij, verdachte, haar anders handboeien om zou doen en/of - die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 1.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat er geen overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde dwang, nu alleen aangeefster hierover heeft verklaard en er geen steunbewijs voor deze verklaring voorhanden is.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daarover het navolgende.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte overeenkomen voor wat betreft de manier waarop ze elkaar hebben leren kennen, de reden van hun afspraak en de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden. De verklaringen lopen uiteen ten aanzien van de vraag of daarbij door verdachte dwang is toegepast.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van dwang uit van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] nu de rechtbank deze verklaringen geloofwaardig acht. Zij heeft in deze verklaringen gedetailleerd en consistent verklaard over wat er zich in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden en daarbij details genoemd waarvoor steunbewijs in het dossier aanwezig is. Zo heeft zij verklaard dat verdachte haar, voor de seksuele handelingen plaatsvonden, een visitekaartje van de politie, afdeling prostitutie heeft getoond. Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 juli 2015 bevestigd dat hij aangeefster dit kaartje getoond heeft en in de woning van verdachte is een dergelijk kaartje ook aangetroffen. Zij heeft verklaard daarna gezegd te hebben dat als hij van de politie was, geen seks met hem te willen hebben. Voorts heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar aansprak over een blauwe plek op haar been en ook dat heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd. Aangeefster heeft voorts in haar verklaring aangegeven dat zij voor zij seks had met verdachte met hem in een worsteling raakte waarbij ze hem bij zijn ellenbogen vastpakte en haar nagels daarin zette. Hierdoor brak één van haar nagels af en liep verdachte een wondje op. Verdachte werd daarop pislink - aldus aangeefster – en zei dat hij aan bodybuilding deed en dat zijn lichaam gaaf moest zijn. Uit de beschrijving van de opnamen die van de seksuele handelingen gemaakt zijn blijkt ook dat verdachte daarna op zijn arm een bloedend wondje had en dat aangeefster spreekt over een afgebroken nagel en haar vinger toont aan verdachte. Voorts blijkt uit de beschrijving van de opnamen dat aangeefster op enig moment, nadat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij hem probeerde te bijten en te slaan, heeft gezegd dat dat was omdat ze probeerde weg te komen. Ook de verklaring van aangeefster dat verdachte haar telefoon op enig moment had afgepakt wordt bevestigd door de beelden waarop op enig moment door aangeefster aan verdachte wordt gevraagd ‘Heb jij mijn telefoon trouwens uitgezet?’ Waarop verdachte zegt ‘Eh … volgens mij wel’.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van verdachte dat er geen sprake is geweest van dwang wordt tegengesproken door de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en de inhoud van de beeldopnamen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van haar verklaringen te twijfelen. De rechtbank acht op basis van die verklaringen en het hiervoor genoemde steunbewijs de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 1] derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde verkrachting, nu alleen aangeefster [slachtoffer 2] hierover heeft verklaard, verdachte zich de date met aangeefster [slachtoffer 2] niet kan herinneren en er geen steunbewijs voor deze verklaring voorhanden is.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daarover het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij van meerdere escortdames gebruikt heeft gemaakt, maar dat hij zich [slachtoffer 2] niet herinnert. Gelet hierop zal de rechtbank allereerst moeten vaststellen dat verdachte de man is waarover [slachtoffer 2] in haar aangifte verklaard heeft.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] wanneer zij de politie aanspreekt over wat haar is overkomen de politie een adres en een telefoonnummer geeft welke beide van verdachte blijken te zijn. Ook het signalement dat zij van die bewuste klant geeft, komt – gelet op verdachtes zeer kenmerkende haardracht - overeen met het signalement van verdachte. Voorts blijkt uit opgevraagde telefoongegevens dat het verdachte is geweest die aangeefster [slachtoffer 2] op 23 augustus 2014 heeft gebeld.
Op basis van voornoemde omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte de man is geweest waar aangeefster [slachtoffer 2] op 23 augustus 2014 naar toe is gegaan. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die aanleiding geven om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vraag wat er zich op 23 augustus 2014 in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden uit van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] nu de rechtbank deze verklaringen geloofwaardig acht. Zij heeft in deze verklaringen gedetailleerd en consistent verklaard over wat er zich in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden met een man waarmee zij via [website 1] in contact kwam en de rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van haar verklaringen te twijfelen.
[slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat zij adverteerde op [website 1] en hierdoor in contact kwam met een man. Zij had met de man afgesproken om tegen betaling seks met hem te hebben. De man weigerde vooraf voor haar escortdiensten te betalen. Hij nam haar mee naar de slaapkamer en deed de deur dicht. Op de slaapkamer lagen handboeien. De man toonde haar toen een visitekaartje van de politie. Hij vertelde haar dat ze illegaal was en dat ze mee moest werken anders zou hij haar handboeien om doen. Toen ze weg wilde komen, pakte de man haar bij haar hals en duwde haar. Toen ze een slaapkamerraam wilde openen, kwam de man op haar afgelopen. Ze had twee mobiele telefoons die de man vervolgens van haar afpakte. Toen ze naar de woonkamer vluchtte, kwam hij achter haar aan en pakte haar weer bij de hals. De man sloeg haar toen in haar gezicht. Vervolgens duwde hij haar op de grond. Ook heeft de man zijn hand voor haar mond gehouden. Ze kraste hem toen met haar nagels over zijn rechter onderarm, waarop de man haar heeft gezegd dat niet te doen omdat hij bodybuilder was en dan iedereen de krassen zou kunnen zien. De man zei haar dat ze niet weg mocht voordat ze hem een fijne tijd had gegeven en dat ze stil moest zijn, anders zou hij haar handboeien om doen. Uit angst besloot ze mee te werken. Ze moest hem pijpen en de man heeft met haar geneukt. Ook heeft hij met zijn penis tegen haar billen gewreven en is hij op haar rug klaargekomen. Toen verdachte naar de badkamer was, heeft ze zich aangekleed en is ze naar buiten gerend. Op het moment dat aangeefster op 24 augustus 2014 aan de politie vertelde wat haar is overkomen, onder andere dat ze door de man bij haar keel is gepakt, heeft verbalisant vastgesteld dat zij een drietal kleine krassen in haar nek had.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank op basis hiervan van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank maakt hierbij gebruik van het zogenaamde schakelbewijs. Uit de rechtspraak vloeit voort dat het gebruik van schakelbewijs toelaatbaar is, mits feiten soortgelijk zijn in de zin dat de gang van zaken bij het ten laste gelegde feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij een ander feit, waarvoor meer bewijs voorhanden is. Hierbij gaat het om een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de omstandigheden van het geval.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat er tussen de hierna onder feit 1 en onder 2 bewezen verklaarde feiten, op essentiële onderdelen overeenkomsten bestaan, met name over de wijze waarop aangeefsters en verdachte elkaar hebben leren kennen ([website 1]), de reden van hun afspraak (escortservice), het weigeren vooraf te betalen door verdachte, het tonen van het visitekaartje van de politie en het dreigen met de handboeien. Voorts vertonen zeer kenmerkende overeenkomst de door aangeefster [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2] beschreven reactie van verdachte op een kras die verdachte door hun toedoen op zijn arm heeft/zou hebben bekomen. Gelet op deze sterke overeenkomsten tussen beide ten laste gelegde feiten, die een week na elkaar plaatsvonden in augustus 2014, acht de rechtbank ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. in de periode van 15 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 te Asten, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en gehouden en zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en gehouden en zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen en aftrekken, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met een feitelijkheid hierin dat verdachte - terwijl die [slachtoffer 1] naar een deur (richting de hal van de woning waarin zij zich bevond) liep, voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij niet wegging en de vrije doorgang heeft belet en
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en onder zich gehouden en
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld en die [slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht en op de rug van die [slachtoffer 1] is gaan zitten en zijn handen voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en gehouden en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze naar de slaapkamer ging en toen die [slachtoffer 1] dat weigerde tegen haar heeft gezegd dat als ze dat niet deed, hij zijn handboeien ging pakken en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden

en voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

2. op 23 augustus 2014 te Asten, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en gehouden en zich door die [slachtoffer 2] laten pijpen en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en gehouden en met zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer 2] gewreven en geëjaculeerd op de rug van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- in een slaapkamer van de woning alwaar die [slachtoffer 2] zich bevond voor de deur van die slaapkamer is gaan staan en die deur heeft dichtgedaan, waardoor aan die [slachtoffer 2] de vlucht en vrije doorgang werd belet en
- de mobiele telefoons van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en - zijn, verdachtes, hand in de hals van die [slachtoffer 2] heeft gelegd en die [slachtoffer 2] heeft geduwd en terwijl die [slachtoffer 2] een raam van die slaapkamer wilde openen, op haar af is gelopen en
- nadat die [slachtoffer 2] vanuit de slaapkamer naar de woonkamer van die woning was gerend die [slachtoffer 2] bij haar hals heeft gepakt en in haar gezicht heeft geslagen en naar de grond heeft geduwd en
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en gehouden en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij niet weg mocht gaan voordat zij hem, verdachte, een goede tijd had bezorgd en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij stil moest zijn en dat hij, verdachte, haar anders handboeien om zou doen en- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert voor beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Voorts vordert zij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in augustus 2014 schuldig gemaakt aan verkrachting van twee vrouwen die op dat moment als prostituee werkzaam waren. Verdachte heeft daarbij geweld gebruikt en gebruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] teneinde zijn lusten ten koste van hen te bevredigen. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefsters.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting van [slachtoffer 2] op haar vordering benadeelde partij en uit haar slachtofferverklaring blijkt dat dit in de zaak van [slachtoffer 2] ook het geval is.
De door verdachte begane feiten rechtvaardigen zonder meer oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 juni 2015 is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank weegt voorts in het voordeel van verdachte mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte op 3 november 2014 uitgebracht rapport door J. Nys, psycholoog en op 31 oktober 2014 uitgebracht rapport door C.G. Huisman, psychiater blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Voor wat betreft het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging oordeelt de rechtbank dat het advies van de deskundigen onvoldoende onderbouwing vormt om voornoemde maatregel op te leggen. Verdachte is niet eerder in verband met een zeden- of geweldsdelict veroordeeld en de rechtbank is niet overtuigd dat het gevaar op herhaling van ernstige zeden- of geweldsdelicten zodanig groot is dat deze maatregel geboden is. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Alles overwegende oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden passend en geboden is.
De rechtbank zal zes maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal een proeftijd van drie jaren worden verbonden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2014 (datum delict) tot de dag der algehele voldoening, aangezien op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat deze immateriële schade door de benadeelde partij rechtstreeks is geleden door het door verdachte gepleegde feit.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2014 (datum delict) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen en onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De telefoon en computer zullen worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang nu daarop beelden staan van de seksuele handelingen die verdachte met aangeefster [slachtoffer 1] heeft verricht, tevens heeft verdachte gedreigd deze beelden op internet te zetten.

Toepasselijke wetsartikelen.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: verkrachting T.a.v. feit 2: verkrachting Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een handboei met sleutel (goednr. 8 22732) en een visitekaart (goednr. 822737).
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een GSM
(goednr. 822709) en een computer (goednr. 822735).
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 700,00 subsidiair 14 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 700,- (zegge: zevenhonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 700,- (zegge: zevenhonderd euro) aan immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. M.G.P.A. Burghoorn en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 21 juli 2015.
Mr. H.M. Hettinga is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.