ECLI:NL:RBOBR:2015:3497

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
01/875005-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met bedreiging van een hoogbejaard echtpaar in Oss

Op 19 juni 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die samen met een medeverdachte een woningoverval heeft gepleegd op een hoogbejaard echtpaar in Oss. De overval vond plaats op 23 november 2014, waarbij de verdachte en zijn mededader met een vuurwapen dreigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dreigende wijze de woning is binnengedrongen en de slachtoffers heeft bedreigd met het vuurwapen, terwijl hij geld wilde stelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 275 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een leerstraf van 35 uur en een werkstraf van 85 uur opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkelingen in de begeleiding van de verdachte meegewogen, maar heeft benadrukt dat de gepleegde feiten ernstig zijn en dat er een risico op recidive bestaat. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de verklaringen van getuigen, waarbij de rechtbank de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen heeft bevestigd. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot diefstal met bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/875005-14
Datum uitspraak: 19 juni 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1998],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 maart 2015 en 5 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 februari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2014 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1935]) en/of [slachtoffer 2] (geboren [1931]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen heeft aangebeld bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of nadat de voordeur werd geopend op dreigende wijze een vuurwapen heeft getoond en/of vervolgens die woning is binnengedrongen en/of eenmaal in die woning gekomen dat vuurwapen tegen de borst van die [slachtoffer 1] en /of [slachtoffer 2] heeft gedrukt en/of heeft geroepen dat hij en/of zijn mededader geld wilde(n) hebben, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op zondagavond 23 november 2014 heeft er een woningoverval plaatsgevonden te Oss, waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het slachtoffer zijn geworden. De vraag dient te worden beantwoord of verdachte betrokken is geweest bij deze overval.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en het wegnemen kan niet uit de omschrijving van het feit in de tenlastelegging volgen.
Er is geen technisch of objectief bewijs. Er is een aantal de auditu-verklaringen.
De verklaringen van de getuigen die belastend hebben verklaard, zijn onbetrouwbaar.
Het zou kunnen dat [getuige 1] en [getuige 2] bij de overval betrokken zijn geweest en de schuld daarvan proberen af te schuiven op verdachte en de medeverdachte.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
[slachtoffer 1], geboren [1935], wonende aan [adres 2] te Oss heeft onder meer verklaarddat er op 23 november 2014 omstreeks 20.10 uur aan de voorzijde van de woning op het raam werd geklopt. Het buurmeisje van nummer 15 deed dit altijd. Zijn vrouw maakte de voordeur open. Hij hoorde een manspersoon wat roepen tegen zijn vrouw. Hij hoorde: ‘geld, geld, waar is het geld’.
Meteen hierna zag hij dat zijn vrouw vanuit de gang weer de woonkamer in liep. Direct achter zijn vrouw liep een manspersoon. De manspersoon liep de woonkamer binnen en maakte meteen alle verlichting in de woonkamer uit. Hij zag dat deze manspersoon geheel in het zwart was gekleed. Hij zag dat deze persoon een donkerkleurig vuurwapen in zijn hand vasthield. Hij hoorde deze manspersoon tegen hem zeggen: ”zitten blijven”. Hij wilde opstaan en voelde dat de loop van het vuurwapen tegen zijn borst werd geduwd en hij hierdoor naar achter werd gedrukt. Hij hoorde de manspersoon roepen:” zitten blijven, anders gebeuren er gekke dingen”. Het drukken op de borst voelde zwaar aan. Het had een flink gewicht. De persoon trok het kastje naast de televisie open en trok spullen uit de kast. Toen de manspersoon klaar was met zoeken in het kastje bleef hij in de woonkamer staan. Aangever hoorde dat er op dat moment iemand naar boven liep. Hij hoorde voetstappen op de trap.
Op een gegeven moment hoorde hij dat er vanuit de gang of van buiten gefloten werd. Na dit fluiten draaide de manspersoon zich om en ging weg. Aangever is naar boven gelopen.
Boven zag hij dat het beddengoed van het bed aan de kant was getrokken. Beneden stond de achterdeur open. Kennelijk hebben ze door deze deur weer de woning verlaten. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [2]
Aanvullend heeft [slachtoffer 1] nog verklaard dat hij naar de buren van nummer 15 is gelopen direct nadat de daders uit de woning waren vertrokken. Toen hij vertelde dat hij en zijn vrouw overvallen waren en hij de politie wilde gaan bellen, hoorde hij [getuige 1] zeggen dat hij de politie al aan de lijn had. [3]
[slachtoffer 2], geboren [1931], wonende aan [adres 2] te Oss heeft onder meer verklaarddat er op 23 november 2014 op het raam van de voorzijde van hun woning werd geklopt. Zij heeft de voordeur geopend en zag een persoon staan met een revolver. De persoon had zijn hele gezicht bedekt. Hij hield de revolver voor haar borst. Toen zei de persoon tegen haar: “Lopen”. Zij is naar de woonkamer gelopen. Zij kon aan zijn stem horen dat het een jongen was. Zijn stem klonk niet zo oud. Toen ze in de woonkamer kwam, deed de jongen direct het licht van de woonkamer uit. De jongen wees met het wapen naar haar en haar man en zei direct “Geld, geld”. Ze zei tegen die jongen “Wij hebben geen geld”. De jongen heeft in de kast in de woonkamer gezocht en in haar tas. Hierna ging de jongen naar de gang en ging bij de deur naar de gang staan. Hij trok de deur een beetje dicht en toen hoorde ze hem fluisteren of smiespelen. Hierna trok hij de deur dicht en is hij weggegaan. Haar man is opgestaan en naar de buren gelopen. Volgens haar zijn er geen spullen weg genomen. [4]
Aanvullend heeft [slachtoffer 2] verklaard dat boven alles overhoop lag en dat de man in de kamer niet boven is geweest. Toen de man de kamer uit ging hoorde ze een fluitend geluid. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relaterendat zij op 23 november 2014 om 20.20 de melding kregen te gaan naar [adres 2] te Oss in verband met een overval op een woning. [6]
[getuige 2]is meerdere malen bij de politie gehoord.
Hij heeft op 3 december 2014 bij de politie verklaard dat hij het bij hem aangetroffen wapen heeft uitgeleend aan [medeverdachte] en [verdachte] (de rechtbank leest hier telkens: [verdachte]). Hij heeft het wapen aan [medeverdachte] gegeven. Dat was een aantal dagen voor de overval op [adres 2] te Oss. Toen hij in het weekend langs de speeltuin liep, hoorde hij [medeverdachte] en [verdachte] de overval uitbeelden en hoorde hij hen de naam [slachtoffer 2] noemen.
Een week later heeft hij met [medeverdachte] en [verdachte] gesproken. Ze hebben toen verteld dat zij met z’n tweeën de overval hebben gepleegd en ze hebben hem uitgelegd hoe de overval is gepleegd. Een van de twee heeft op het raam geklopt. [slachtoffer 2] deed open en een van de twee heeft het wapen op de borst van [slachtoffer 2] gezet. Een van de twee is de woonkamer in gegaan en de andere is naar de bovenverdieping gelopen. Hij weet dat een van de twee de lamp van de woonkamer direct heeft uit gedaan. [7] Meerdere dagen voordat hij de verklaring heeft afgelegd, heeft hij het wapen terug gekregen. Hij heeft het wapen verstopt bij de boom. Hij heeft de plaats waar hij het wapen had verstopt, aan de politie aangewezen, nadat afgifte van het wapen was gevorderd. [8]
Op 4 december 2014 heeft [getuige 2] onder meer verklaard dat hij het wapen van [verdachte] heeft terug gekregen en dat [medeverdachte] daar bij was. [9]
[verdachte] heeft op het raam geklopt en is nadat [slachtoffer 2] open heeft gedaan naar binnen gegaan. [medeverdachte] is naar boven gegaan. [10]
Op 15 januari 2015 heeft [getuige 2] onder meer verklaard, nadat hem een gespreksuitdraai is getoond [11] , dat hij dit Whats App gesprek heeft gevoerd met [medeverdachte]. De teksten in de witte vakjes (rechtbank: zie hierna onder ‘links’) heeft [getuige 2] gestuurd. De teksten in de groene vlakjes (rechtbank: zie hierna onder ‘rechts’) heeft [medeverdachte] naar [getuige 2] gestuurd. Dit gesprek vond plaats meer dan een paar dagen na de overval. Dit gesprek vond plaats toen [getuige 3] aangaf naar [persoon 2] te gaan. Met ‘Cguuuuussss’ en ‘wij zijn busted’ bedoelt [getuige 2]: ‘Wow’ in het Turks en ‘wij zijn genaaid’. Dit had betrekking op de overval. [12]
Op 2 december 2014 wordt na een melding nabij de woning van [getuige 2], [adres 3] te Oss, op zijn aanwijzing bij een boom in/bij de brandgang in een chipszak een vuurwapen aangetroffen. [13] Na onderzoek bleek dit vuurwapen een gas-alarmpistool, zwart, merk Walther P22, kaliber 9 mm centraalvuur te zijn. [14]
[getuige 3], het buurmeisje van aangevers, heeft onder meer verklaard
dat op 2 december 2014 [medeverdachte] langs kwam en zij toen zag dat [medeverdachte] met [getuige 2] aan het appen was. Zij zag dat er ‘busted’ stond. Ze heeft een foto van het bericht gemaakt en naar haarzelf gestuurd. Zij heeft haar telefoon met haar bericht ter beschikking gesteld aan de politie. [15]
Voorts heeft ze verklaard dat [medeverdachte] wist dat zij altijd op het raam van de buren klopte, als zij naar binnen wilde. [16]
Op de dag dat [getuige 2] werd vrijgelaten (rechtbank: volgens het dossier 5 december 2014) en [medeverdachte] en [verdachte] werden aangehouden (rechtbank: volgens het dossier 4 december 2014) heeft zij gehoord dat [getuige 4] tegen de vriendin van [getuige 5] heeft verteld dat hij samen met [medeverdachte] en [verdachte] de overval op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou plegen. [getuige 4] had gezegd dat hij toch niet mee zou doen omdat hij er een naar gevoel bij had. [17]
[getuige 4] heeft op 19 januari 2015 onder meer verklaard
dat [medeverdachte] hem ongeveer 14 dagen voor de overval heeft gevraagd om mee te doen met het plegen van een overval in [adres 2] op het bejaarde echtpaar. Hij zei dat hij daar niet aan mee zou doen. [18]
Op 3 december 2014 was [verbalisant 3] belast met het opnemen van een getuigenverklaring omtrent een overval het [adres 2] te Oss.
Een persoon genaamd [getuige 6] vertelde spontaan dat [medeverdachte] had bekend dat hij en [verdachte] verantwoordelijk waren voor de overval op de woning aan [adres 2] te Oss. [19]
[getuige 6]is op 4 december 2014 bij de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij op 26 november 2014 aan [getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2]) heeft gevraagd wie de overval heeft gepleegd. Zij zei tegen hem dat ze [medeverdachte] hiervan verdacht. Er werd niet op gereageerd. Een ogenblik later werd ze geappt door [medeverdachte] of ze alsjeblieft haar mond dicht wilde houden of woorden van gelijke strekking. Een ogenblik later sprak ze [medeverdachte]. Ze vroeg of hij de overval had gepleegd. Hij zei, ja niks zeggen. Hij zei dat hij het met [verdachte] had gedaan. [verdachte] had het pistool vast. Hij had zelf de achterdeur op slot gedaan en is naar boven gegaan. [medeverdachte] zei dat hij de lampen in de woning had uitgedaan. [20]
Een Whats App berichtmet onder meer de volgende inhoud en globaal de volgende layout: [21]
(Midden boven:)
[naam 1]
online
(Links:) (Rechts:)
- Ze gaat na [persoon 2] he
- Cguuuuussss
- Wij zijn busted
- Hoeso
- Bel me
- Snel
- Kom
- Heihoek
- Snel
De betrouwbaarheid van de verklaringen van voornoemde getuigen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat de voor verdachte belastende verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd.
Op 3 december 2014 verklaart [getuige 6] spontaan tegenover [verbalisant 3] dat [medeverdachte] tegenover haar heeft bekend dat hij en [verdachte] verantwoordelijk waren voor de overval op de woning aan [adres 2] te Oss. Daarna is deze getuige nogmaals gehoord, waarbij zij gelijkluidend heeft verklaard.
[getuige 2] is meerdere malen gehoord, waarbij hij consistent en gedetailleerd heeft verklaard. Naast dat hij de medeverdachten heeft belast, heeft hij ook zichzelf belast met betrekking tot het voorhanden hebben en het verstrekken van het wapen.
Opvallend is dat [getuige 2] en in mindere mate [getuige 6] details over de overval noemen, die steun vinden in de aangiften van de slachtoffers.
[getuige 2] verklaart immers dat één van de daders op het raam heeft geklopt, [slachtoffer 2] open heeft gedaan, haar meteen een wapen is getoond, direct de lamp uit is gedaan, één dader de woonkamer in is gegaan en één dader naar boven is gegaan. De verklaring van [getuige 2] vindt voorts steun in de inhoud van het what’s app bericht tussen [getuige 2] en [medeverdachte], waarvan [getuige 3] een foto heeft gemaakt en waarvan de inhoud zich in het dossier bevindt.
Op 15 januari 2015 verklaart [getuige 3] dat zij heeft gehoord dat [getuige 4] tegen de vriendin van [getuige 5] heeft verteld dat [getuige 4] niet aan de overval zou meedoen omdat hij er een naar gevoel bij had. Dit sluit aan bij de verklaring van [getuige 4] van 19 januari 2015 dat [medeverdachte] hem heeft gevraagd om mee te doen aan de overval op het bejaarde echtpaar, waarop [getuige 4] heeft gezegd dat hij daar niet aan mee wilde doen.
Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen. Voor een motief van de getuigen om onjuist te verklaren, heeft de rechtbank noch in het dossier, noch in het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden.
Het alibi van [medeverdachte].
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij ten tijde van de overval thuis was. De moeder van medeverdachte heeft verklaard dat haar zoon op de bewuste dag om 19.50 uur thuis was. Zij is toen weggegaan en toen zij omstreeks 20.20 uur thuis kwam, was haar zoon ook thuis.
De oma van medeverdachte heeft verklaard dat zij op 23 november 2014 de hele avond thuis was. Tussen 19.30 uur en 20.30 uur zat zij in de woonkamer tv te kijken. [medeverdachte] zat boven op zijn kamer. Hij zat muziek te luisteren. Zij had zicht op de trap in de gang. De deur tussen de kamer en de trap stond open.
De raadsman van verdachte heeft op dit alibi gewezen om te onderbouwen dat de belastende verklaringen niet kunnen kloppen.
De rechtbank is van oordeel dat deze getuigen geen sluitend alibi voor [medeverdachte] leveren. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de daders omstreeks 20.10 uur in de woning zijn gekomen. Uit het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat zij om 20.20 uur de melding van de woningoverval te Oss kregen. Dit sluit aan bij de verklaring van aangever dat omstreeks 20.10 uur op het raam is geklopt, de daders een zeer korte tijd binnen zijn geweest en dat aangever, nadat de daders de woning hebben verlaten, meteen naar de buren is gegaan, waarna de politie is gebeld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de overval omstreeks 20.10 uur heeft plaatsgevonden en de daders korte tijd binnen zijn geweest.
Gelet op de zeer korte afstand tussen de plaats van het delict en het woonadres van deze medeverdachte is het zeer wel mogelijk dat de medeverdachte na het plegen van de overval om 20.20 uur weer thuis was. Ook de verklaring van de oma van de medeverdachte levert geen sluitend alibi op, nu uit haar verklaring niet is gebleken dat zij tussen 19.30 uur en 20.30 uur die avond constant zicht op medeverdachte heeft gehad. De verklaringen van de moeder en oma van medeverdachte sluiten niet uit dat [medeverdachte] bij de overval betrokken is geweest.
Bewijsoverweging.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het navolgende af.
Op 23 november 2014 vindt er een woningoverval plaats te Oss, waarbij niets is weggenomen. De daders hebben op het raam van de woning geklopt, waarna de vrouw des huizes de deur heeft opengemaakt. Haar is een wapen voor de borst gehouden, waarna zij de dader heeft binnengelaten. Deze dader is de woonkamer in gegaan, waarna de echtgenoot van de vrouw een wapen tegen de borst is gehouden. De dader wilde geld en heeft een kastje en een tas in de woonkamer doorzocht. Terwijl de eerste dader in de woonkamer was, heeft de tweede dader boven een slaapkamer doorzocht. Na een fluitsignaal hebben beide daders de woning verlaten.
[getuige 2] heeft rechtstreeks van [medeverdachte] gehoord dat hij de overval op [adres 2] te Oss heeft gepleegd samen met verdachte. [getuige 2] had vóór de overval een wapen aan [medeverdachte] geleverd. Na de overval heeft hij dit wapen van verdachte, in aanwezigheid van [medeverdachte], teruggekregen. Het betreffende wapen is door de politie bij [getuige 2] aangetroffen. Toen verdachte en de medeverdachte als daders van de overval werden genoemd, heeft er een whats app gesprek plaatsgevonden tussen [getuige 2] en [medeverdachte], waarin [getuige 2] aangeeft dat ze ‘busted’ zijn. Daarmee wordt aldus [getuige 2] bedoeld dat ze genaaid zijn. Dit bericht had betrekking op de overval. [getuige 3] heeft een foto gemaakt van dit bericht.
Ook [getuige 6] heeft rechtstreeks van [medeverdachte] gehoord dat hij de overval met verdachte heeft gepleegd.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte] is benaderd om een overval te plegen op het bejaarde echtpaar, maar dat hij dit heeft geweigerd.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, waaronder laatstgenoemde verklaringen, de whats app berichten en de verklaringen van aangevers acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 november 2014 te Oss tezamen en in vereniging met een ander de poging tot diefstal met bedreiging met geweld heeft gepleegd.
Het niet vermelden in de tenlastelegging van het zoeken naar geld in de kast, tas en in de slaapkamer staat een bewezenverklaring van poging tot gekwalificeerde diefstal niet in de weg.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 23 november 2014 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1935]) en/of [slachtoffer 2] (geboren [1931]), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], nadat de voordeur werd geopend, op dreigende wijze een vuurwapen heeft getoond en die woning is binnengedrongen en eenmaal in die woning gekomen dat vuurwapen tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en heeft geroepen dat hij en zijn mededader geld wilden hebben, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • Een jeugddetentie van 216 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van toezicht van de jeugdreclassering en de voorwaarden genoemd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, met daarbij de bepaling dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • Een leerstraf van 35 uren voor het volgen van het leerproject Tact plus;
  • Een werkstraf van 45 uren;
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis rekening gehouden met de ernst van het feit. Verdachte heeft lichtvaardig dit feit gepleegd bij mensen die juist zo goed zijn voor de kinderen in de buurt. Om de positieve ontwikkelingen van de ingezette hulpverlening niet te doorbreken, heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest gevorderd. Daarnaast vindt de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, een leerstraf en een werkstraf passend en geboden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt bij een strafoplegging niet alleen het voorarrest van 95 dagen af te trekken, maar bij de straftoemeting ook rekening te houden met het feit dat de vrijheid van cliënt in de drie maanden daarna ook nog behoorlijk beperkt is geweest.
Bij een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt de bestaande situatie verder voortgezet.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Op 25 februari 2015 hebben de psychologen drs. R.J.B. Metze en drs. A. Wauthlé een rapport omtrent verdachte opgemaakt. Op 26 februari 2015 hebben drs. V. Giebels, psychiater in opleiding en drs. L. Berkens, psychiater, een rapport omtrent verdachte opgemaakt. Hoewel de deskundigen concluderen dat [conclusie] hebben zij als gevolg van verdachtes beroep op het zwijgrecht omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid niet kunnen adviseren. Wel komt in de rapporten naar voren dat [conclusie]. Naast deze rapportages is er een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 mei 2015 en een tweetal rapportages van de William Schrikker Jeugdreclassering d.d. 12 januari 2015 en 9 februari 2015.
Ter terechtzitting zijn de deskundigen T.T. van Grinsven van de William Schrikker Groep en D. Brothwell, NPT begeleider, gehoord. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van voornoemde rapportages en de door de deskundigen ter zitting gegeven toelichting met betrekking tot de voortgang van de opgestarte begeleiding.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met bedreiging met geweld. Verdachte is samen met zijn mededader bewapend met een vuurwapen de woning van een hoogbejaard echtpaar binnengedrongen. Het wapen is in de woonkamer tegen de borst van de in de woning aanwezige man geduwd. Terwijl de ene verdachte in de woonkamer van de woning de bewoners in bedwang heeft gehouden en naar geld heeft gezocht, heeft de andere verdachte boven in de slaapkamer naar geld gezocht.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een overval in een woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Een overval is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen met het vuurwapen moeten een grote indruk op de slachtoffers hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook, met name met betrekking tot [slachtoffer 2], het geval is. Mede gelet op de zeer hoge leeftijd van de slachtoffers (79 en 83 jaar) gaat het om een laffe en gewetenloze daad.
Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2015 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Voorts heeft verdachte dit feit gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere geweldszaak.
De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat [conclusie]. In de rapporten van de psychiater en psycholoog komt naar voren dat [conclusie] Deze factoren worden van belang geacht bij de kans op recidive.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben de kans op gewelddadige recidive zonder interventie als matig-hoog ingeschat.
De psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren in het kader van een voorwaardelijke straf een toezicht van de jeugdreclassering, het meewerken aan het NPT-LVB programma en het volgen van de leerstraf TACt Plus. Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (-LVB) betreft een traject als door de deskundigen geadviseerd. De leerstraf betreft een training agressie controle, waarvan sociale vaardigheden en boosheidscontrole deel uitmaken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de op die zitting gegeven toelichting van de deskundigen van de William Schrikker Groep en de NPT-begeleider is de rechtbank gebleken dat door de reeds ingezette begeleiding gedurende de schorsingsperiode vooruitgang bij verdachte is geboekt. De NPT is aangevangen en verdachte stelt zich begeleidbaar op. Verdachte heeft zich goed gehouden aan de voorwaarden van de jeugdreclassering, waarbij gebleken is dat een strakker regime verdachte goed doet.
Het bewezen verklaarde feit betreft een ernstig feit, dat in beginsel het opleggen van een lange onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank constateert dat de voorlopige hechtenis inmiddels is geschorst en dat de hulpverlening is opgestart. De rechtbank wil de recente positieve ontwikkelingen niet doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie voor een duur gelijk aan het voorarrest.
De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van het feit, een forse voorwaardelijke jeugddetentie opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Naast voornoemde straf acht de rechtbank een leerstraf van 35 uren voor het volgen van het leerproject TACt Plus en een werkstraf van 85 uren passend en geboden.
De rechtbank heeft daarbij, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de straffen die zijn opgelegd in de op de zitting van
5 juni 2015 gelijktijdig behandelde, doch niet gevoegde zaken tegen verdachte met de parketnummers 01/855024-14-14 en 01/850038-14. Gelet op het bepaalde in artikel 77m lid 6 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank er acht op geslagen dat het totaal aantal uren taakstraf niet meer dan 240 uren bedraagt.
Nu in voornoemde zaken ook werkstraffen zijn opgelegd waardoor het totaal te werken uren de 100 uren overschrijdt, zal de rechtbank ook in de onderhavige zaak bepalen dat de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn verricht ten hoogste één jaar bedraagt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Verdachte heeft immers met zijn mededader met een vuurwapen een bejaard echtpaar in hun woning overvallen en hen daarbij met dit vuurwapen bedreigd. Dit feit heeft verdachte gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere geweldszaak. Uit de hiervoor genoemde conclusies van de psycholoog, psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat het recidiverisico dat verdachte wederom een geweldsdelict zal plegen zonder behandeling en begeleiding matig tot hoog is. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 63, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77za, 310, 312.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf :
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.

*Jeugddetentie voor de duur van 275 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en - medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door de jeugdreclassering, William Schrikker Groep, afdeling Jeugdreclassering, Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam (tel. 088-5260000);
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie NPT-LVB, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht opdracht aan voornoemde William Schrikker Groep tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gesteldevoorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht,dadelijk uitvoerbaar zijn.

*Leerstraf voor de duur van 35 uren subsidiair 18 dagen jeugddetentie

Het te volgen leerproject betreft de gedragsinterventie TACt Plus.
De termijn waarbinnen dit leerproject dient plaats te vinden, bedraagt ten hoogste zes maanden.

*Werkstraf voor de duur van 85 uren subsidiair 43 dagen jeugddetentie

De termijn waarbinnen de arbeid moet zijn verricht bedraagt ten hoogste één jaar.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 9 maart 2015 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.G. Vos en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 19 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost Brabant, districtelijke Opsporing Maasland , genummerd PL2100-2014174663.
2.Aangifte C[slachtoffer 1]van 23 november 2014, pag. 99-100
3.Aanvullende verklaring C[slachtoffer 1]van 24 november 2014, pag. 102
4.Aangifte M[slachtoffer 2]van 23 november 2014, pag. 102-103
5.Verklaring M[slachtoffer 2]van 24 november 2014, pag. 109-110
6.Bevindingen verbalisanten pag. 111
7.Verklaring Arbnor[getuige 2]van 3 december 2014, pag. 226
8.Verklaring Arbnor[getuige 2], pag. 227
9.Verklaring Arbnor[getuige 2] pag. 230
10.Verklaring Arbnor[getuige 2] pag. 231
11.Gespreksuitdraai pag. 235
12.Verklaring Arbnor[getuige 2] pag. 233-234
13.Bevindingen verbalisanten pag. 90 en 122-123
14.Bevindingen verbalisant pag. 141-143
15.Verklaring Z[getuige 3] pag. 184-185
16.Verklaring Z[getuige 3] pag. 190
17.Verklaring Z[getuige 3] pag. 193
18.Verklaring H[getuige 4]pag. 179
19.Bevindingen verbalisant, pag. 138
20.Verklaring Susan[getuige 6] pag. 170-171
21.Bericht pag. 235