ECLI:NL:RBOBR:2015:3559

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
01/865092-14 en 01/845491-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en bedreiging met gevangenisstraf en TBS

Op 22 juni 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden voor de duur van 2 jaar. De zaak betreft twee parketnummers: 01/865092-14 en 01/845491-14, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het werven en uitbuiten van een kwetsbaar slachtoffer in de prostitutie, alsook van bedreiging van een ander slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die een relatie met hem had. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden en heeft haar verdiensten gecontroleerd. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die ontkende dat er sprake was van dwang, verworpen en geoordeeld dat de keuzevrijheid van het slachtoffer aanzienlijk was beperkt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een revolver en munitie in zijn bezit had, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldiging van bedreiging met een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de relatie tussen de verdachte en het wapen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in overweging genomen bij het opleggen van de straf en maatregel. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat heeft geleid tot de beslissing om TBS met voorwaarden op te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865092-14 en 01/845491-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 juni 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[roepnaam verdachte] [verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2014, 15 januari 2015, 17 maart 2015 en 8 juni 2015.
Op 15 januari 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 25 september 2014 en 9 december 2014 .
Nadat de tenlastelegging met parketnummer
01/865092-14op de terechtzitting van 15 januari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2014 tot en met 17 juli 2014 te [pleeglocatie 1] en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1],
(sub 1)
en/of
[slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten te weten vanuit Nederland naar België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of - die [slachtoffer 1] voorgehouden het door haar (verdiende) geld met prostitutiewerkzaamheden te sparen en/of te besteden ten behoeve van een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 1] een tatoeage met de letter [letter tatoeage] van zijn, verdachtes, roepnaam [roepnaam verdachte] op haar lichaam laten plaatsen en/of - die [slachtoffer 1] (meermalen) op haar gezicht en/of lichaam geslagen/gestompt en/of
- (seksueel getinte) foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt ten behoeve van te plaatsen (seks)advertentie(s) en/of
- (een) (seks)advertentie(s) van die [slachtoffer 1] opgemaakt en/of op internet ([naam site1] en/of [naam site2]) geplaatst en/of
- de (potentiële) prostitutieklanten te woord gestaan en/of afspraken gemaakt met de (potentiële) klanten over de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) van en/of naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie verdiensten aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/af te dragen;
Nadat de tenlastelegging met parketnummer
01/845491-14op de terechtzitting van 8 juni 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 2 juli 2014 te [pleeglocatie 2]
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte:
- opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] een of meer foto('s) gestuurd via zijn
telefoon waarop verdachte, althans een persoon staat afgebeeld terwijl deze
een vechthouding aanneemt met zijn gebalde vuisten naar voren ter hoogte van
zijn borst en/of terwijl deze een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in zijn handen heeft en dit vuurwapen/voorwerp naar voren
richt, met daarbij een bericht met de tekst "Kom jou halen" en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] door de telefoon dreigend de woorden toegevoegd :"Gij
bent de mijne, dat witte wel. Ik jaag jou een kogel door uwe kop.",
althans foto's dan wel woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 03 juli 2014 te [pleeglocatie 3], een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver .38, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer kogelpatro(o)n(en) van het type .38
special, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging (t.a.v. parketnummer 01/865092-14)

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe kort gezegd onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij mensenhandel ontkend. Er is geen sprake geweest van toepassing van enig dwangmiddel jegens [slachtoffer 1] , het was haar eigen keuze om zich te prostitueren. Evenmin is sprake geweest van gedragingen als werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] door verdachte. Ten slotte ontbreekt het oogmerk van uitbuiting. [slachtoffer 1] koos er namelijk zelf voor zich te prostitueren en een deel van haar verdiensten aan verdachte af te staan . Verdachte heeft haar er dan ook niet toe bewogen of gedwongen zich beschikbaar te stellen tot prostitutie, noch heeft hij haar bewogen of gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar werkzaamheden.
De rechtbank verwerpt het verweer en acht - evenals de officier van justitie - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Zij overweegt daartoe het volgende.
Dwangmiddelen.
Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt dat voor een veroordeling voor artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4 of 9, van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is dat een verdachte een van de in de wet genoemde dwangmiddelen hanteert. De instemming van betrokkene met het gegeven dat zij wordt uitgebuit en/of in de prostitutie werkt staat niet aan een bewezenverklaring in de weg. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op en van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Hierdoor is de keuzevrijheid van [slachtoffer 1] door verdachte in aanzienlijke mate beperkt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte een langdurige, onevenwichtige relatie had met [slachtoffer 1]. Uit de verklaringen van haar moeder en het resocialisatieplan van Almata Jeugdzorg dat is opgemaakt tijdens de uithuisplaatsing van [slachtoffer 1] in 2013 (d.d. 10 oktober 2013) blijkt dat zij een kwetsbaar meisje is. In het resocialisatieplan staat onder meer het volgende:
“[slachtoffer 1] lijkt nog onvoldoende eigenheid te hebben ontwikkeld om een mening te vormen en/of hier voor op te komen. Ze lijkt meegaand en accepterend. Dit in combinatie met haar licht verstandelijke beperking, problemen bij het inschatten van sociale situaties, moeite hebben met het leggen van oorzaak gevolg relaties, het gebrekkige besef van risico/gevaar en haar aandeel in onverstandige keuzes, maakt haar verhoogd kwetsbaar voor beïnvloeding door dominante personen.”
Verdachte was op de hoogte van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1], enerzijds vanwege zijn langdurige relatie met haar en anderzijds omdat [slachtoffer 1]’s moeder hem hier zelf het nodige over heeft verteld. Verdachte, die zelf beschikt over een gemiddelde intelligentie, wist dat [slachtoffer 1] een beduidend lager IQ heeft. Verdachte wist op het moment dat hij voor [slachtoffer 1] seksadvertenties op internet plaatste, dat [slachtoffer 1] verliefd op hem was, graag opnieuw een liefdesrelatie met hem wilde en dat hij haar gemakkelijk kon manipuleren en voor zijn karretje kon spannen.
Gelet op het vorenstaande was bij verdachte op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet ten aanzien van het verband tussen de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en zijn overwicht op haar enerzijds en het instemmen door [slachtoffer 1] met prostitutiewerkzaamheden en het afdragen van een deel van de verdiensten aan verdachte anderzijds.. Ook uit whatsapp-, sms- en telefoonverkeer zoals hierna is weergegeven blijkt dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat hij had op [slachtoffer 1] en dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare positie.
Op 16 juli 2014 appt [slachtoffer 1] aan verdachte om 23.04 uur: “
kwil je nie kwijt schat, heb ik het goed gedaan?”
Verdachte antwoordt:
“ja je bent goed op dreef maar niets meer via app, morgen 1 op 1 telefoon.”
Op 17 juli 2014 appt [slachtoffer 1] aan verdachte:
“Ik haat jou, en ik maar werken voor jou, ben eik ok gek ok.”
Op 14 juli 2014 smst [slachtoffer 1] aan verdachte:
“je gaat gewoon slapen of neuken en stuurt mij op pad.”
Op 15 juli 2014 smst [slachtoffer 1] aan verdachte:
“[roepnaam verdachte], ik begin net en je eist nu al keiveel. Die vent wou 3 tienen geven voor effe snel te neuken, vandaag had ie meer tijd na 7. dus aub vertrouw nu maar op mij.”
Voorts acht de rechtbank op grond van onder meer de navolgende app-en tapgesprekken bewezen dat de werkzaamheden en verdiensten van [slachtoffer 1] door verdachte werden gecontroleerd:
Op 2 juli 2014 appt verdachte naar zijn vriendin [vriendin verdachte]:
“ze is goedgekeurd voor die site. We zitten nu te wachten op bellers. Ze is al 80 x bekeken in anderhalf uur. Rond 23 uur gaan we weer rijden, moet toch geld hebben of nie? Hoe meer klanten hoe meer geld, ze blijven mailen.”
Op 16 juli 2014 heeft verdachte meermalen telefonisch contact met [slachtoffer 1]:
17:32 uur: gesprek [slachtoffer 1] en verdachte: [slachtoffer 1] moet [betrokkene] ophalen en langskomen om de lijst van de planning bij verdachte op te halen.
18:20 uur: verdachte belt [slachtoffer 1]: “
je moet om 7 uur daar zijn en [betrokkene] opgehaald hebben en langs mij gekomen zijn. Ik geef jou een lijst mee, dat leg ik dalijk wel uit.”
Om 18:33 uur: verdachte belt naar [slachtoffer 1]: “
jo ik krijg nou een mailtje binnen van een mens die moet jij voor kwart over zeven appen anders gaat het niet door en dat is een belangrijke want dat is van acht tot negen en die geeft € 175”.
Om 18:50 uur belt verdachte met [slachtoffer 1]: Hij is in de stress want het is al bijna zeven uur, [slachtoffer 1] moet langskomen en dan legt hij snel de planning uit en dan mee doorrijden naar [locatie]. Verdachte:
“anders loopt heel de planning in de soep”.
[slachtoffer 1]:
“ja is goed, we kunnen niet alles…snap je”.Op de achtergrond bij [slachtoffer 1] zegt een mannenstem:
“jawel”.Verdachte:
“je had gewoon eerder klaar moeten zijn, je had eerder op de zaak aan moeten rijden, is jouw probleem gewoon.”
Op 16 juli 2014 heeft verdachte 19:42 uur een gesprek [betrokkene] en [slachtoffer 1].
[betrokkene]: “
maatje luister eens, staat zij op de site voor pijpen zonder condoom ook?”
Verdachte: “
ja en dat weet ze!”(..)
Verdachte:
‘ja wat is er nou”
[slachtoffer 1]: “
eh, niks, eh
Verdachte: “
die eerste, is die van zeven uur gekomen?”
[slachtoffer 1]:
“nee niet”
Verdachte:
“die is niet gekomen, maar er staat een telefoonnummer bij he, die ken jij gewoon bellen!
[slachtoffer 1]: “
die neemt niet op.”[slachtoffer 1] praat over diverse andere klanten: [klant 1], [klant 2] en [klant 3].
Verdachte: “
je kunt niet heel de planning zomaar omgooien, ik heb er de hele dag over gewerkt. (..) oh mijn god jongen, die [klant 1] laat maar zitten dan voor honderd euro. (..) dan doe je die [klant 1] half negen, [klant 2] negen uur en dan vraag ik [klant 3] wel van tien tot elf.” [slachtoffer 1] : “
ja juist”.
Verdachte:
“en dan vraag ik [klant 5] van elf tot half twaalf.”
[slachtoffer 1] :
“ja ja ja”. Gaat nog even door over het omgooien van de planning: [slachtoffer 1] zegt dat die [klant 4] niet op kwam dagen.
Verdachte: “
en wat zij [betrokkene] dan net van dat pijpen zonder condoom, die probeert de dienst uit te maken?”
[slachtoffer 1] : “
[klant 2] ”
Verdachte: “
ok, want dat staat erbij, mits gewassen en geschoren, en dat weet je toch, als hij gewoon schoon is en geschoren, dan kan dat gewoon.” (..) “maar dat staat toch gewoon in de advertentie, pijpen zonder condoom, snap je, zo simpel is het. In principe staat hij gewoon in zijn recht snapte”
Uit de verklaringen van verdachte, de moeder van [slachtoffer 1] en andere getuigen komt naar voren dat verdachte tijdens de relatie ook geweld gebruikte tegen [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit geweld jegens [slachtoffer 1] wellicht een versterkend effect gehad op de bewezen verklaarde dwangmiddelen. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter onvoldoende bewijs aanwezig dat [slachtoffer 1] door de geweldshandelingen van verdachte als zodanig werd gedwongen of bewogen zich te prostitueren. Hierbij acht de rechtbank van belang dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte kort voor of rond de periode dat de seksadvertenties zijn geplaatst en [slachtoffer 1] naar seksafspraken is gegaan, nog geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de geweldshandelingen vrijspreken. Dit geldt eveneens voor het door [slachtoffer 1] laten plaatsen van een tatoeage met de letter ‘S ’. Dit is blijkens de verklaring van verdachte gebeurd in december 2013, ruim een half jaar voordat [slachtoffer 1] zich heeft geprostitueerd en op een moment dat [slachtoffer 1] en verdachte nog een liefdesrelatie hadden, zodat onvoldoende blijkt dat deze handeling is verricht teneinde [slachtoffer 1] ertoe te bewegen zich te prostitueren.
Verder zal verdachte worden vrijgesproken van de beschuldiging dat hij [slachtoffer 1] heeft misleid, omdat dit onvoldoende naar voren komt uit de processtukken en het verhandelde ter zitting.
Oogmerk van uitbuiting.
In het tweede lid van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat uitbuiting onder meer omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengen, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Met de officier van justitie acht de rechtbank bewezen dat het oogmerk van verdachte was gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 1] . Zij overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden liet verrichten , mede inhoudende het hebben van onveilige seks (pijpen zonder condoom) en hij een aanzienlijk deel van het door [slachtoffer 1] verdiende geld kreeg. Uit onderstaande app-berichten en onderstaand telefoongesprek blijkt verder dat het verdachte erom te doen was om [slachtoffer 1] zoveel mogelijk geld te laten verdienen zodat hij - verdachte – hier beter van zou worden. Verdachte heeft [slachtoffer 1] hierbij, wetende dat hij haar gemakkelijk kon manipuleren, actief gestimuleerd om zich te prostitueren en dit ook gefaciliteerd.
Op 1 juli 2014 appt verdachte naar [vriendin verdachte]:
“ik zou haar nooit meer terugwillen echt niet, ik wil haar kk hard terugnaaien en jij vast ook wel daarom dacht ik dat je deze streek wel leuk vond en word er nog rijk van ook.”
En op 2 juli 2014:
“ze is goedgekeurd voor die site. We zitten nu te wachten op bellers. Ze is al 80 x bekeken in anderhalf uur. Rond 23 uur gaan we weer rijden, moet toch geld hebben of nie? Hoe meer klanten hoe meer geld, ze blijven mailen.”
Op 18 juli 2014 (nadat verdachte is opgepakt) voert [slachtoffer 1] een telefoongesprek met haar moeder:
Moeder:
“nou is [roepnaam verdachte] van de baan, nu hoefde niks meer af te geven he.”
[slachtoffer 1] : “
nou ga ik sparen.”
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer 1] de prostitutiewerkzaamheden in de avonduren, na haar normale werk verrichte. Dit was voor hem een voorwaarde om haar te ‘helpen ’. Dat hield dus in dat zij overdag ‘gewoon’ aan het werk was en dat zij zich dan ’s avonds prostitueerde. Uit de app-berichten en telefonische contacten tussen verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat zij op een avond meerdere klanten zou ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat ook die omstandigheid (lange, intensieve werkdagen) bijdraagt aan de conclusie dat sprake was van (een oogmerk van) uitbuiting.
Gedragingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [slachtoffer 1] geworven met het oogmerk van haar uitbuiting. Verdachte heeft verklaard dat hij nadat de liefdesrelatie met [slachtoffer 1] was beëindigd seksueel getinte naaktfoto’s van [slachtoffer 1] heeft gemaakt en deze heeft geplaatst op de website [naam site2] samen met een seksadvertentie voor [slachtoffer 1] . Hij adverteerde [slachtoffer 1] op deze site onder de werknaam ‘[werknaam]’. Verdachte had via e-mail en telefoon contact met klanten en had overleg over de prijs voor seksuele handelingen. Verdachte bepaalde daarbij wanneer [slachtoffer 1] welke klant bediende. Hij maakte de dagelijkse planning en het was de bedoeling dat [slachtoffer 1] daar niet van afweek. Verdachte was derhalve zeer actief betrokken en bepalend bij het werven van klanten voor [slachtoffer 1] . Hij heeft daarover onder meer verklaard dat hij de seksadvertentie van [slachtoffer 1] dagelijks verwijderde er weer opnieuw plaatste opdat de betreffende advertentie dan eerder zichtbaar zou zijn voor bezoekers van de site en [slachtoffer 1] meer klanten zou krijgen. Voorts regelde verdachte [betrokkene] ([betrokkene]) als chauffeur om [slachtoffer 1] naar de klanten te brengen en kreeg verdachte een deel van de opbrengst van de werkzaamheden van [slachtoffer 1] . De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het begrip ‘werven’ ruim moet worden uitgelegd. Het feit dat [slachtoffer 1] verdachte zelf eerst gevraagd zou hebben om haar te helpen bij het werken in de prostitutie leidt er niet toe dat geen sprake meer zou kunnen zijn van het ‘werven’ van [slachtoffer 1] door verdachte in de zin van artikel 273f SR.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden om ook het ten laste gelegde ‘vervoeren’ bewezen te verklaren.
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 juli 2014 tot en met 17 juli 2014 heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel.

Vrijspraak. (01/845491-14, feit 2)

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt zij als volgt.
In de woning van een vriend van verdachte, waar verdachte is aangehouden, is een revolver met munitie aangetroffen. Voor een bewezenverklaring dat verdachte dit wapen aanwezig heeft gehad, moet er een relatie zijn tussen verdachte en het wapen in die zin dat verdachte daadwerkelijk macht over het wapen heeft moeten kunnen uitoefenen. De rechtbank acht de enkele omstandigheid dat verdachte wist dat dit wapen in deze woning lag en hij het een keer vastgehouden heeft in het bijzijn van de eigenaar van dit wapen, onvoldoende voor een bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 01/865092-14
1. in de periode van 01 juli 2014 tot en met 17 juli 2014 in Nederland
[slachtoffer 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1], (sub 1)
en
[slachtoffer 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 4)
en
[slachtoffer 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde, (sub 9)
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een relatie onderhouden met die [slachtoffer 1] en
- seksueel getinte foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt ten behoeve van te plaatsen seksadvertenties en
- een seksadvertenties van die [slachtoffer 1] opgemaakt en op internet ( [naam site2]) geplaatst en
- de (potentiële) prostitutieklanten te woord gestaan en afspraken gemaakt met de (potentiële) klanten over de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en
- de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan;
ten aanzien van parketnummer 01/845491-14
1.
in de periode van 1 tot en met 2 juli 2014 te Veghel [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte:
- opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] foto's gestuurd via zijn telefoon waarop verdachte staat afgebeeld terwijl deze een vechthouding aanneemt met zijn gebalde vuisten naar voren ter hoogte van zijn borst en terwijl deze een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft en dit vuurwapen/voorwerp naar voren richt, met daarbij een bericht met de tekst "Kom jou halen" en
- voornoemde [slachtoffer 2] door de telefoon dreigend de woorden toegevoegd :"Gij bent de mijne, da witte wel. Ik jaag jou een kogel door uwe kop.",
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van parketnummer 01/865092-14 en ten aanzien van parketnummer 01/845491-14 feit 1 en 2 (m.u.v. munitie):- gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest;
- TBS met voorwaarden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf en de maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte heeft het slachtoffer met wie hij een relatie heeft gehad, en van wie hij wist dat zij kwetsbaar was, geworven om haar in de prostitutie te laten werken met als doel er zelf financieel beter van te worden. Hij heeft het slachtoffer aangespoord zich te prostitueren en haar daarbij gefaciliteerd. De omstandigheid dat het slachtoffer instemde met de prostitutiewerkzaamheden, maakt het handelen van verdachte niet minder strafwaardig. Juist de kwetsbaarheid van het slachtoffer maakt dat de rechtbank het handelen van verdachte zeer laakbaar acht. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor haar zelfbeschikkingsrecht en een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke vrijheid.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank tevens rekening houden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, zoals blijkt uit de hierna weergegeven conclusies en adviezen uit het rapport zoals opgesteld door gz-psycholoog drs. S. Labrijn.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Bovendien is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden dient te worden opgelegd. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Op 10 december 2014 is door gz-psycholoog drs. S. Labrijn omtrent verdachte een psychologische rapportage pro justitia opgemaakt. Uit deze rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO met het meest in het oog springend borderline, antisociale en narcistische kenmerken. Zonder behandeling dreigt betrokkene een psychopathische ontwikkeling door te maken. Voortvloeiend uit de persoonlijkheidsstoornis neigt betrokkene ertoe instrumenteel gebruik te maken van de ander, zonder dat hierover schuldgevoelens bestaan. Er is daarbij onvoldoende remming vanuit empathie en de gewetensfunctie. Hij geeft blijk
van geïnternaliseerde pro-criminele opvattingen. Het lijkt alsof hij geen drempel ervaart bij de keuze voor antisociale oplossingen. Betrokkene is egocentrisch en gericht op behoeftebevrediging. Hij kan moeilijk frustraties verdragen: het moet zo gaan zoals hij wil en zijn vriendin moet zich schikken naar zijn wensen. Aannemelijk is dat deze dynamiek een rol speelde en mede leidde tot het tenlastegelegde indien en voor zover bewezen geacht.
Betrokkene werd significant beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de problematiek. Hij was beperkt in zijn keuzevrijheid. Uit zijn levensloop blijkt dat het hem een groot deel van zijn jonge leven niet lukt om niet te recidiveren en geen antisociaal gedrag te plegen. Geadviseerd wordt om betrokkene het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen.
De neiging instrumenteel gebruik te maken van een ander, de beperkte frustratietolerantie, de neiging egocentrisch te denken en handelen en het ontbreken van remmingen vanuit de gebrekkig ontwikkelde gewetensfunctie en empathische vermogens beïnvloeden elkaar dusdanig dat de recidivekans hoog is.
Betrokkene is nauwelijks intern gemotiveerd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en in behandeling te gaan. Het probleembesef is beperkt. Hij onderschat zijn problemen fors. Er zijn pro-criminele opvattingen. Hij heeft forse schulden, is - naar zijn zeggen - opnieuw een relatie aangegaan met [slachtoffer 1] , en er is instabiliteit op vrijwel alle belangrijke levensterreinen.
Beveiliging is noodzakelijk om het recidivegevaar te kunnen inperken. Een langdurige, klinische behandeling is noodzakelijk om verandering te kunnen bewerkstelligen. De behandeling zal dienen te geschieden in een beveiligde omgeving die bestand is tegen het ageergedrag van betrokkene, inclusief agressieve acting out en neiging zich aan behandeling te onttrekken. Het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, is ontoereikend. Op basis van het verleden is immers gebleken dat hij geneigd is behandelverplichtingen uit de weg te gaan en zich niet te houden aan voorwaarden en afspraken. In dit kader is een behandeling niet geborgd. In het kader van TBS met voorwaarden is de behandeling wel geborgd.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusie en het advies over. Met de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een Milieurapport d.d. 1 december 2014 waarin onder meer wordt verwezen naar diverse eerder over verdachte opgemaakte gedragskundige rapportages en op het reclasseringsadvies dat Novadic-Kentron Eindhoven d.d. 11 februari 2015 omtrent verdachte heeft uitgebracht. Novadic-Kentron onderschrijft in dit laatste rapport de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundige. In deze rapportage wordt geadviseerd om betrokkene in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden en worden bijzondere voorwaarden geformuleerd.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit onder parketnummer 01/865092-14 betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een intensieve klinische behandeling noodzakelijk acht, zal de rechtbank naast een gevangenisstraf een TBS met voorwaarden opleggen. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven in te stemmen met de geadviseerde voorwaarden.
Om de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk te laten beginnen en ter voorkoming van herhaling van ernstige delicten die de lichamelijke integriteit kunnen aantasten, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr. bepalen dat de last tot ter beschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 38, 38a, 57, 273f en 285.

DE UITSPRAAK

De rechtbank
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde onder
feit 2van
parketnummer 01/845491-14en verklaart niet bewezen, dat verdachte dit feit heeft begaan.
De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem ook daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/865092-14:mensenhandel

T.a.v. 01/845491-14 feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. 01/865092-14, 01/845491-14 feit 1:*Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

T.a.v. 01/865092-14, 01/845491-14 feit 1:*Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar.

Stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van terbeschikkinggestelde:
-veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
-veroordeelde verleent zijn medewerking aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt ter inzage aan een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
-veroordeelde verleent zijn medewerking aan het reclasseringstoezicht, als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daar onder begrepen;
-veroordeelde moet zich binnen drie dagen telefonisch, al dan niet via zijn raadsman, nadat hij het resterende gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft uitgezeten melden bij de (verslavings)reclassering Eindhoven. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-veroordeelde wordt verplicht om zich (indien de reclassering dit noodzakelijk acht) te laten behandelen voor verslavingsproblematiek bij (Forensische) verslavingszorg - intake Novadic-Kentron, Netwerk voor Verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
-veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in FPK 'De Woenselse Poort' te Eindhoven of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
-veroordeelde wordt verplicht om aansluitend aan zijn klinische opname zijn medewerking te verlenen aan een opname in Overige woonvoorziening - begeleid - zelfstandig wonen of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde gedurende het eerste jaar van de terbeschikkingstelling op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde gedurende het eerste jaar van de terbeschikkingstelling niet aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: het woonadres van [slachtoffer 1], thans [adres slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de [slachtoffer 1]als dit volledige abstinentie inhoudt. Hij dient zijn medewerking te verlenen aan controles hierop middels uc's, blaastesten etc;
-veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en verleent indien van toepassing zijn medewerking aan vrijwillige bewindvoering;
-veroordeelde dient openheid te verschaffen inzake zijn relatie(s). Voorafgaand aan contact(en) dient veroordeelde overleg te voeren met de behandelaar en/of de reclassering. De partner van veroordeelde dient vooraf gescreend te worden door de kliniek;
-veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan het opmaken van de drie partijenovereenkomst.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. H.F. Koenis, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 22 juni 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.