Op 30 juni 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een wrakingsprocedure. Verzoeksters, gevestigd in verschillende plaatsen, hebben op 13 mei 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.J.H. Bruggink, die als rechter betrokken was bij een procedure met zaaknummer 01/267681/HA ZA 13-623. De verzoeksters voerden aan dat de rechter niet onbevooroordeeld was en dat zijn optreden tijdens een getuigenverhoor op 24 april 2015 ongepast en vooringenomen was. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en heeft aangevoerd dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er een termijn van ongeveer 19 dagen lag tussen het getuigenverhoor en de indiening van het wrakingsverzoek. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een wrakingsverzoek onmiddellijk te worden ingediend nadat de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot het verzoek, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeksters hebben geen gegronde redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding en zijn bovendien niet verschenen op de zitting van 18 juni 2015, waar zij hun verzoek hadden kunnen toelichten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoeksters niet-ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoek, omdat zij niet hebben voldaan aan de vereisten van de wet. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.