ECLI:NL:RBOBR:2015:3682
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank inzake geheimhoudingsplicht en Wob-verzoeken met betrekking tot individuele belastingplichtigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Financiën over de afwijzing van een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had verzocht om informatie over een verleende ontheffing en de daarbij behorende documenten, die betrekking hadden op zijn persoonlijke belastingaangelegenheden. De rechtbank oordeelde dat de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Invorderingswet (Iw) van toepassing was, wat betekent dat informatie over individuele belastingplichtigen niet openbaar gemaakt kan worden, tenzij er sprake is van een algemeen belang. De rechtbank stelde vast dat het verzoek van eiser om informatie over de ontheffing en de bijbehorende stukken onder de geheimhoudingsplicht viel, omdat deze informatie specifiek betrekking had op hem als individu.
De rechtbank oordeelde verder dat het verzoek om het beleid met betrekking tot de ontheffingsplicht niet kon worden herleid tot concrete personen of zaken, en dus niet onder de reikwijdte van de Wob viel. De rechtbank concludeerde dat zij onbevoegd was om te oordelen over het besluit van de staatssecretaris met betrekking tot de ontheffing van de geheimhoudingsplicht, en dat eiser in dat geval alleen een vordering bij de burgerlijke rechter kon instellen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.