ECLI:NL:RBOBR:2015:402
Rechtbank Oost-Brabant
- Proceskostenveroordeling
- J.M.H. Rijken-Lie
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens hogere proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder, de algemeen directeur van de RDW, met betrekking tot een proceskostenvergoeding. Het bestreden besluit, dat op 24 juni 2014 was genomen, kende verzoeker een proceskostenvergoeding van € 236,- toe. Echter, na herziening van dit besluit op 17 oktober 2014, verhoogde verweerder de proceskostenvergoeding naar € 974,-. Hierop heeft verzoeker op 31 oktober 2014 het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van het beroep is gedaan naar aanleiding van de verhoging van de proceskostenvergoeding. Verweerder stelde dat verzoeker nooit om de documenten had gevraagd, maar enkel om de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank volgde dit standpunt, maar oordeelde dat het geschil ook betrekking had op de weigering om documenten te verstrekken. Desondanks werd de zwaarte van de zaak vastgesteld op een wegingsfactor van 0,5, omdat het geschil voornamelijk over de proceskostenvergoeding ging.
De rechtbank heeft de proceskosten begroot op € 243,50, gebaseerd op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beslissing om verweerder in de proceskosten te veroordelen werd op 28 januari 2015 openbaar uitgesproken door rechter J.M.H. Rijken-Lie, in aanwezigheid van griffier C.G.M. Kosman. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.