Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
F. van Lanschot Bankiers N.V.
1.De procedure
2.Feiten
3.Vordering en verweer
- veroordeling van Van Lanschot om [eiseres] tot de werkzaamheden toe te laten, met dien verstande dat [eiseres] thans zwangerschapsverlof geniet en pas na haar verlof haar werk kan hervatten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
- Van Lanschot te veroordelen het aan [eiseres] toekomende bruto maandsalaris van € 4.799,61, vermeerderd met emolumenten en verminderd met het bedrag van de ontvangen WAZO-uitkering, op de gebruikelijke wijze te betalen vanaf 11 september 2014 en het bedrag van € 5.244,- voor de studiekosten binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] te betalen;
4.De beoordeling
bevoegdzijn de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Daarmee wordt bedoeld dat de wettelijke regels omtrent de opzegging tijdens de proeftijd niet van toepassing zijn. Het artikel houdt, anders dan [eiseres] stelt, geen verplichting in voor partijen om met onmiddellijke ingang op te zeggen, als dit maar gebeurt tijdens de proeftijd.
De manager van mijn leidinggevende(lees: [naam directeur Risk Management])
poneerde erg stellig dat we met een gedane zaak te maken hadden.” De opzegging is vormvrij en mag ook mondeling worden gedaan. Echter, ook als ervan wordt uitgegaan dat de feitelijke opzegging is gedaan met de brief van 10 september 2014, heeft Van Lanschot voldoende aannemelijk gemaakt dat die brief [eiseres] tijdig heeft bereikt. Daarvoor is slechts vereist dat [eiseres] de brief vóór 15 september 2014 heeft ontvangen, niet beslissend is of [eiseres] al dan niet tijdig kennis heeft genomen van de brief door de aan haar gezonden e-mail te openen of de per post gezonden brief daadwerkelijk te lezen. Voldoende is dat de e-mail gedurende de proeftijd in de inbox van [eiseres] is ingekomen, respectievelijk de brief is bezorgd op het bij Van Lanschot bekende woonadres van [eiseres]. Dat dit laatste is gebeurd, heeft [eiseres] niet bestreden. Van Lanschot mocht er dus redelijkerwijs van uit gaan dat de brief [eiseres] had bereikt. Daarbij is ten slotte nog relevant dat [eiseres] na het gesprek van 9 september 2014 wist, althans heeft kunnen weten dat zij nog een brief van Van Lanschot zou ontvangen, omdat dit aan haar is medegedeeld.