ECLI:NL:RBOBR:2015:3986

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
01/845023-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval onder invloed van alcohol met bewezen onvoorzichtig rijgedrag

Op 14 juli 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 januari 2015 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval te Nuenen. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde met een promillage van 1,58, reed met zijn auto, een Renault Laguna, op de verkeerde weghelft en kwam in aanrijding met een tegemoetkomende auto, bestuurd door het slachtoffer, dat als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder enige aanleiding op de verkeerde weghelft terechtkwam en dat zijn rijgedrag als zeer onvoorzichtig werd gekwalificeerd. Het verweer van de verdachte dat hij niet de bestuurder was, werd verworpen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om een motorrijtuig te besturen voor de duur van vijf jaren. De uitspraak volgde na een grondig onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van getuigen en deskundigen in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet kon herinneren wat er voor en na het ongeval was gebeurd, maar dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een bewezenverklaring van de schuld te komen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor rijden onder invloed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845023-15
Datum uitspraak: 14 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2015 en 30 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij voorlopige dagvaarding van 24 maart 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juni 2015 overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd (bijlage 1), is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, als verkeersdeelnemer), namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Broekdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl en/of doordat hij (danig) onder invloed was van alcohol, te weten met een promillage van 1,58, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Renault, type Laguna) de weghelft voor tegemoetkomend verkeer op te rijden en/of op die weghelft te blijven rijden, zodanig dat zijn auto zich geheel op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer bevond en/of vervolgens in botsing en/of aanrijding te komen met een tegemoetkomende personenauto (merk Peugeot, type 206), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], zijnde de bestuurder van de tegemoetkomende personenauto (Peugeot 206)) werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bronnen.
een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant BZO afdeling Geldrop Mierlo Nuenen, registratienummer PL2100-2015008146, afgesloten d.d. 15 mei 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 212. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden. De hierna voor het bewijs gebezigde stukken zijn uit dit dossier afkomstig;
een verklaring van deskundige bij het NFI dr. ir. J. van der Weerd bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2015.
Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat door zijn schuld een ongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] werd gedood, terwijl verdachte onder invloed was van alcohol. Verdachte heeft echter ontkend de bestuurder van de auto te zijn geweest.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en kwalificeert het rijgedrag van verdachte ter plaatse als zeer onvoorzichtig.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft een volledige vrijspraak bepleit. Voor zover nodig, zal de rechtbank in haar oordeel de concrete verweren betrekken.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard aan het ongeval en de periode vlak daarvoor en daarna nagenoeg geen herinneringen te hebben. Derhalve is de rechtbank aangewezen op de overige zich in het dossier bevindende stukken.
Achtereenvolgens zal de rechtbank de bewijsvraag bespreken aan de hand van het ongeval en de betrokkenen, de vraag of verdachte bestuurder was, de toedracht van het ongeval en ten slotte de schuldvraag.
1.
Het ongeval en de betrokkenen
1.1 Het ongeval zelf
Op 11 januari 2015 rond 23.15 uur vond op de Broekdijk te Nuenen een noodlottig ongeval plaats. Rond 23.31 uur kwam hiervan de melding bij de politie binnen. Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waren korte tijd later ter plaatse en zagen dat er twee personenauto’s bij de aanrijding waren betrokken: een Renault Laguna met kenteken [kenteken 1] en een Peugeot 206 met [kenteken 2]. De Renault lag in de sloot en de Peugeot stond midden op de weg. Beide auto’s waren zwaar gehavend. [verbalisant 1] zag dat de bestuurder van de Peugeot werd behandeld door de brandweer. Hij zag dat er geen personen in de Renault zaten en vernam van een omstander dat de bestuurder van deze auto al weg was. [1] [2]
1.2 Verdachte
Op ongeveer 10 meter afstand van de Peugeot stond een grijze Volkswagen Golf met daarnaast een man. De man, [betrokkene 1], vertelde dat hij de broer was van de man die in de Renault zat en dat zijn broer door een neef naar het ziekenhuis was gebracht. Zijn broer betrof [verdachte], geboren op [1971] (verdachte). [betrokkene 1] sprak op dat moment enkel over één persoon. Er kwamen geen andere personen ter sprake. [verbalisant 1] vernam van [betrokkene 1] dat diens broer in het Catharina ziekenhuis in Eindhoven lag. [3] Getuige [getuige 1] gaf een signalement op van een verwonde man. Het signalement bleek overeen te komen met de man die later in het ziekenhuis is aangetroffen, te weten verdachte [verdachte]. [4] [5]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zijn op 12 januari 2015 omstreeks 00.08 uur naar het Catharinaziekenhuis te Eindhoven gegaan omdat daar vermoedelijk één van de slachtoffers van de aanrijding lag. In het ziekenhuis werden zij naar een man in een ziekenhuisbed gebracht welke bevestigde dat hij was genaamd [verdachte]. De verbalisanten zagen dat zijn ogen rood doorlopen waren en roken dat de adem van de man riekte naar alcohol. [verdachte] gaf aan dat hij in de Renault had gezeten
en dat hij de tenaamgestelde was van de Renault Laguna voorzien van het kenteken
[kenteken 1]. [6] [7] [8] Verdachte werd verzocht mee te werken aan een indicatieve blaastest.
Deze test gaf als testresultaat een “F”. [9] Gelet op de voormelde uitkomst is verdachte gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek. [10] Hierop heeft een GGD-arts op 12 januari 2015 te 01.20 uur bloed afgenomen van verdachte [verdachte]. [11]
Het bloedmonster kreeg de SIN-nummers TAAL9273NL en TAAL9274NL. [12] Blijkens het rapport van het NFI bedroeg het alcoholgehalte in het bloed 1,58 milligram alcohol per milliliter bloed. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 juni 2015 verklaard dat hij alcohol had gedronken. [14]
De verdediging heeft aangevoerd dat de corresponderende analysesticker niet op het proces-verbaal van rijden onder invloed was aangebracht en dat dit een schending oplevert van artikel 6 van de Regeling bloed- en urineonderzoek, zodat voormeld proces-verbaal niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de betreffende sticker op genoemd proces-verbaal strijdig is met het bepaalde in artikel 6 lid 1 van de Regeling bloed- en urineonderzoek en er in zoverre sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Echter, de rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte géén nadeel van deze schending heeft ondervonden, nu op grond van alle overige op het bloedonderzoek betrekking hebbende stukken ondubbelzinnig vaststaat dat het door het NFI onderzochte bloed het van verdachte afgenomen bloed betreft en verdachte ook zelf ter terechtzitting heeft verklaard die avond alcohol te hebben gedronken. De rechtbank volstaat dan ook met de enkele constatering van het gebleken verzuim. Aldus staat het voor de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van het ongeval een alcoholpromillage had van 1,58 BAG.
1.3 Het slachtoffer
De bestuurder van de andere auto, de Peugeot 206, was [slachtoffer], geboren [1931] te [geboorteplaats]. [15] [16] Hij was met zeer zware verwondingen per ambulance overgebracht naar het Maxima Medisch Centrum te Veldhoven. De toestand van deze bestuurder was zeer kritiek te noemen en gevreesd werd voor zijn leven. [17] [slachtoffer] is diezelfde nacht om 02.42 uur overleden met als doodsoorzaak een traumatische contusie hartspier. De aard van het overlijden was niet natuurlijk. [18] [verbalisant 6] hoorde van de trauma-aarts en de lijkschouwer dat het slachtoffer een hartstilstand had gekregen, die tot stand was gekomen door een forse klap van buitenaf welke op de voorzijde van het lichaam was terechtgekomen waardoor verscheidene botten gebroken waren en de hartspier een kneuzing had opgelopen met uiteindelijk een hartstilstand ten gevolge. [19]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat het slachtoffer [slachtoffer] is overleden ten gevolge van het ongeval.
2.
Was verdachte bestuurder?
Verdachte heeft ontkend de Renault te hebben bestuurd. Hij heeft gesteld dat ene [naam] of [naam]
[fon.]hem na café-bezoek in zijn auto naar huis heeft gebracht. [20] Verder kan verdachte zich van het ongeval of de situatie vlak daarvoor en daarna niets meer herinneren. Voor de beoordeling van de vraag of verdachte bestuurder was acht de rechtbank het volgende van belang.
2.1 Getuigen
[getuige 1], wonende op de [adres 2] te [woonplaats], was zeer snel ter plaatse. Hij hoorde omstreeks 23.15 uur dat er een auto met hoge snelheid voorbij kwam. Daarna hoorde hij een harde doffe klap. Enkele seconden later hoorde hij dat er een tweede auto voorbij kwam. Vrijwel direct ging [getuige 1] naar buiten en zag dat er een auto in de sloot lag met daarnaast twee mannen., Één van de mannen had een verwonding in zijn gezicht. [21] [getuige 1] heeft verklaard dat hij enkel twee personen heeft gezien aan de linkerzijde van het voertuig dat in de sloot lag. Verder zat er niemand in, aldus de getuige. Buiten de auto in de sloot, zag hij een beschadigde auto dwars op de weg staan en in de nabijheid van deze auto zag hij op de weg nog een andere zilverkleurige auto staan. [22] Hij denkt dat hij in minder dan twee minuten op de plaats van de aanrijding was. Hij heeft bij het naderen van de plaats van de aanrijding geen andere personen gezien die de plaats van de aanrijding toen hebben verlaten of zijn weggereden. [23] Binnen korte tijd kwamen er meerdere auto’s aan en werd de gewonde man meegenomen. [24]
[getuige 2] heeft ook verklaard dat zij bij aankomst bij de plaats van de aanrijding drie auto’s heeft gezien, waaronder een auto in de sloot en een auto dwars op de weg, vermoedelijk een Peugeot. Zij heeft verklaard dat er twee personen bij de auto in de sloot zaten dan wel stonden. Zij vroeg een van de mannen of de hulpdiensten gebeld waren. Toen deze man zei dat dit niet het geval was, heeft zij 112 gebeld. Zij zag dat er vervolgens meerdere auto’s aan kwamen gereden waarna de gewonde man bij de auto in de sloot werd meegenomen. [25] Verder heeft [getuige 2] nog verklaard dat zij, nadat zij was uitgestapt, geen personen heeft zien weglopen of wegrijden vanaf de plaats van de aanrijding behalve dat de gewonde man werd meegenomen. [26]
[betrokkene 1], de broer van verdachte, heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en de auto van zijn broer in de sloot zag liggen. Ook zag hij dat er midden op de weg een auto stond. Hij heeft de grijze auto, waarin hij reed, voor het ongeval gezet en is naar de auto van zijn broer gelopen. Hij heeft zijn broer uit de auto gehaald. Hij zag een man op de plaats van de aanrijding aankomen. Vervolgens zag hij een vrouw aankomen, die hem vroeg of hij al 112 had gebeld. [27]
2.2 Textielonderzoek
Van verdachte zijn onder meer zijn spijkerbroek, zijn colbert en de personenauto Renault Laguna in beslag genomen, bemonsterd en veiliggesteld met respectievelijk SIN-nummers AAGY0654NL, AAGY0656NL en AAGY0704NL. [28] [29] Op de spijkerbroek was op enkele posities versmolten materiaal aanwezig. Twee van deze posities zijn uitgeknipt voor vergelijkend onderzoek. [30] Op het colbert is een aantal verkleuringen in een patroon aangetroffen. [31] De Renault is onderzocht op aanwezigheid van vezelsporen. Enkele delen van de personenauto zijn gedemonteerd en voorzien van SIN-nummer AAEZ3907NL (bovenste deel van middenconsole linkerzijde) en AAEZ3911NL (rechterzijkant van dashboard kastje). [32]
De resultaten waren als volgt.
Sporen op voertuig [AAGY0704NL]
Omschrijving
Mogelijke bron
Vergelijkingsmethode
Bovenste deel van middenconsole linkerzijde [AAEZ3907NL]
Denimblauw katoen
Spijkerbroek [AAGY0654NL] (>25 vezels)
Microscopie
Rechterzijkant van dashboard kastje [AAEZ3911NL]
Wol (meerdere kleuren)
Colbert [AAGY0656NL] (>20 vezels)
Microscopie
Sporen op kleding
Omschrijving
Mogelijke bron
Vergelijkingsmethode
Spijkerbroek [AAGY0654NL]
Vnl. polyvinyl-acetaat (PVA)
Dashboard personenauto
Infrarood microspectrometrie ICP-MS
Het NFI heeft zich voorts de volgende vragen gesteld en deze als volgt beantwoord: [33]

1.Hoe bewoog de bestuurder van de personenauto ten tijde van het ongeval

door de auto?
Deze vraag is overlegd met ing. K.M. Hagendoorn en ing. E.J.G. Wisse, verkeersongevallenonderzoekers bij het NFI. Zij hebben de schade aan de voorzijde van de personenauto bekeken en leiden daaruit af dat de personenauto ten gevolge van deze Impact een beweging of rotatie naar links zal hebben gemaakt. De bestuurder is ten gevolge hiervan naar de rechterzijde van de personenauto bewogen. In het geval de bestuurder een gordel heeft gedragen, zal dat deze beweging hebben beperkt.

2.Droeg de bestuurder van de personenauto ten tijde van het ongeval een gordel?

Verplaatsing door de personenauto lijkt slechts mogelijk als gedurende het ongeval geen gordel werd gedragen. Beide gordels zijn onderzocht. De deskundige concludeert dat er geen resultaten zijn die er op wijzen dat de gordel gedurende het incident is gedragen.
Samenvattend heeft het onderzoek drie resultaten naar voren gebracht, te weten: [34]
Resultaat 1: Versmolten vezelsporen aan de linkerzijde van de middenconsole komen overeen met vezels zoals verwerkt in de spijkerbroek van de verdachte.
Resultaat 2: Kunststof zoals verwerkt in het dashboard van de personenauto komt overeen met materiaal aangetroffen op de spijkerbroek van de verdachte.
Resultaat 3: Het aantreffen van vezels zoals verwerkt in het colbert van de verdachte aan de rechterzijde van de personenauto.
De deskundige vermeldt dat als de verdachte ten tijde van het ongeval op de bestuurdersstoel zat, de resultaten 1 en 2 te verklaren zijn door het directie contact van de spijkerbroek van verdachte en de kunststof van het dashboard aan de linkerzijde van de middenconsole. Het aantreffen van vezels zoals verwerkt in het colbert van verdachte aan de rechterzijde van de auto (resultaat 3) is niet conform de verwachting. Het kan echter verklaard worden wanneer aangenomen wordt dat de verdachte gedurende het ongeval door de auto naar de passagierszijde is verplaatst. Deze verplaatsing lijkt mogelijk, gezien de schade aan de personenauto en het ontbreken van aanwijzingen dat een gordel werd gedragen.
Als verdachte ten tijde van het ongeval op de passagiersstoel zat, zijn de versmolten vezelsporen aan de rechterzijde van de auto (resultaat 3) goed te verklaren. De versmolten denimblauwe vezels aan de bestuurderszijde (resultaat 1) zijn niet conform de verwachting. Zij kunnen echter verklaard worden door contact met een willekeurige andere broek. Het aantreffen van de vezelsporen overeenkomend met vezels zoals verwerkt in de blouse van de verdachte maakt dit resultaat minder waarschijnlijk, zij het niet onmogelijk. Het laatste relevante resultaat, namelijk de kunststof op de spijkerbroek van de verdachte is ook niet conform de verwachting. Op de broek is een relatief grote hoeveelheid kunststof aangetroffen. Bij het ontbreken van een zodanige hoeveelheid wordt een duidelijk zichtbare wrijfplek op het dashboard (toevoeging van de deskundige tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris: aan de passagierszijde van de auto) verwacht. Een dergelijke plek is niet aangetroffen. De deskundige acht dit resultaat daarom niet goed verenigbaar met de hypothese dat de verdachte ten tijde van het ongeval op de passagiersstoel zat.
Kort samengevat heeft de rapporteur geconcludeerd dat de resultaten veel waarschijnlijker zijn als de verdachte ten tijde van het ongeval op de bestuurdersstoel zat dan wanneer hij op de bijrijdersstoel zat, waarbij is aangenomen dat de bestuurder van de Renault geen gordel heeft gedragen en door het ongeval richting de passagierszijde is verplaatst. [35]
De verdediging heeft bij pleidooi kort gezegd de bewijskracht van de voornoemde bevindingen in twijfel getrokken, omdat alternatieve redenen voor het aantreffen van diverse sporen niet zijn uit te sluiten, niet vast staat dat de sporen van de broek aan de bestuurderszijde alleen door verdachte kunnen zijn veroorzaakt en de deskundige dr. ir. J. van der Weerd terughoudend is in zijn conclusies.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de deskundige dr. ir. J. van der Weerd met zijn verklaring bij de rechter-commissaris de voornoemde onderzoeksresultaten en de daaraan verbonden conclusies afdoende heeft bevestigd. [36] Voor het aannemen van alternatieve redenen voor het aantreffen van de sporen ziet de rechtbank geen aanleiding.
2.3
Conclusie
Verdachte heeft het alternatieve scenario geschetst dat niet hij, doch ene ‘[naam] of [naam]’
[fon.]de auto heeft bestuurd. De lezing van verdachte wordt enigszins ondersteund door de verklaring van zijn broer [betrokkene 1]. Deze zou kort voor het ongeval mogelijk twee personen in de auto van verdachte hebben gezien. De rechtbank hecht aan beide lezingen evenwel geen geloof. Zeer opmerkelijk is dat verdachte zich niets meer kan herinneren van de gebeurtenissen in de uren voorafgaand aan het ongeval en daarna, behalve het voor hem ontlastende gegeven dat deze ‘[naam]’ zou hebben aangeboden hem naar huis te brengen. Nog daargelaten dat verdachte zich naar eigen zeggen niet herinnert of deze [naam] ook daadwerkelijk heeft gereden, kan verdachte in het geheel niets over ‘[naam]’ vertellen. Verder acht de rechtbank het onaannemelijk dat ‘[naam]’ door niemand is gezien op de plaats van de aanrijding. Dit, terwijl de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (zeer) kort na de aanrijding ter plaatse waren. Uit hun verklaringen en de verklaring van [betrokkene 1] blijkt dat de tweede persoon die [getuige 1] en [getuige 2] bij de auto van verdachte hebben gezien, de broer van verdachte was. Vaststaat dat deze de Renault niet heeft bestuurd, nu hij met de ter plaatse aanwezige grijze Volkswagen aan is komen rijden.
Daarbij komt dat deze broer, die als eerste op de plaats van het ongeval aanwezig was, kort daarna tegen verbalisanten ter plaatse geen melding heeft gemaakt van een andere inzittende in de Renault. Gelet op de bewijskracht van de aangehaalde bewijsmiddelen in hun onderlinge samenhang bezien en het ongeloofwaardige karakter van het door verdachte in stelling gebrachte alternatieve scenario, komt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de bestuurder was van de Renault Laguna ten tijde van de aanrijding.
3.
Toedracht van het ongeval
Het staat vast dat op 11 januari 2015 rond 23.15 uur een ongeval is gebeurd op de Broekdijk te Nuenen waarbij verdachte als bestuurder van de Renault Laguna en het slachtoffer [slachtoffer] als bestuurder van de Peugeot 206 met elkaar in aanrijding zijn gekomen terwijl verdachte onder invloed was van alcohol, te weten 1,58 BAG, en waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden.
Thans ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld hoe het ongeval heeft kunnen plaatsvinden.
Voor de beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank acht geslagen op het proces-verbaal van Verkeers Ongevals Analyse (hierna: VOA).
Daarin is geconcludeerd dat het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de Renault niet zoveel mogelijk rechts had gehouden. De bestuurder van de Peugeot kwam vanuit de richting Son en reed in de richting Nuenen over het voor hem bestemde rechter gedeelte van de rijbaan. De bestuurder van de Renault kwam vanuit de richting Nuenen en reed in de richting Son. De bestuurder van de Renault reed zover links op de rijbaan dat zijn voertuig ten tijde van de botsing zich geheel op de linker weghelft bevond. Ten gevolge van de botsing kwam de linker achterzijde van de Renault tegen een in de linker tussenberm staande boom en reed vervolgens diagonaal naar links de sloot in. Door de botsing verdraaide de Peugeot ongeveer 90 graden linksom. [37]
De conclusies uit de VOA worden ondersteund door de verklaring van ambulance-medewerkster [betrokkene 2]. [slachtoffer] heeft tegen haar gezegd dat het voertuig dat hem tegemoet kwam gereden
[de Renault Laguna, rechtbank]op zijn ([slachtoffer]’) weghelft reed. Zelf had het slachtoffer niet gedronken en was hij niet onwel geworden. [38]
4.
De schuldvraag
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeers- ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat verdachte op 11 januari 2015 in Nuenen de Renault Laguna heeft bestuurd terwijl hij ernstig onder invloed van alcohol verkeerde. (1,58 BAG),Van alcoholconsumptie is algemeen bekend dat dit het reactie- en waarnemingsvermogen aantast en in zoverre draagt het bij aan de schuld. In dit geval was de alcoholinname zeer fors en kan worden aangenomen dat dit een aanzienlijke invloed had op het vermogen van verdachte om de auto te besturen. Verdachte is, zonder dat daarvoor enige aanleiding bestond, met zijn auto geheel op de verkeerde weghelft terechtgekomen en zodoende in aanrijding gekomen met de Peugeot 206 van het slachtoffer. Van enige omstandigheid die maakt dat verdachte geen of minder blaam treft is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank kwalificeert dit samenstel van factoren als zeer onvoorzichtig en acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen als hierna is uitgeschreven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 11 januari 2015 te Nuenen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Broekdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig, terwijl hij danig onder invloed was van alcohol, te weten met een promillage van 1,58, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Renault, type Laguna) de weghelft voor tegemoetkomend verkeer op te rijden en op die weghelft te blijven rijden, zodanig dat zijn auto zich geheel op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer bevond en vervolgens in aanrijding te komen met een tegemoetkomende personenauto (merk Peugeot, type 206), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], zijnde de bestuurder van de tegemoetkomende personenauto (Peugeot 206) werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie (bijlage 2).
  • een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 5 jaren;
  • verbeurdverklaring van de auto van verdachte inclusief gedemonteerde onderdelen;
  • teruggave van de in beslag genomen kleding aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt waarbij een dode te betreuren is. In strafverzwarende zin betrekt de rechtbank het feit dat verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol en het feit dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft trachten te ontlopen door een niet bestaande persoon als bestuurder op te voeren. Verdachte heeft door zijn handelen de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. Hij heeft door zijn gedrag een groot gevaar in het leven geroepen, terwijl hij toch als een gewaarschuwd man moest gelden, gelet op het feit dat hij in de periode van 2004 tot en met 2010 vier keer is veroordeeld vanwege rijden onder invloed. Niettemin heeft hij zich van de daarbij opgelegde straffen niets aangetrokken, in dit geval met alle fatale gevolgen van dien.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal een lichtere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht daarnaast een langdurige rijontzegging op zijn plaats en wel voor de duur van 5 jaren met aftrek.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 178, 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 5 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
1
STK Personenauto [kenteken 1] RENAULT LAGUNA 1.6-16v Kl:grijs
1
STK Auto onderdeel airbag Bestuurdersairbag [kenteken 1]
1
STK Auto onderdeel airbag Dashboardairbag rechtsvoor [kenteken 1]
1
STK Auto onderdeel bestuurdersautogordel
1
STK Auto onderdeel passagiersautogordel
Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten:
1
STK Kleding Kl: blauw spijkerbroek
1
STK Kleding blouse
2
STK Schoeisel
1
STK Kleding Colbert
1
STK Kleding jas kinderjasje
2
STK Kleding handschoen
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.F. Koenis, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken op 14 juli 2015.
mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], p. 63
2.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], v.a. p. 19 onderaan
3.proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], p. 63
4.proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], p. 64
5.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], p. 20
6.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], p. 20
7.proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 7], p. 209
8.proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], p. 65
9.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], p. 20
10.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], p. 21
11.proces-verbaal rijden onder invloed, p. 75
12.aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, formulier p. 101
13.rapport alcohol in het verkeer, p. 102
14.verklaring verdachte ter terechtzitting
15.proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 7], p. 209
16.verklaring van [getuige 3], p. 53
17.proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], p. 20
18.de lijkschouw op [slachtoffer], p. 104-105
19.proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6], p. 72
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2015
21.verklaring van getuige [getuige 1], p. 47
22.verklaring van getuige [getuige 1], p. 50
23.verklaring van getuige [getuige 1], p. 112
24.verklaring van getuige [getuige 1], p. 47
25.verklaring van [getuige 2], p. 60
26.verklaring van [getuige 2], p. 110
27.proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1], p. 44
28.Kennisgevingen van inbeslagneming, p. 37, 39 en 41
29.proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, p. 144-146
30.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 183
31.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 186
32.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 187
33.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 189 en 190
34.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 189 en 192
35.textielonderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval in Nuenen op 11 januari 2015, dr. ir. J. van der Weerd, p. 189 en 193
36.Hiervoor is geput uit bron 2
37.VOA, p. 132
38.verklaring van [betrokkene 2], p. 57