ECLI:NL:RBOBR:2015:3649

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
01/865105-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot moord en mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid en TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot moord en een mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2014 in Eindhoven twee medepatiënten heeft geprobeerd te doden door hen met een schaar te steken. Daarnaast heeft de verdachte op 28 januari 2015 in Zwolle een medewerker van de penitentiaire inrichting mishandeld. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, maar heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is vanwege volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dit oordeel is gebaseerd op een rapport van psychologen en psychiaters van het Pieter Baan Centrum, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychotische aandoening, waardoor zij niet in staat is om de gevolgen van haar daden te overzien. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft ter beschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd. Tevens is de in beslag genomen schaar verbeurd verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865105-14 en 01/865067-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 25 juni 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2015, 16 april 2015, 30 januari 2015 en 28 november 2014.
Op de zitting van 11 juni 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/865105-14 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 november 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 15 augustus 2014 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst(streek), in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302/303 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
2. zij op of omstreeks 15 augustus 2014 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de keel/nek en/of in de rug, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302/303 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
De zaak met parketnummer 01/865067-15 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 mei 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 januari 2015 te Zwolle,
met voorbedachten rade
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een gekartelde plastic verpakking,
althans een scherp stuk plastic in de nek/hals van die [slachtoffer 3] te snijden
en/of te krassen;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan verdacht dat zij tijdens haar verblijf in [kliniek], gelegen op [adres 2] te Eindhoven, heeft geprobeerd twee medepatiënten van het leven te beroven door hen meermalen met een schaar te steken in de borststreek respectievelijk de keel/nek en de rug. Deze feiten zijn ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 01/865105-14 onder 1 en 2. Verdachte wordt er verder van verdacht dat zij, terwijl zij in voorarrest verbleef voor eerdergenoemde feiten, in de penitentiaire inrichting te Zwolle een medewerker heeft mishandeld door haar met een gekartelde plastic verpakking van een contactlens te snijden/krassen in de nek/hals.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/865105-14 onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, in die zin dat sprake is van tweemaal poging tot moord.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/865067-15 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, in die zin dat sprake is van mishandeling. De officier van justitie acht de voorbedachten raad niet wettig en overtuigend bewezen en heeft gevorderd verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten erkend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
01/865105-14
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 en 2 heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard, in die zin dat sprake is van tweemaal poging tot moord.
01/865067-15
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard, in die zin dat sprake is mishandeling.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met de navolgende opgave van bewijsmiddelen, aangezien verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
01/865105-14
Feit 1
  • aangifte [slachtoffer 1] (dossier 1, pagina 25-26);
  • verklaring [getuige 1] (dossier 1, pagina 45-47);
  • verklaring [getuige 2] (dossier 1, pagina 67-68);
  • relaas [verbalisant 1] (dossier 1, pagina 28 en 30);
  • verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting;
  • verklaring verdachte (dossier 1, pagina 59).
Feit 2
  • aangifte [slachtoffer 2] (dossier 1, pagina 62-63);
  • verklaring [getuige 1] (dossier 1, pagina 45-47);
  • verklaring [getuige 2] (dossier 1, pagina 67-68);
  • relaas [verbalisant 1] (dossier 1, pagina 28 en 31);
  • verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting;
  • verklaring verdachte (dossier 1, pagina 59).
01/865067-15
  • aangifte [persoon 1] namens [slachtoffer 3] (dossier 2, pagina 3-4);
  • verklaring [slachtoffer 3] (dossier 2, pagina 5-6);
  • verklaring [getuige 3] (dossier 2, pagina 15-16);
  • verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting;
  • verklaring verdachte (dossier 2, pagina 18).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
01/865105-14
1. op 15 augustus 2014 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen met een schaar in de borststreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 15 augustus 2014 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] met een schaar in de keel/nek en in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
01/865067-15
op 28 januari 2015 te Zwolle [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een gekartelde plastic verpakking in de nek/hals van die [slachtoffer 3] te krassen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van alle feiten niet strafbaar te verklaren en te ontslaan van rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is voor de ten laste gelegde feiten en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Een psycholoog en een psychiater van het Pieter Baan Centrum hebben op 6 maart 2015 een rapport uitgebracht omtrent de geestvermogens van verdachte. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“Betrokkene werkt met grote inzet mee aan het onderzoek. Haar motivatie om mee te werken aan dit onderzoek brengt de lezer van dit rapport meteen in het hart van de door
onderzoekers geconstateerde psychopathologie. Betrokkene hoopt namelijk dat dit
onderzoek ertoe zal leiden dat zij niet langer via chips door psychiaters beïnvloed zal
worden. Betrokkene gaat ervan uit dat er chips zijn aangebracht in haar lichaam. Fysieke en emotionele ervaringen zijn in haar beleving het gevolg van handelingen door psychiaters die haar op afstand volgen en beïnvloeden. Zij ervaart zichzelf op deze wijze als marionet. Een hersenscan zou deze chips zichtbaar hebben kunnen maken volgens betrokkene. Het niet uitvoeren van een dergelijke scan - wegens het ontbreken van diagnostische argumenten hiertoe - leidt dan ook tot een grote teleurstelling, waarna betrokkene andere methoden aandraagt om de voor haar evidente werkelijkheid te bewijzen. Naast deze indringende beleving van beïnvloeding, die leidt tot zowel momenten van onbegrijpelijke vreugde als van hevige paniek, heeft betrokkene het idee dat zij op haar levenspad negatieve gevoelens dient te overwinnen door zich agressief te uiten jegens anderen. Het levensgevaarlijk beschadigen of doden van een ander is dan een doel om eigen agressiviteit of angst hiervoor te overwinnen. Deze gedachte en het handelen naar deze gedachte vormt sedert jaren een patroon dat tot grote risico's voor de omgeving leidt, terwijl dit risico niet zonder meer uit de presentatie van betrokkene af te leiden is. Zij uit zich namelijk meestal op vriendelijke, contactueel open en naïef aandoende wijze. Uitingen van agressie, zoals zich ook in het PBC enkele keren hebben voorgedaan, komen voor de omstaander als
onverwacht. Betrokkene geeft na dergelijke incidenten aan dat zij agressie nu nooit meer nodig zal hebben, omdat zij de angst of agressie in zichzelf heeft overwonnen. Dit kan een
volgend incident echter niet voorkomen.
De bovengenoemde schets is een uiting van een ernstige, langdurig bestaande chronisch
psychotische aandoening, die geclassificeerd kan worden als schizofrenie van het paranoïde
type. Deze aandoening legt een verwoestende wissel op het leven van betrokkene en dat
reeds vanaf haar 20e levensjaar. Betrokkene functioneerde voorafgaand aan dit
ziekteproces vermoedelijk op bovengemiddeld intelligent niveau. Ondanks een op de
voorgrond staand psychotisch beeld en de vele medicatie die zij thans gebruikt, wordt
middels psychologisch testonderzoek nog steeds een gemiddelde intelligentie gemeten.
Deze intelligentie maskeert de ernst van het onderliggende psychotische proces, dat
gekenmerkt wordt door desorganisatie van denken, voelen en handelen, terwijl vermoedelijk
in het verleden ook katatonie zichtbaar is geweest, hetgeen een extra aanwijzing vormt voor
de ernst van haar stoornis. De langdurig bestaande waan rondom de ingeplante chips en
beïnvloeding door derden, betreft een manier om de haar omringende gebeurtenissen en de
haar overkomende gevoelens tot een begrijpelijk geheel te smeden. De wijze waarop zij
omgaat met negatieve gevoelens - door deze op agressieve wijze te uiten op de omgeving -
toont de ernst van het verlies van voeling met de werkelijkheid, waarbij betrokkene haar
eigen handelen (grotendeels) niet meer ervaart als onder eigen controle terwijl haar
vermogen om rekening te houden met de ander door de dwingende, intrusieve gevoelens als
het ware verpulverd wordt. Dit beeld van ernstige psychotische verstoring bestaat nu reeds
meer dan 20 jaar. Meerdere, ook intensieve en gedwongen behandeltrajecten konden geen
substantiële of blijvende verbetering in het functioneren van betrokkene teweeg brengen.
Ziekte-inzicht werd in het geheel niet bereikt. Daardoor blijven medicamenteuze
behandelstrategieën die essentieel zijn om de symptomen als gevolg van het psychotische
proces te onderdrukken steeds een aan betrokkene opgelegde en vaak gedwongen helaas
ook deels ineffectieve behandeling.
De persoonlijkheid van betrokkene wordt in hoge mate beïnvloed door het op de voorgrond
staande invaliderende psychotische proces. In haar functioneren wordt een forse
stemmingslabiliteit gezien, die een motor vormt voor de als impulsief overkomende
agressieve uitingen. De belangen van de ander zijn ondergeschikt aan de belangen van
betrokkene. Dit wordt door ondergetekenden niet geduid als primair antisociaal gedrag.
Betrokkene beschikt eenvoudigweg niet meer over het vermogen anders dan vanuit eigen
behoeften te handelen. Zij ervaart geen mogelijkheid meer om opkomende gedachten en
gevoelens te verdragen en handelt hier dan ook naar, hetgeen voor haar overkomt als het
gedwongen worden om aldus te handelen. Dit is een uiting van het verlies van grip en regie
op eigen handelen, een uiting van het psychotische proces. Het psychotische proces kan als
zodanig ruimte-innemend in het leven en functioneren van betrokkene beschouwd worden,
dat een aanvullende typering van de persoonlijkheid niet passend is. De persoonlijkheid van
betrokkene, zoals deze zich openbaarde, voorafgaand aan het psychotische proces, wordt
nu aan het zicht onttrokken en is daarnaast in grote mate aan verval onderhevig door de
desorganisatie in mentaal functioneren.
De bovenstaande beschrijving is ook van toepassing op de periode van de ten laste gelegde
feiten. Daar kan aan toegevoegd worden dat het instabiel functioneren van betrokkene heeft
geleid tot een nieuw traject van dwangmedicatie, een maand voorafgaand aan de ten laste
gelegde feiten. Na aanhouding werd geen of nauwelijks gunstig effect van deze medicatie
waargenomen, waardoor gekozen werd voor een andere medicamenteuze strategie, helaas
ook zonder substantiële verbetering van het ziektebeeld.
De ten laste gelegde feiten kunnen, indien bewezen geacht, gezien worden als
symptomatische uitingen van het ernstige toestandsbeeld van betrokkene. De agressieve
handelingen, die betrokkene vrijuit bespreekt en die tijdens detentie in een gelijkaardige
vorm herhaald worden, behoren tot de kern van haar gedragsmatig disfunctioneren en zijn
een uiting van het verlies van grip op eigen handelen, direct voortkomend uit een allesoverheersende en dwingende waan. Deze waan vormt een integraal onderdeel van de
geconstateerde psychotische stoornis. Uit de bespreking van de ten laste gelegde feiten
met betrokkene, blijkt dat betrokkene nauwelijks zicht heeft op de ernst van deze feiten.
Deze feiten stemmen haar juist gelukkig, aangezien zij meent op deze wijze meer 'heel' te
worden. De onderliggende desorganisatie in denken, voelen en handelen maakt dat
betrokkene geen consistentie ervaart tussen verschillende tijdstippen. Uitspraken op het
ene moment gedaan, bijvoorbeeld over het niet meer nodig hebben van een agressieve
uiting, hebben geen invloed op het volgende moment, waarin betrokkene zich weerom
genoodzaakt voelt om te komen tot voor anderen zeer risicovol gedrag. Betrokkene
ervaart gaan verantwoordelijkheid, aangezien zij zich gedwongen weet. Onderzoekers
achten haar ook niet in staat verantwoordelijkheid voor haar handelen te dragen,
aangezien zij deze handelingen niet kan wegen tegen de achtergrond van een intacte
realiteitstoetsing. Betrokkene is in de ogen van onderzoekers overgeleverd aan impulsen
die voortkomen uit een gedesorganiseerd functioneren, met flarden van gevoelens en
gedachten die haar als het ware overkomen en die een dwingend karakter kennen.
Gezien de allesoverheersende rol van de geconstateerde stoornis in het (dis)functioneren
van betrokkene en daarmee ook in de ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd haar
niet toerekeningsvatbaar te achten voor deze ten laste gelegde feiten”.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank concludeert dat er feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van alle feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen schaar verbeurd te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard zij akkoord gaat met een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Het oordeel van de rechtbank.
Onder het kopje ‘de strafbaarheid van verdachte’ is reeds een deel van de inhoud van het door een psycholoog en een psychiater van het Pieter Baan Centrum op 6 maart 2015 uitgebrachte rapport omtrent de geestvermogens van verdachte weergegeven. Dit rapport houdt verder onder meer het navolgende in:
“Wat betreft risicotaxatie kan worden gesteld dat klinisch gezien de kans op een recidive
parallel loopt met de drang om te handelen naar haar psychose en die is nu zelfs met
psychofarmaca enorm. Zij kan geen weerstand bieden aan of afstand nemen van haar
psychotische belevingen. Dit maakt klinisch de kans op een recidive hoog en al op de
korte termijn, hetgeen ook blijkt uit haar recente gedrag, waarin ze in wezen al meermalen
is gerecidiveerd. De belangrijkste factoren voor een kans op een recidive zijn de floride
intrusieve psychotische belevingen en het feit dat zij zelfs met het gebruik van psychofarmaca hier geen afstand van kan nemen. Zij handelt dus naar haar psychotische
belevingen. Klinische gestructureerde risicotaxatie middels toepassing van de PCL-R en
de HCR-20 V3 is lastig en niet zo betrouwbaar bij iemand die aan een floride psychose
lijdt en die los daarvan een weinig crimineel leven heeft geleid. Toepassing van de PCL-R
laat zien dat er bij betrokkene geen sprake is van psychopathie volgens het construct van
Hare. Zij scoort wel op sommige items, zoals bijvoorbeeld een gebrek aan spijt en
schuldgevoel, maar dat komt voort uit de psychose en is niet zozeer het gevolg van een
defect geweten. Toepassing van de HCR-20 V3 laat zien dat zij matig scoort op historische items zoals eerder geweld, het hebben van een psychische stoornis, het hebben van gewelddadige opvattingen en niet reageren op behandeling, maar dat de relevantie van die factoren voor een recidive erg hoog is. Betrokkene scoort hoog en bijna maximaal op de klinische items en de risicohanteringsitems. Toepassing van de HCR-20 V3 laat een hoog recidiverisico zien al op de zeer korte termijn, waarbij er sprake is van een acute dreiging van ernstig lichamelijk geweld. Dit komt overeen met de klinische inschatting van het recidiverisico. Er is nog altijd, zelfs met gebruik van psychofarmaca waaronder Clozapine, een hoog recidiverisico en dat al op de korte termijn.
Gezien het ook recent gebleken zeer hoge risico op herhaling van soortgelijke feiten als
het ten laste gelegde, waarbij argumenten voor tempering van de ernst van de feiten
ontbreken, is het van groot belang dat betrokkene behandeling ontvangt die leidt tot
afname van risico voor haar omgeving. Behandeling dient zich in eerste instantie te
richten op het onderliggend psychotisch proces, met een dwingende paranoïde waan en
desorganisatie van gevoel en handelen als kernsymptomen. Betrokkene heeft echter
meerdere en ook ingrijpende behandeltrajecten achter de rug. Zowel in medicamenteus
opzicht als in institutioneel opzicht heeft betrokkene de meest gangbare behandelingen
doorlopen, zonder gunstig resultaat. In het begin van het ziekteproces werd nog wel een
afname van gedragsmatig disfunctioneren gezien. Ziekte-inzicht werd echter nooit bereikt.
Nu wordt ondanks een intensief en gedwongen medicamenteus traject, in combinatie met
een zeer prikkelarme maar realiteitstoevoegende omgeving, geen verbetering van het
toestandsbeeld gezien. Dit draagt bij aan een zeer ongunstig prognostisch beeld ten
aanzien van de behandelbaarheid van betrokkene en ten aanzien van het risico dat volgt
uit haar toestandsbeeld. Hoewel de problematiek van betrokkene primair een
psychiatrische aandoening betreft, heeft de reguliere psychiatrische hulpverlening
onvoldoende antwoord op zowel het ziekteproces als het gevaar wat daaruit voortvloeit.
Het is niet de verwachting dat een gedwongen behandeling in een psychiatrisch
ziekenhuis gedurende een jaar in het kader van artikel 37 WvS een substantiële en
blijvende verandering teweeg zal brengen in het functioneren van betrokkene. De historie
biedt hiervoor helaas een niet te ontkennen onderbouwing. Ook een meer langdurig traject van (gedwongen) behandeling zal vermoedelijk niet leiden tot een (volledig) herstel. Betrokkene leidt aan een chronische maar ook steeds verder om zich heen grijpende psychische aandoening. Een omkering van dit proces kan niet verwacht worden. Afname van de drang om te komen tot gewelddadig handelen is vermoedelijk het hoogst haalbare, terwijl daarnaast gezocht moet worden naar omstandigheden die voor betrokkene zo gunstig mogelijk zijn, zonder de omgeving aan het gevaar van de symptomen van haar stoornis bloot te stellen. Een dergelijke context, waarin zowel een hoog beveiligingsniveau als een hoog zorgniveau, passend bij de psychotische problematiek van betrokkene, gegarandeerd kan worden, kan in de ogen van onderzoekers slechts geboden worden binnen een tbs-kliniek. Om die reden wordt geadviseerd de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen. Tot slot kan aangegeven worden dat de behandelmogelijkheden nog niet geheel zijn uitgeput, mocht de huidige medicamenteuze strategie onvoldoende effect sorteren. Volgens de richtlijn voor behandeling van schizofrenie blijft de mogelijkheid van ECT (electra convulsie therapie) over ter behandeling van medicatie-resistente psychotische ontregeling. Binnen de context van een tbs-kliniek dient een dergelijk intensief en ongewis behandeltraject overwogen te worden, gezien de ernstige invalidering door het beschreven ziekteproces”.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten onder parketnummer 01/865105-14 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Dit zijn tevens misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten onder parketnummer 01/865105-14 zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 37a, 37b, 45, 57, 289, 300.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/865105-14 onder 1 en 2 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/865067-15 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/865105-14 feit 1:poging tot moordT.a.v. 01/865105-14 feit 2:poging tot moordT.a.v. 01/865067-15:mishandeling

Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en
ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Legt op de volgende maatregel.

T.a.v. 01/865105-14 feit 1 en feit 2:Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.

Verbeurdverklaringvan de
inbeslaggenomen goederen, te weten: schaar, goednummer 819729.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 25 juni 2015.
mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, dossiernummer PL2200-2014109669 (parketnummer 01/865105-14, hierna dossier 1) en het proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, dossiernummer PL0600-2015071661 (parketnummer 01/865067-15, hierna dossier 2).