ECLI:NL:RBOBR:2015:3783
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met scherp voorwerp
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 juli 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 februari 2015, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] op 16 december 2014 te Rosmalen, waarbij hij samen met anderen zou hebben gehandeld. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van snij- en steekwonden, het dreigen met een vuurwapen en het vernielen van de voordeur van de woning van het slachtoffer.
Tijdens de zittingen op 27 maart en 19 juni 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie concludeerde tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, omdat het letsel niet als zwaar letsel kon worden gekwalificeerd volgens artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging pleitte ook voor vrijspraak, stellende dat de aanwezigheid van de verdachte niet wettig kon worden bewezen en dat er geen sprake was van medeplegen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij de zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij een actieve bijdrage had geleverd aan de mishandeling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de kosten van de partijen werden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters A.M. Kooijmans-de Kort, N.I.B.M. Buljevic en B. Damen, met J.F.A. Verhagen als griffier.