Op 30 juni 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de zaak WR 15/014 een beschikking gegeven over een wrakingsverzoek van verzoeker, wonende te Purmerend. Het verzoek was gericht tegen de rechters E.J.C. Adang, E.C.M. de Klerk en J. van der Weij, die zitting hadden in de wrakingskamer tijdens de behandeling van een eerdere zaak (WR 15/004) op 21 mei 2015. Verzoeker had betoogd dat de rechters niet onbevooroordeeld konden oordelen over zijn wrakingsverzoek, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was. De rechtbank stelde vast dat verzoeker misbruik maakte van de mogelijkheid tot wraking door telkens de rechters van de wrakingskamer te wraken zonder specifieke klachten tegen hen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.