Memorie van toelichting:
Het stellen van inrichtingseisen geschiedt om het tappen van alcoholhoudende drank en het slijten van sterke drank te doen plaatsvinden onder omstandigheden, welke uit sociaal-hygiënisch oogpunt aanvaardbaar zijn. Dit doel zou niet worden bereikt, indien dit tappen of slijten ook op plaatsen welke bezwaarlijk aan bedoelde eisen kunnen voldoen, zou worden toegelaten. Gelet op het vorenstaande is (…) in het wetsontwerp de bepaling opgenomen, dat geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van een bedrijf of werkzaamheid, waarvoor het vergunningstelsel geldt, anders dan in een inrichting.
(…)
Bij het slijten van alcoholhoudende drank is (…) wel degelijk sprake van verkopen, doch ook in dat geval verdient het aanbeveling te spreken van „verstrekken". Het wetsontwerp legt immers (…) in navolging van de bestaande Drankwet ook aan het krachtens vergunning slijten van alcoholhoudende drank territoriale beperkingen op. Zo mag in een gebouw slechts alcoholhoudende drank worden gesleten in de lokaliteiten, welke in de vergunning zijn vermeld. Daarmede wordt de plaats, waar wordt gesleten, van grote betekenis, hetgeen impliceert, dat het, indien men het woord „verkopen" bezigt, mede van de plaats, waar een koop- en verkoopovereenkomst tot stand komt, zou afhangen, of al dan niet van wetsovertreding sprake is. Dit zou er b.v. toe leiden, dat een slijter bestellingen, welke bij hem telefonisch worden gedaan naar aanleiding van een door hem gezonden prijscourant, slechts zou mogen aanvaarden, indien zijn telefoontoestel zich bevindt in een lokaliteit, welke overeenkomstig artikel 8, eerste lid, onder a van het wetsontwerp in de vergunning is vermeld. Dergelijke consequenties zijn moeilijk te aanvaarden. Bovendien is de plaats, waar een overeenkomst tot stand komt, niet altijd gemakkelijk te bepalen. Naar de mening van de ondergetekenden dient derhalve ook hier de voorkeur te worden gegeven aan het feitelijke begrip „verstrekken".
(…)
De mogelijkheid om de omschrijving van het slijtersbedrijf bij algemene maatregel van bestuur uit te breiden wordt geschapen om als uitoefening van dit bedrijf te kunnen aanmerken het met het verstrekken van alcoholhoudende drank gepaard gaande verstrekken aan particulieren van die waren, welke bij het gebruiken van die drank plegen te worden genuttigd of gebezigd, zoals b.v. zoutjes en kaas onderscheidenlijk kurketrekkers en glaswerk. Tegen een dergelijke uitbreiding van het slijtersbedrijf bestaat naar de mening van de ondergetekenden uit sociaal-hygiënisch oogpunt geen bezwaar. Het naar de inhoud uit de bestaande Drankwet overgenomen artikel 11 van het wetsontwerp is gebaseerd op de gedachte, dat in beginsel geen kleinhandel mag worden uitgeoefend daar waar krachtens vergunning alcoholhoudende drank wordt verstrekt, teneinde te voorkomen, dat degenen, die andere waren dan drank wensen te kopen onnodig aan de verleiding om alcoholhoudende drank te gebruiken of te kopen worden blootgesteld. Anderzijds is er alles voor te zeggen, dat degene, die bij de slijter drank koopt, zich daar tevens meerbedoelde waren kan verschaffen. Juist de slijter is degene, die kan adviseren, wat bij bepaalde dranken wel of niet kan worden genuttigd.
Bij totstandkoming van een regeling in boven aangegeven zin kunnen met name de aan een slijter te stellen eisen van vakbekwaamheid mede op deze waren betrekking hebben.
(…)
Artikel 14 is wederom ontleend aan de bestaande Drankwet. Het is een samenvatting van een onderdeel van artikel 2 en van artikel 39, eerste lid, onder b, van deze wet. Het in laatstbedoelde bepaling vervatte voorschrift, dat op de verpakking het alcoholpercentage dient te zijn vermeld, geldt thans slechts voor diegenen, die zonder verlof A zwak-alcoholische drank voor gebruik elders dan ter plaatse verstrekken. Volgens het onderhavige artikel zal dit voorschrift, zulks mede ter voorlichting van het publiek, ook gelden voor degenen, die het slijtersbedrijf uitoefenen.
(Kamerstukken II 1961-1962, 6811, nr. 3, MvT, p. 18-24)