ECLI:NL:RBOBR:2015:3895
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaken en de unieke waarde van een kerkleunwoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een kerkleunwoning in Grave. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 402.000,- per waardepeildatum 1 januari 2013 voor het kalenderjaar 2014. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op € 360.000,- moest worden vastgesteld. Eiser betoogde dat de woning een uniek object is en dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt niet vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de unieke kenmerken van de woning, zoals de architectuur, ligging en bouwjaar. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de vraagprijs van de woning als extra controlemiddel mocht gebruiken, hoewel deze niet aan de waarde ten grondslag kon worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.