ECLI:NL:RBOBR:2015:378

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
01/865106-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door groepsopvoeder met aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groepsopvoeder die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De verdachte, geboren in 1971 en werkzaam als groepsopvoeder in een behandelinstituut voor jeugdigen, heeft in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, geboren in 2000, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft betast, geknuffeld en gekust, en daarnaast seksuele handelingen heeft getoond aan de minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire feiten.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en een contactverbod met de minderjarige. De verdachte is voor een periode van 5 jaar ontzet uit het recht om te werken als pedagogisch medewerker in de kind- en jeugdzorg. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- aan de benadeelde partij toegewezen, alsook de wettelijke rente vanaf 1 december 2013. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk verklaard, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865106-14
Datum uitspraak: 28 januari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2014 en 14 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 november 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 te Boxtel, in elk geval in Nederland en/of België, met [slachtoffer] (geboren op [2000]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, en al dan niet aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als begeleider/groepsopvoeder van die [slachtoffer] (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- ( een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de penis van die [slachtoffer] betast en/of
- de billen en/of het lichaam van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] geknuffeld en/of gekust.
(art. 245 jo. 248 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 te Boxtel, in elk geval in Nederland en/of België, met [slachtoffer] (geboren op [2000]), die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en al dan niet aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als begeleider/groepsopvoeder van die [slachtoffer], (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte (telkens) (onder meer):
- ( een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de penis van die [slachtoffer] betast en/of
- de billen en/of het lichaam van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] geknuffeld en/of gekust.
(art. 247 jo. 248 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014, in Boxtel, in elk geval in Nederland en/of Belgie, (telkens) [slachtoffer] (geboren op [2000]), waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer middels het verzenden van films en/of foto's aan die [slachtoffer]):
- zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer] getoond en/of
- zichzelf afgetrokken en/of geëjaculeerd en/of
- seksuele handelingen tussen verdachte en diens echtgenote getoond aan die [slachtoffer]
en/of
- afbeelding(en) van (gedeeltelijk) ontklede vrouwen getoond aan die [slachtoffer],
zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige - immers was hij, verdachte, begeleider / groepsopvoeder van die [slachtoffer].
(art. 248d jo. 248 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Het standpunt van de officier van justitie.
Feit 1 primair en feit 2 is wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte erkent de ten laste gelegde ontuchtige handelingen met uitzondering van het seksueel binnendringen. Hij heeft niet (een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
De gebezigde bewijsmiddelen ontleent de rechtbank aan een dossier van Politie eenheid Oost-Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, DIO - Tactische - en Thematische Opsporing, met registratienummer PL2100-2014067597, afgesloten 22 september 2014, aantal doorgenummerde bladzijden 1-416 en het proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2015.
Vrijspraak feit 1 primair.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat er sprake is van seksueel binnendringen zoals verdachte onder
1. primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen.
Gelet op artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen nu verdachte de overige ten laste gelegde feiten heeft bekend.
- proces-verbaal van aangifte [persoon 1], p. 91-96.
- proces-verbaal van bevindingen studioverhoor, p.146-157.
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2015.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

1 subsidiair.

in de periode van 01 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 te Boxtel, met [slachtoffer] (geboren op [2000]), die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg was toevertrouwd, te weten als groepsopvoeder van die [slachtoffer], telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte:
- de penis van die [slachtoffer] betast en
- de billen en het lichaam van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] geknuffeld en gekust.
2.
in de periode van 01 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 in Boxtel, [slachtoffer] (geboren op [2000]), waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, (onder meer door middel van het verzenden van films en foto's aan die [slachtoffer]):
- zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer] getoond en
- zichzelf afgetrokken en geëjaculeerd en
- seksuele handelingen tussen verdachte en diens echtgenote getoond aan die [slachtoffer] en
- afbeeldingen van (gedeeltelijk) ontklede vrouwen getoond aan die [slachtoffer],
zulks terwijl dat feit telkens werd begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde minderjarige, immers was hij, verdachte, groepsopvoeder van die [slachtoffer].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De op te leggen straf(fen) en/of maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsadvies inhoudende:
( a) reclasseringstoezicht inclusief meldplicht, ambulante behandeling bij forensische polikliniek [naam] of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg.
( b) een contactverbod met[slachtoffer], dan wel met pupillen van de[instelling]te [gemeente] c.q. de [naam groep], in Limburg en Noord-Brabant, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
( c) een locatieverbod. Inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal ophouden/ begeven op/bij het terrein van de[instelling]in [adres 2], ook niet op twee openbare fietspaden gelegen binnen het terrein van de[instelling]
( d) een beroepsverbod,inhoudende: verdachte voor een periode van 5 jaar ontzetten uit zijn recht werkzaam te zijn als pedagogisch medewerker bij kind- en jeugdzorg, met daarbij toezicht van de reclassering voor de eerste 3 jaar van de proeftijd op het beroepsverbod.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
- Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen:
( a) onttrekking aan het verkeer van de mobiele telefoon (Iphone) en
( b) verbeurdverklaring van de USB kabel en het stuk papier met inlogcodes.
Het standpunt van de verdediging.
Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen goederen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], in zijn hoedanigheid van groepsopvoeder bij instituut de[instelling]in [gemeente], een specialistisch behandelinstituut voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek. Verdachte heeft zo het door de minderjarige en diens moeder in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffer, die vanwege zijn leeftijd, beperking en relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerde en niet in voldoende mate in staat was om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden.
Het behoeft geen betoog dat seksueel misbruik van een minderjarige zeer nadelige gevolgen kan hebben (in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade) bij de desbetreffende minderjarige en dat hij hierdoor ernstig kan worden geschaad in zijn verdere ontwikkeling.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening
met het over verdachte opgemaakte Pro Justitia psychologisch rapport van klinisch psycholoog drs. R.K.F. Lemmens d.d. 7 november 2014. Hieruit blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De psycholoog heeft bij het forensisch psychologisch onderzoek onder meer het navolgende vastgesteld.
Bij verdachte is sprake van een scheefgroei van de persoonlijkheid in de zin van een gebrekkige integratie van gevoelens en een onzekere psychoseksuele identiteit.
De scheefgroei in de persoonlijkheid was actueel ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is een affect-hongerige persoon die naar aandacht en affectie streeft waarbij grote onzekerheid bestaat over zijn eigenwaarde en seksuele identiteit. Verdachte beschrijft een 'klik' met [slachtoffer]. Deze 'klik' maakte dat verdachte over zijn grenzen heenging in de bejegening naar [slachtoffer]. [slachtoffer] zocht verdachte ook op. Dit streelde zowel de eigenwaarde van verdachte als dat het emotionele en seksuele gevoelens bij verdachte opwekte. Verdachte wist dat hij persoonlijke en professionele grenzen overschreed maar durfde dit niet bespreekbaar te maken en kon ook geen halt toeroepen aan de seksualisering van zijn verhouding tot [slachtoffer].
Zijn seksuele identiteit is, naast het bestaan van eigen onvervulde affectieve behoeften, de belangrijkste factor voor de kans op recidive. Defensiemechanismen als ontkenning, idealisering en bagatellisering maken voor hem de drempel lager om tot overschrijdend gedrag over te gaan.
De psycholoog adviseert de rechtbank om het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen en geeft de aanbeveling om verdachte binnen een (deels) voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht op te leggen alsmede ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, bijvoorbeeld [naam].
Tenslotte betrekt de rechtbank bij de strafoplegging het door de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport over verdachte d.d. 21 november 2014. Hierin wordt geadviseerd aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandelverplichting die verband houdt met de scheefgroei in de persoonlijkheid van verdachte.
Verdachte heeft zich bereid getoond mee te werken aan het voorgestelde plan van aanpak.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten en noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank een verplicht reclasseringscontact noodzakelijk. Om dat te verzekeren, zal de rechtbank een proeftijd opleggen voor de duur van 3 jaar, binnen welke termijn verdachte ook aan zijn behandelverplichtingen kan voldoen. Aan dit reclasseringscontact worden, overeenkomstig het advies van de reclassering, na te noemen bijzondere voorwaarden gekoppeld.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - seksueel binnendringen niet bewezen.
De officier van justitie heeft in haar eis ook de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, contactverbod en locatieverbod.
Ingevolge artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid alleen worden genomen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op basis van de conclusie in het rapport van de reclassering dat het recidiverisico en het onttrekken aan voorwaarden als laag/gemiddeld wordt ingeschat, oordeelt de rechtbank dat er geen juridische grond is om de dadelijke uitvoerbaarheid van de na te noemen bijzondere voorwaarden te gelasten.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen USB kabel en het papier met inlogcodes vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten
aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de mobiele telefoon (Iphone) aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij mevrouw [persoon 2] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon [slachtoffer] een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 1.740,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feiten.
Voor geleden materiële schade wordt een bedrag gevorderd van in totaal € 240,- en voor geleden immateriële schade een bedrag van € 1.500,- als voorschot op het smartengeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering volledig toewijzen met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering omdat in de onderbouwing ervan onvoldoende duidelijk wordt gemaakt hoe tot het gevorderde bedrag wordt gekomen en het de vraag is of er een causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de gestelde schade.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, een bedrag van € 750,- terzake immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het restant van de gevorderde immateriële schade (zijnde € 750,-) niet ontvankelijk verklaren. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij terzake de gevorderde materiële schade van
€ 240,- aan reiskosten ook niet ontvankelijk.
Ingevolge artikel 361 lid 2 sub b en artikel 51a lid 1 van het Wetboek van strafvordering is de benadeelde partij slechts ontvankelijk in haar vordering als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Mevrouw [persoon 2] heeft namens [slachtoffer] een vordering benadeelde partij ingediend, echter in die vordering heeft zij haar eigen reiskosten opgevoerd die zij voor deze zaak heeft gemaakt. Deze kosten zijn geen rechtstreekse schade van [slachtoffer] zelf en om die reden kan de benadeelde partij terzake deze schade niet ontvangen worden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013 tot de
dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De voorlopige hechtenis.
Door de verdediging is opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht.
Bij separaat genomen beslissing heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opgeheven in verband met het bepaalde in artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 247, 248 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
- met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:
- met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen twee werkdagen na onherroepelijk worden van dit vonnis telefonisch
meldt bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer [telefoonnummer].
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich ambulant laat behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek bij forensische
polikliniek [naam] of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter
beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen
die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met het in deze strafzaak en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belanghebbende [slachtoffer]
- zich gedurende de proeftijd niet zal ophouden/begeven op/bij het terrein van de[instelling]in [adres 2], ook niet op twee openbare fietspaden gelegen binnen het terrein van de[instelling], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft Reclassering Nederland, regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
te 's-Hertogenbosch opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Legt op de volgende bijkomende straffen.
- Ontzet de verdachte voor de duur van 5 jaren uit het recht werkzaam te zijn als
pedagogisch medewerker bij kind- en jeugdzorg.
- Verbeurdverklaring van een USB kabel en een papier met inlogcodes.
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
Gelast de teruggave aan verdachte van een mobiele telefoon (Iphone).
Legt op de volgende maatregel.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 750,- immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij mevrouw [persoon 2] als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] toe tot een bedrag € 750,- immateriële schadevergoeding en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding (€ 750,-) en de materiële schadevergoeding (€ 240,- reiskosten) niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 28 januari 2015.