vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845023-15
Datum uitspraak: 14 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2015 en 30 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij voorlopige dagvaarding van 24 maart 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juni 2015 overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd (bijlage 1), is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, als
verkeersdeelnemer), namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, Broekdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl
en/of doordat hij (danig) onder invloed was van alcohol, te weten met een
promillage van 1,58, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk
Renault, type Laguna) de weghelft voor tegemoetkomend verkeer op te rijden
en/of op die weghelft te blijven rijden, zodanig dat zijn auto zich geheel op
de weghelft van het tegemoetkomend verkeer bevond en/of vervolgens in botsing
en/of aanrijding te komen met een tegemoetkomende personenauto (merk Peugeot,
type 206), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], zijnde de bestuurder van
de tegemoetkomende personenauto (Peugeot 206)) werd gedood, terwijl hij
verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van
genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant BZO afdeling Geldrop Mierlo Nuenen, registratienummer PL2100-2015008146, afgesloten d.d. 15 mei 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 212. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden. De hierna voor het bewijs gebezigde stukken zijn uit dit dossier afkomstig;
een verklaring van deskundige bij het NFI dr. ir. J. van der Weerd bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2015.
Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat door zijn schuld een ongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] werd gedood, terwijl verdachte onder invloed was van alcohol. Verdachte heeft echter ontkend de bestuurder van de auto te zijn geweest.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en kwalificeert het rijgedrag van verdachte ter plaatse als zeer onvoorzichtig.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft een volledige vrijspraak bepleit. Voor zover nodig, zal de rechtbank in haar oordeel de concrete verweren betrekken.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard aan het ongeval en de periode vlak daarvoor en daarna nagenoeg geen herinneringen te hebben. Derhalve is de rechtbank aangewezen op de overige zich in het dossier bevindende stukken.
Achtereenvolgens zal de rechtbank de bewijsvraag bespreken aan de hand van het ongeval en de betrokkenen, de vraag of verdachte bestuurder was, de toedracht van het ongeval en ten slotte de schuldvraag.
1.
Het ongeval en de betrokkenen
1.1 Het ongeval zelf
Op 11 januari 2015 rond 23.15 uur vond op de Broekdijk te Nuenen een noodlottig ongeval plaats. Rond 23.31 uur kwam hiervan de melding bij de politie binnen. Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waren korte tijd later ter plaatse en zagen dat er twee personenauto’s bij de aanrijding waren betrokken: een Renault Laguna met kenteken [kenteken 1] en een Peugeot 206 met [kenteken 2]. De Renault lag in de sloot en de Peugeot stond midden op de weg. Beide auto’s waren zwaar gehavend. [verbalisant 1] zag dat de bestuurder van de Peugeot werd behandeld door de brandweer. Hij zag dat er geen personen in de Renault zaten en vernam van een omstander dat de bestuurder van deze auto al weg was.
1.2 Verdachte
Op ongeveer 10 meter afstand van de Peugeot stond een grijze Volkswagen Golf met daarnaast een man. De man, [betrokkene 1], vertelde dat hij de broer was van de man die in de Renault zat en dat zijn broer door een neef naar het ziekenhuis was gebracht. Zijn broer betrof [verdachte], geboren op [1971] (verdachte). [betrokkene 1] sprak op dat moment enkel over één persoon. Er kwamen geen andere personen ter sprake. [verbalisant 1] vernam van [betrokkene 1] dat diens broer in het Catharina ziekenhuis in Eindhoven lag.Getuige [getuige 1] gaf een signalement op van een verwonde man. Het signalement bleek overeen te komen met de man die later in het ziekenhuis is aangetroffen, te weten verdachte [verdachte].
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zijn op 12 januari 2015 omstreeks 00.08 uur naar het Catharinaziekenhuis te Eindhoven gegaan omdat daar vermoedelijk één van de slachtoffers van de aanrijding lag. In het ziekenhuis werden zij naar een man in een ziekenhuisbed gebracht welke bevestigde dat hij was genaamd [verdachte]. De verbalisanten zagen dat zijn ogen rood doorlopen waren en roken dat de adem van de man riekte naar alcohol. [verdachte] gaf aan dat hij in de Renault had gezeten
en dat hij de tenaamgestelde was van de Renault Laguna voorzien van het kenteken
[kenteken 1].Verdachte werd verzocht mee te werken aan een indicatieve blaastest.
Deze test gaf als testresultaat een “F”.Gelet op de voormelde uitkomst is verdachte gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek.Hierop heeft een GGD-arts op 12 januari 2015 te 01.20 uur bloed afgenomen van verdachte [verdachte].
Het bloedmonster kreeg de SIN-nummers TAAL9273NL en TAAL9274NL.Blijkens het rapport van het NFI bedroeg het alcoholgehalte in het bloed 1,58 milligram alcohol per milliliter bloed.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 juni 2015 verklaard dat hij alcohol had gedronken.
De verdediging heeft aangevoerd dat de corresponderende analysesticker niet op het proces-verbaal van rijden onder invloed was aangebracht en dat dit een schending oplevert van artikel 6 van de Regeling bloed- en urineonderzoek, zodat voormeld proces-verbaal niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de betreffende sticker op genoemd proces-verbaal strijdig is met het bepaalde in artikel 6 lid 1 van de Regeling bloed- en urineonderzoek en er in zoverre sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Echter, de rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte géén nadeel van deze schending heeft ondervonden, nu op grond van alle overige op het bloedonderzoek betrekking hebbende stukken ondubbelzinnig vaststaat dat het door het NFI onderzochte bloed het van verdachte afgenomen bloed betreft en verdachte ook zelf ter terechtzitting heeft verklaard die avond alcohol te hebben gedronken. De rechtbank volstaat dan ook met de enkele constatering van het gebleken verzuim. Aldus staat het voor de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van het ongeval een alcoholpromillage had van 1,58 BAG.
1.3 Het slachtoffer
De bestuurder van de andere auto, de Peugeot 206, was [slachtoffer], geboren [1931] te [geboorteplaats].Hij was met zeer zware verwondingen per ambulance overgebracht naar het Maxima Medisch Centrum te Veldhoven. De toestand van deze bestuurder was zeer kritiek te noemen en gevreesd werd voor zijn leven.[slachtoffer] is diezelfde nacht om 02.42 uur overleden met als doodsoorzaak een traumatische contusie hartspier. De aard van het overlijden was niet natuurlijk.[verbalisant 6] hoorde van de trauma-aarts en de lijkschouwer dat het slachtoffer een hartstilstand had gekregen, die tot stand was gekomen door een forse klap van buitenaf welke op de voorzijde van het lichaam was terechtgekomen waardoor verscheidene botten gebroken waren en de hartspier een kneuzing had opgelopen met uiteindelijk een hartstilstand ten gevolge.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat het slachtoffer [slachtoffer] is overleden ten gevolge van het ongeval.
2.
Was verdachte bestuurder?
Verdachte heeft ontkend de Renault te hebben bestuurd. Hij heeft gesteld dat ene [naam] of [naam]
[fon.]hem na café-bezoek in zijn auto naar huis heeft gebracht.Verder kan verdachte zich van het ongeval of de situatie vlak daarvoor en daarna niets meer herinneren. Voor de beoordeling van de vraag of verdachte bestuurder was acht de rechtbank het volgende van belang.
2.1 Getuigen
[getuige 1], wonende op de [adres 2] te [woonplaats], was zeer snel ter plaatse. Hij hoorde omstreeks 23.15 uur dat er een auto met hoge snelheid voorbij kwam. Daarna hoorde hij een harde doffe klap. Enkele seconden later hoorde hij dat er een tweede auto voorbij kwam. Vrijwel direct ging [getuige 1] naar buiten en zag dat er een auto in de sloot lag met daarnaast twee mannen., Één van de mannen had een verwonding in zijn gezicht.[getuige 1] heeft verklaard dat hij enkel twee personen heeft gezien aan de linkerzijde van het voertuig dat in de sloot lag. Verder zat er niemand in, aldus de getuige. Buiten de auto in de sloot, zag hij een beschadigde auto dwars op de weg staan en in de nabijheid van deze auto zag hij op de weg nog een andere zilverkleurige auto staan.Hij denkt dat hij in minder dan twee minuten op de plaats van de aanrijding was. Hij heeft bij het naderen van de plaats van de aanrijding geen andere personen gezien die de plaats van de aanrijding toen hebben verlaten of zijn weggereden.Binnen korte tijd kwamen er meerdere auto’s aan en werd de gewonde man meegenomen.
[getuige 2] heeft ook verklaard dat zij bij aankomst bij de plaats van de aanrijding drie auto’s heeft gezien, waaronder een auto in de sloot en een auto dwars op de weg, vermoedelijk een Peugeot. Zij heeft verklaard dat er twee personen bij de auto in de sloot zaten dan wel stonden. Zij vroeg een van de mannen of de hulpdiensten gebeld waren. Toen deze man zei dat dit niet het geval was, heeft zij 112 gebeld. Zij zag dat er vervolgens meerdere auto’s aan kwamen gereden waarna de gewonde man bij de auto in de sloot werd meegenomen.Verder heeft [getuige 2] nog verklaard dat zij, nadat zij was uitgestapt, geen personen heeft zien weglopen of wegrijden vanaf de plaats van de aanrijding behalve dat de gewonde man werd meegenomen.
[betrokkene 1], de broer van verdachte, heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en de auto van zijn broer in de sloot zag liggen. Ook zag hij dat er midden op de weg een auto stond. Hij heeft de grijze auto, waarin hij reed, voor het ongeval gezet en is naar de auto van zijn broer gelopen. Hij heeft zijn broer uit de auto gehaald. Hij zag een man op de plaats van de aanrijding aankomen. Vervolgens zag hij een vrouw aankomen, die hem vroeg of hij al 112 had gebeld.
2.2 Textielonderzoek
Van verdachte zijn onder meer zijn spijkerbroek, zijn colbert en de personenauto Renault Laguna in beslag genomen, bemonsterd en veiliggesteld met respectievelijk SIN-nummers AAGY0654NL, AAGY0656NL en AAGY0704NL.Op de spijkerbroek was op enkele posities versmolten materiaal aanwezig. Twee van deze posities zijn uitgeknipt voor vergelijkend onderzoek.Op het colbert is een aantal verkleuringen in een patroon aangetroffen.De Renault is onderzocht op aanwezigheid van vezelsporen. Enkele delen van de personenauto zijn gedemonteerd en voorzien van SIN-nummer AAEZ3907NL (bovenste deel van middenconsole linkerzijde) en AAEZ3911NL (rechterzijkant van dashboard kastje).
De resultaten waren als volgt.
Sporen op voertuig [AAGY0704NL]
Omschrijving
Mogelijke bron
Vergelijkingsmethode
Bovenste deel van middenconsole linkerzijde [AAEZ3907NL]
Denimblauw katoen
Spijkerbroek [AAGY0654NL] (>25 vezels)
Microscopie
Rechterzijkant van dashboard kastje [AAEZ3911NL]
Wol (meerdere kleuren)
Colbert [AAGY0656NL] (>20 vezels)
Microscopie
Sporen op kleding
Omschrijving
Mogelijke bron
Vergelijkingsmethode
Spijkerbroek [AAGY0654NL]
Vnl. polyvinyl-acetaat (PVA)
Dashboard personenauto
Infrarood microspectrometrie ICP-MS
Het NFI heeft zich voorts de volgende vragen gesteld en deze als volgt beantwoord: