2.4.Bij brief van 1 mei 2015 heeft verweerder verzoeker erop gewezen dat de door verweerder gestelde vraag nog niet is beantwoord. Verweerder wil weten wie er € 15.900,00 via Wirecard in verzoekers onderneming investeert. Verweerder heeft verzoeker opnieuw verzocht binnen twee weken de naam, het adres en de woonplaats bekend te maken van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op deze wijze vermogen verschaft aan verzoekers horecabedrijf.
Verzoeker heeft niet gereageerd op deze brief.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers aanvraag niet in behandeling genomen omdat hij de gegevens van de investeerder niet bekend heeft gemaakt. Volgens verweerder is Wirecard niet zelf de investeerder, maar is het een internetbetaalsysteem, dat betalingen via internet en creditcards faciliteert. Er is volgens verweerder geen sprake van een bank die kredieten verstrekt, en zeker niet via crowdfunding. Verweerder gaat ervan uit dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon het bedrag van € 15.900,- via Wirecard aan Zencap heeft verstrekt. Verweerder wil weten wie die persoon is.
4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht verweerder op te dragen de aanvraag alsnog in behandeling te nemen en binnen 14 dagen na de uitspraak een besluit te nemen. Volgens verzoeker is verweerder ten onrechte voorbijgegaan aan de verklaring van Zencap van 28 april 2015. Niet duidelijk is waarom verweerder de verklaring onvoldoende vindt om Wirecard als investeerder aan te merken. Verweerder heeft zijn veronderstellingen in het bestreden besluit dat Wirecard geen bank is en geen kredieten verstrekt niet met stukken onderbouwd. Wirecard is volgens verzoeker wel een bank. Bovendien heeft verweerder volgens verzoeker ten onrechte geen gebruik gemaakt van het in die verklaring vermelde aanbod om nadere informatie te verstrekken.
5. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
6. Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is de betrokkene verplicht om het bestuursorgaan de gegevens en bescheiden te verschaffen om deze in staat te stellen bij de aanvraag van een beschikking onderzoek te verrichten naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede, derde en zesde lid, en artikel 9, tweede lid, onderdelen a en b en derde lid en naar aspecten als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen c en d. Ingevolge artikel 30, tweede lid, aanhef en onder g30 omvatten de in het eerste lid bedoelde gegevens in ieder geval de naam, het adres en de woonplaats van de natuurlijke of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder op grond van artikel 30, eerste en tweede lid, van de Wet Bibob bevoegd is om te vragen naar de gegevens van de natuurlijke of rechtspersonen die direct of indirect geld lenen aan verzoeker. Gegevens over degenen die verzoekers onderneming direct of indirect financieren zijn nodig om een integriteitsbeoordeling op grond van de Wet Bibob te kunnen maken. Gelet hierop heeft verweerder verzoeker mogen vragen om gegevens over de natuurlijke persoon of rechtspersoon die onder de vermelding "WireCard Investor” vermogen verschaft aan het horecabedrijf van verzoeker.
8. Gelet op het bepaalde in artikel 4:2, tweede lid, van de Awb en artikel 30, eerste lid, van de Wet Bibob is verzoeker verplicht om verweerder deze gegevens te verschaffen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat verzoeker niet aan deze verplichting heeft voldaan. De voorzieningenrechter begrijpt uit het verhandelde ter zitting dat het businessplan van verzoeker is gepubliceerd op de website van Zencap en dat iedereen zich kon inschrijven om een bepaald bedrag in te leggen. Namens verzoeker is het vermoeden uitgesproken dat dit bedrag niet werd gehaald en dat Wirecard Bank AG (Wirecard) het ingelegde bedrag heeft aangevuld tot € 30.000,-. Verzoeker heeft geen contact gehad met Wirecard. Uit de beschikbare gegevens blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat Wirecard zelf geld heeft geïnvesteerd in de onderneming van verzoeker. Het is ook mogelijk dat andere personen via Wirecard geld hebben geïnvesteerd in de onderneming van verzoeker. De enkele omstandigheid dat Zencap Wirecard investeerder noemt, maakt dit niet anders. Het is immers niet duidelijk of Zencap heeft onderzocht of Wirecard zelf geld investeert of het geld van anderen investeert. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog dat verweerder zelf nadere informatie had kunnen opvragen bij Zencap of zelf nadere gegevens had moeten overleggen. Gelet op het bepaalde in artikel 30, eerste en tweede lid, van de Wet Bibob ligt het juist op de weg van verzoeker om gegevens op te vragen waaruit blijkt dat Wirecard geld verschaft aan verzoeker of, als dat niet het geval is, wie via Wirecard geld verschaft aan verzoeker.
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is bij de huidige stand van zaken niet aannemelijk dat verzoeker redelijkerwijs niet de beschikking over de gevraagde gegevens kan krijgen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker de vragen van verweerder nog niet heeft voorgelegd aan Zencap en Wirecard.
10. Gelet op de nu beschikbare gegevens heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht besloten om de aanvraag van verzoeker om een Drank- en Horecawetvergunning niet in behandeling te nemen. Er bestaat daarom geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af.
11. De voorzieningenrechter merkt ten overvloede op dat het verzoeker vrij staat om zich in de bezwaarfase alsnog in te spannen om de gevraagde gegevens te verkrijgen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.