ECLI:NL:RBOBR:2015:3650

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
01/865019-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodsbedreiging en tonen van mes aan politiefunctionarissen met recidive en verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bedreigen van politieagenten met een mes. De verdachte, een veteraan met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), heeft op 27 januari 2015 in Best en Eindhoven meerdere politieagenten bedreigd met de dood. De bedreigingen omvatten uitspraken als 'schiet dan, schiet dan' en 'ik onthoud jouw gezicht, ik maak je dood'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigend een mes heeft getoond aan de verbalisanten, wat hen in een ernstige staat van bedreiging heeft gebracht. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid van de rechtbank om de zaak te behandelen erkend. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat er precies is gebeurd, maar dat hij wel dingen heeft geroepen, waaronder dat hij een bom had.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat de verbalisanten zich bedreigd voelden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en heeft hem een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een klinische behandeling op de veteranenunit van een GGZ-instelling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan de benadeelde politieagenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865019-15
Datum uitspraak: 25 juni 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 mei 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 mei 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2015 te Best en/of te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], werkzaam bij politie eenheid Oost-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes getoond en/of dit mes in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehouden en/of en/of
(daarbij/vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
- "schiet dan, schiet dan" en/of - "ik heb zevenendertig mensen gedood hoeveel hebben jullie er al gedood?" en/of - "als deze deur opengaat is het boem" en/of - "degene die hier binnenkomt is dood" en/of - "ik onthoud jouw gezicht, ik maak je dood" en/of - "ik onthoud allebei jullie gezichten, jullie gezichten vergeet ik nooit meer, jullie komen aan de beurt, ik maak jullie dood" en/of
- "jullie gaan alledrie dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte, een veteraan die lijdt aan een posttraumatische stress-stoornis (PTSS), wordt ervan verdacht dat hij een drietal politieagenten meermalen heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft enkele opmerkingen gemaakt over het volgens hem onjuiste optreden van de politie en het ontbreken van opzet bij verdachte, maar de raadsman heeft daarbij aangegeven dat hij geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer voert gelet op de wens van de verdediging dat de thans door verdachte ondergane klinische behandeling wordt voortgezet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij de deur heeft geopend voor de verbalisanten en dat hij is gebeten door de politiehond, maar dat hetgeen heeft plaatsgevonden in de tussenliggende periode en waar de tenlastelegging op ziet ‘een zwart gat’ is.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. In de tenlastelegging zijn daartoe een aantal feitelijkheden vermeld. De rechtbank acht voor de beoordeling het volgende van belang.
Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van politie eenheid Oost-Brabant hebben gerelateerd dat zij waren belast met de noodhulp en dat zij in dat kader de melding ontvingen dat de bewoner van het [adres] te Best, naar later bleek verdachte, in zijn polsen had gesneden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verder gerelateerd dat zij vervolgens naar het appartement van verdachte zijn gegaan [2] .
Hoewel de raadsman geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer heeft gevoerd ten aanzien van het volgens hem onjuiste optreden door de politie, zal de rechtbank hier toch (ambtshalve) kort op ingaan. Uit het dossier, met de name de verklaring van [persoon 1], medewerker van de MDKL (Maatschappelijke Dienstverlening & Kameraadschap Legereenheden) en vertrouwenspersoon van verdachte, volgt dat een andere medewerker van genoemde stichting ‘112’ heeft gebeld met het verzoek een ambulance te sturen naar het adres van verdachte. [persoon 1] heeft verklaard dat er uitdrukkelijk is verzocht geen politie te sturen, aangezien dat een escalerende werking zou hebben. De raadsman heeft aangevoerd dat de politie onjuist heeft gehandeld door geen gehoor te geven aan dit verzoek door toch een politiekoppel naar het adres van verdachte te sturen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de politie rechtmatig heeft opgetreden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het beoordelingskader is of conform de eigen procedure is gehandeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de politie gepast heeft gehandeld door de ambulance te laten wachten tot de politie de situatie veilig zou achten.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat verdachte, gekleed in camouflagekleding, een bivakmuts dragende en met een vleesmes in zijn rechterhand, de voordeur open deed en dat hij dat mes met de punt naar beneden gericht dreigend omhoog hield. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verder gerelateerd dat verdachte, terwijl hij dit mes vast had, riep: “schiet dan, schiet dan” en “ik heb zevenendertig mensen gedood hoeveel hebben jullie er al gedood?” [3] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat verdachte vertelde een oorlogsveteraan te zijn. Zij hebben verder gerelateerd dat verdachte op hen een zeer onberekenbare en agressieve indruk maakte, dat verdachte steeds bozer werd en steeds harder ging schreeuwen [4] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat verdachte de woning in ging en zei: “degene die hier binnenkomt is dood” en “als deze deur opengaat, is het boem” [5] .
Verbalisant [slachtoffer 3], een hondengeleider van politie eenheid Oost-Brabant, die met een politiehond ter plaatse kwam, heeft gerelateerd dat verdachte riep: “jullie gaan alledrie dood!”. [slachtoffer 3] heeft verder gerelateerd dat hij zich zeer ernstig bedreigd voelde en heeft verzocht verdachte hiervoor te vervolgen [6] .
[slachtoffer 3] heeft gerelateerd dat verdachte zich verzette tegen zijn aanhouding, dat verdachte zeer agressief en opgefokt was geraakt en zich met grote kracht los rukte. [slachtoffer 3] heeft verder gerelateerd dat hij besloot zijn diensthond in te zetten, dat hij de hond liet inbijten op verdachte, dat deze in de linker onderarm van verdachte beet en dat verdachte vervolgens kon worden aangehouden [7] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat verdachte in verband met zijn bijtverwondingen met de ambulance naar het Catharinaziekenhuis in Eindhoven werd gebracht en dat verdachte in de ambulance tegen [slachtoffer 2] zei “ik onthoud jouw gezicht, ik maak je dood” [8] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat verdachte ook in het ziekenhuis meerdere malen doodsbedreigingen uitte in de richting van de begeleidende collega’s en dat hij onder meer zei “ik onthoud alle gezichten, jullie gezichten vergeet ik nooit meer, jullie komen aan de beurt, ik maak jullie allebei dood” [9] . De rechtbank constateert dat hetgeen in de tenlastelegging is vermeld niet geheel overeenkomt met het proces-verbaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dit punt, maar de rechtbank oordeelt dat in ieder geval is komen vast te staan dat sprake was van woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gerelateerd dat zij zich, op het moment dat verdachte met het mes in de hand vlak voor hen stond, ernstig bedreigd voelden, dat zij het gevoel hadden dat verdachte hen daadwerkelijk met het mes wilde aanvallen en dat zij zich ook bedreigd voelden door de uitspraken van verdachte dat hij hun gezichten zou onthouden en hen dood zou maken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verder gerelateerd dat zij aangifte doen van bedreiging [10] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij de deur heeft geopend voor de verbalisanten en dat hij is gebeten door de politiehond, maar dat hetgeen heeft plaatsgevonden in de tussenliggende periode en waar de tenlastelegging op ziet ‘een zwart gat’ is. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij wel dingen heeft geroepen en verder dat hij heeft geroepen dat hij een bom had [11] . Voor het bewijs zijn het relaas van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het relaas van verbalisant [slachtoffer 3] weliswaar voldoende, maar de rechtbank houdt verdachte ook aan zijn verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Deze verklaring biedt ondersteuning voor het relaas van de verbalisanten en de rechtbank ziet geen reden om aan die verklaring te twijfelen.
Hoewel de raadsman geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer heeft gevoerd ten aanzien van het ontbreken van opzet bij verdachte, zal de rechtbank hier toch (ambtshalve) kort op ingaan. Verdachte erkent dat hij dingen heeft geroepen en dat hij (onder meer) heeft geroepen dat hij een bom had. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van opzet. Verdachte was gekleed in camouflagekleding, droeg een bivakmuts en hield een vleesmes met de punt naar beneden gericht dreigend omhoog en vervolgens heeft hij ernstige bedreigingen geuit tegen de verbalisanten, zoals hiervoor is weergegeven. Het onder deze omstandigheden doen van dergelijke uitlatingen maakt naar algemene ervaringsregels dat degene die wordt aangesproken zich bedreigd voelt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich willens en wetens zodanig heeft opgesteld en gedragen dat de verbalisanten zich door zijn gedragingen en uitlatingen bedreigd hebben gevoeld. De gedragingen en uitlatingen van verdachte zijn immers naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het bedreigen van de verbalisanten met een misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verbalisanten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 januari 2015 te Best en/of te Eindhoven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3], werkzaam bij politie eenheid Oost-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes getoond en dit mes in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehouden en aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
- "schiet dan, schiet dan" en/of - "ik heb zevenendertig mensen gedood hoeveel hebben jullie er al gedood?" en/of - "als deze deur opengaat is het boem" en/of - "degene die hier binnenkomt is dood" en/of - "ik onthoud jouw gezicht, ik maak je dood" en/of - "ik onthoud allebei jullie gezichten, jullie gezichten vergeet ik nooit meer, jullie komen aan de beurt, ik maak jullie dood" en/of
- "jullie gaan alledrie dood",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 13 maart 2015, te weten een meldplicht, het volgen van een klinische behandeling op de veteranenunit van de FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling) te Venray en een drugs- en alcoholverbod.
De officier van justitie heeft gevorderd een langere proeftijd dan de gebruikelijke twee jaar op te leggen gelet op de omstandigheden dat de stoornis van verdachte al langere tijd aanwezig is, dat al eerder een behandeling heeft plaatsgevonden, die, kennelijk, geen verbetering heeft gebracht en dat verdachte ook al eerder is veroordeeld tot een voorwaardelijke straf.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen goederen, te weten granaatscherven en onderdelen van munitie alsmede een vleesmes, te onttrekken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte kan zich vinden in het opleggen van een klinische behandeling op de veteranenunit van de FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling) te Venray. Hij heeft deze behandeling zelf gewenst.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een kortere voorwaardelijke straf en een kortere proeftijd op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich niet zal onttrekken aan de klinische behandeling, aangezien hij deze behandeling zelf heeft gewenst. Ten aanzien van de proeftijd heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ook nog loopt in een andere proeftijd.
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verbalisanten niet alles in het werk hebben gesteld om de schade te beperken, aangezien zij op een later tijdstip ná het tenlastegelegde niet zijn ingegaan op de uitnodiging van verdachte tot het voeren van een gesprek. De raadsman heeft verder gewezen op het volgens hem onjuiste optreden van de politie, zoals hiervoor is besproken onder het kopje ‘bewijs’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard afstand te doen van de op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen goederen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek
Verdachte heeft een drietal politieagenten bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door hen woordelijk te bedreigen en twee van hen een mes te tonen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige bedreigingen.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de impact die de bedreigingen op de politieagenten hebben gehad, zoals ook blijkt uit de toelichtingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheden dat verdachte eerder voor bedreigingen werd veroordeeld en dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling.
Strafmatigende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten, te weten een psychiatrisch rapport van H.L.C. Morre, psychiater, d.d. 15 mei 2015 en een psychologisch rapport van J. Nys, psycholoog, d.d. 2 mei 2015. Uit deze rapporten blijkt dat het door verdachte gepleegde strafbare feit in verminderde respectievelijk licht verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
De rapporten
De psychiater en de psycholoog hebben in bovengenoemde rapporten geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens te diagnosticeren als een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) met daarnaast misbruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Deze stoornis had invloed op het ten laste gelegde. Het psychologische rapport houdt in dat verband het volgende in:
“Ten tijde van het tenlastelegde werd betrokkene geconfronteerd met de frustrerende situatie dat een gepland gesprek in verband met de omgangsregeling niet kon doorgaan. De oorzaak werd door hem ten onrechte aan zijn ex-vrouw toegeschreven. Zijn achterdochtig denken zette op die manier de ontwikkeling van negatieve emoties in werking. Om deze negatieve emoties te dempen greep betrokkene naar de fles en pakte bijkomend ook nog pillen, cocaïne en drugs. Betrokkene wist nochtans dat hij onder invloed van alcohol laagdrempelig agressief en dreigend kan reageren. Rekening houdend echter met de onderliggende kwetsbaarheid, gevoelens van onveiligheid en wantrouwen kenmerkend voor de PTSS, de narcistische kenmerken met externaliserende copingstijl, de verslavingsgevoeligheid en zijn ingeperkt vermogen tot adequate emotieregulatie en zelfbeheersing bij oplopende druk en spanningen kan aangenomen worden dat hij niet geheel in vrijheid de middelen tot zich nam. Deze cocktail leidde uiteindelijk tot een intoxicatie die aanzette tot zelfdestructieve, regressieve en appelerende gedragingen. Ook het tenlastegelegde (indien bewezen) kan vanuit die geïntoxiceerde toestand begrepen worden die bijkomend aangedreven werd door gevoelens van onveiligheid, bedreiging en angst afkomstig van de PTSS. Hij had niet langer overzicht over de situatie maar waande zich terug in een oorlogssituatie. De intoxicatie en de PTSS brachten hem in een heftige emotionele toestand met verminderde impulscontrole aanleiding gevend tot dreigende en agressieve gedragingen”.
De psychiater en de psycholoog adviseren een klinische behandeling op de veteranenunit van de GGZ-instelling [kliniek]. Verdachte verblijft in het kader van zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis op die afdeling sinds 30 april 2015.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de psychiater en psycholoog over. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte een passende behandeling ondergaat voor zijn specifieke problematiek en acht een klinische behandeling op de veteranenunit van de GGZ-instelling [kliniek], mede gelet ook op de wens van verdachte, de aangewezen behandeling.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal de straf voor een gedeelte, groot 59 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van Novadic-Kentron d.d. 13 maart 2015, waaronder een meldplicht, het volgen van genoemde klinische behandeling en een middelenverbod, worden gekoppeld.
De rechtbank zal volstaan met het opleggen van een proeftijd van 2 jaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden gebleken die een langere proeftijd rechtvaardigen.
De rechtbank is het, voor wat betreft het opleggen van een kortere straf en een kortere proeftijd dan door de officier van justitie is gevorderd, eens met de raadsman. De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen mede gelet op de langdurige klinische behandeling de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding, te weten een bedrag van € 250,00 voor elk van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is het niet eens met de raadsman dat de vorderingen in hun geheel niet- ontvankelijk zouden moeten worden verklaard, omdat de verbalisanten niet alles in het werk zouden hebben gesteld om de schade te beperken, alsmede gelet op het volgens de raadsman onjuiste optreden van de politie, zoals hiervoor is besproken onder het kopje ‘bewijs’. Gelet op de ernst van de bedreigingen is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats is en de rechtbank acht een bedrag van € 250,00 passend. Het is een keuze van de benadeelde partijen om niet in te gaan op de uitnodiging van verdachte tot het voeren van een gesprek. De door hen gemaakte keuze leidt niet tot een niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen en maakt de feiten ook niet minder ernstig. De rechtbank is onder het kopje ‘bewijs’ reeds ingegaan op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent het volgens hem onjuiste optreden van de politie. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen voor wat betreft de overige gevorderde immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat gedeelte van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen dit onderdeel van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de beide slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan (een van) de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling (van het betreffende gedeelte van de schadevergoedigsmaatregel) aan de Staat komt te vervallen.
Beslag
De rechtbank behoeft geen beslissing te nemen ten aanzien van het beslag, aangezien verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de op de beslaglijst vermelde goederen.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 285.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Gevangenisstrafvoor de duur van
90 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
59 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven, telefoonnummer
040-2171200, en daarna zo lang (tot maximaal het einde van de proeftijd) en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de klinische behandeling die hij volgt op de veteranenunit van de GGZ-instelling [kliniek] voortzet, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven. De klinische behandeling zal in totaliteit maximaal twee jaar duren of zo veel korter als de kliniek in overleg met de reclassering nodig acht;
- zich onthoudt van het gebruik van drugs en alcohol, waarbij de controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middelencontrole.
De Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 2 maart 2015 reeds geschorst.

Maatregel van schadevergoeding van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Maatregel van schadevergoeding van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 25 juni 2015.
mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Onderzoek 21DRB15009 Fraiture (BVH 2015019795).
2.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 23
3.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 23
4.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 23-24
5.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 24
6.Relaas verbalisant [slachtoffer 3], dossierpagina 25-26
7.Relaas verbalisant [slachtoffer 3], dossierpagina 26-27
8.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 24
9.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 24
10.Relaas verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dossierpagina 24
11.Verklaring verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris