ECLI:NL:RBOBR:2015:3704
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor faillissementsfraude en valsheid in geschrift met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van faillissementsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan de faillissementsfraude van [bedrijf 1], dat op 19 oktober 2010 in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen gedurende de periode van 28 september 2010 tot en met 2 november 2010, geldbedragen had overgemaakt van de bankrekening van [bedrijf 1] naar rekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3], met als doel de rechten van de schuldeisers te benadelen. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij overeenkomsten van geldlening had geantedateerd, wat ook als valsheid in geschrift werd gekwalificeerd. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat de onder feit 1 vermelde bedragen inmiddels waren terugbetaald. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de betrokken schuldeisers.