Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[vergunninghouder], te 's-Hertogenbosch, gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne.
Procesverloop
’s-Hertogenbosch en te doen herbegraven op een natuurbegraafplaats.
Overwegingen
Verzoeker had een zeer bijzondere band met zijn moeder. Hij wil dat de wensen van zijn moeder worden gerespecteerd. Opgraven en herbegraven op een natuurbegraafplaats gaat in tegen de wensen van zijn moeder.
Er is een motiveringsgebrek. De motieven van zijn vader zijn van onvoldoende gewicht, of wegen in elk geval niet zwaarder dan het algemene verbod op schending van de grafrust.
Uit het verzoek van zijn vader blijkt dat hij slechts voornemens is zich te laten begraven op een natuurbegraafplaats, terwijl hij het herbegraven al voor zijn overlijden wil laten plaatsvinden. Zijn vader kan zich dus bedenken terwijl het herbegraven al heeft plaatsgevonden.
Uit het bestreden besluit blijkt niet waar zijn moeder zal worden herbegraven. Dat is in strijd met artikel 29, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging. Bovendien zou dit ver weg kunnen zijn, waardoor het voor verzoeker niet meer mogelijk is haar graf één tot twee keer per maand te bezoeken.
Er is voldaan aan alle voorwaarden voor verlening van de vergunning. De vergunninghouder is houder van het betrokken grafrecht. Dat betekent dat er toestemming is van de rechthebbende op het graf. De vergunninghouder heeft de uitdrukkelijke wens om zich na zijn overlijden te laten begraven op een natuurbegraafplaats. De vergunninghouder betwist dat opgraven en herbegraven tegen de wens van zijn overleden echtgenote in zou gaan. Het was juist de wens van zijn overleden echtgenote om samen begraven te worden.
De grafrust moet in elk geval tien jaar worden gerespecteerd. Die termijn is ruimschoots verstreken. Na die termijn kan betekenis toekomen aan zwaarwegende belangen die opwegen tegen het belang van verder voortduren van de grafrust van de overledene. De uitdrukkelijke wens van de vergunninghouder om samen met zijn overleden echtgenote begraven te zijn, is een zeer zwaarwegend belang.
Artikel 29, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging stelt niet de eis dat de vergunning ook een termijn en een locatie voor de herbegraving dient te bevatten. Verweerder heeft op dit punt vrijheid.
De bestuursrechter mag het besluit van verweerder slechts marginaal toetsen.