ECLI:NL:RBOBR:2015:3487

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
01/860455-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een zevenjarig meisje, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 6 mei 2015, en de zitting vond plaats op 5 juni 2015. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd in de periode van 1 april 2014 tot en met 9 juni 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en het vermeende slachtoffer inconsistenties vertoonden en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de aangeefster en het slachtoffer mogelijk beïnvloed waren door de ruchtbaarheid die aan de zaak was gegeven. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat het onmogelijk was om de handelingen te hebben gepleegd zoals beschreven, vooral tijdens een rit op de scooter.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, en de kosten van de verdachte werden op nihil begroot. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, met mr. E.M.J. Raeijmaekers als voorzitter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860455-14
Datum uitspraak: 19 juni 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1949],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 april 2014 tot en met 09 juni 2014 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer] (geboren op [2007]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens) de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] (boven en/of onder de kleding) betast;
(art. 247 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

Bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
(bijlage)

Het standpunt van de verdediging.

Vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het procesdossier verklaringen bevat van [aangeefster] en haar dochter [slachtoffer] (het veronderstelde slachtoffer). Uit deze verklaringen volgt het volgende.
[familie] – bestaande uit [aangeefster], haar echtgenoot en hun kinderen [slachtoffer] en [familielid] – was op 9 juni 2014 op visite bij verdachte en zijn echtgenote. Verdachte en [slachtoffer] gingen samen naar binnen om op de iPad naar een filmpje te kijken, terwijl de overige aanwezigen in de tuin bleven zitten. [familielid] zat ook binnen en keek naar de televisie. Diezelfde avond vertelde [slachtoffer] aan haar moeder dat verdachte met zijn hand in haar onderbroek was geweest en haar vagina had betast, toen zij aan de eetkamertafel zaten en naar het filmpje keken op de iPad. [slachtoffer] maakte hierbij op en neergaande bewegingen bij haar vagina. [slachtoffer] vertelde ook dat dit niet de eerste keer was. De verdachte zou zoiets ook gedaan hebben tijdens een ritje op de scooter van verdachte bij de voetbalvereniging. De verdachte zou toen niet in haar onderbroek zijn geweest, maar boven de kleding haar vagina hebben betast.
Aangeefster verklaart dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] op het linkerbeen van verdachte zat toen zij aan de eetkamertafel zaten om het filmpje te bekijken. De verdachte had volgens aangeefster zijn armen naast zijn lichaam. Aangeefster kan zich ook herinneren dat [slachtoffer] op de voetbalvereniging met verdachte een ritje heeft gemaakt op diens scooter. De aangeefster is er van overtuigd dat verdachte de vagina van [slachtoffer] heeft betast, omdat de verdachte in het verleden ook ontuchtige handelingen heeft verricht bij de aangeefster.
De verdachte ontkent daartegenover ten stelligste dat hij [slachtoffer] heeft betast. Hij heeft verklaard dat hij op 9 juni 2014 samen met [slachtoffer] naar binnen is gegaan en aan de eetkamertafel is gaan zitten alwaar zij op de iPad naar een filmpje hebben gekeken. [slachtoffer] zat toen op zijn linkerbeen. Hij heeft alleen zijn korte broek herschikt. Zijn handen had hij op tafel gelegd. De verdachte ontkent ook dat hij [slachtoffer] heeft betast tijdens een rit op de scooter bij de voetbalvereniging. Hiertoe heeft verdachte aangevoerd dat het onmogelijk is om [slachtoffer] tijdens het ritje te betasten, omdat hij diverse handelingen tegelijkertijd moest doen (gas geven, remmen en [slachtoffer] in de gaten houden zodat zij niet viel).
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [aangeefster] die zij tijdens het informatief zeden gesprek heeft afgelegd, consistent is en overeenkomt met de inhoud van de aangifte die zij heeft gedaan. Op 3 juli 2014 (ruim een maand na het vermeende voorval) heeft er een studioverhoor plaatsgevonden met [slachtoffer]. De rechtbank stelt vast dat ook haar verklaring consistent is en overeenkomt met de mededelingen die zij aan haar moeder gedaan zou hebben. [slachtoffer] heeft daarbij geen andere “verboden handelingen” ter sprake gebracht. Zij heeft de zaak niet opgeblazen of erger gemaakt. Ook heeft zij zich tijdens dat verhoor verder niet in negatieve zin over de verdachte uitgelaten. Dit brengt met zich dat die verklaringen op zich zelf beschouwd betrouwbaar lijken te zijn en in het nadeel van verdachte uitgelegd kunnen worden, temeer nu de verklaring van verdachte – op de ontucht na – op belangrijke punten betreffende de feitelijke context waarbinnen de verweten gedragingen zich zouden hebben voorgedaan, steun biedt aan de verklaringen van [slachtoffer].
De rechtbank stelt echter ook vast dat aangeefster haar oom (de verdachte) of zijn partner niet heeft geconfronteerd met de uitlatingen van [slachtoffer], maar er voor heeft gekozen om ruchtbaarheid aan de zaak te geven. Voordat zij aangifte heeft gedaan tegen verdachte, heeft ze de beweerdelijke ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] verteld aan haar broer, ouders en schoonouders en later ook aan de leiding van de voetbalvereniging waar verdachte vaak was en waar aangeefster met haar gezin ook vaak kwam. Voorts heeft aangeefster aan haar dochter [slachtoffer] verteld dat verdachte in het verleden ook ontuchtige handelingen bij haar (aangeefster) had verricht. Daarnaast zijn er – onbekend door wie – in de buurt waar verdachte woont flyers verspreid waarin men wordt geattendeerd op een pedofiel met een rode scooter, waarmee men lijkt te doelen op verdachte. Daarmee is veel ruchtbaarheid aan de zaak gegeven en veel commotie ontstaan. De rechtbank kan niet uitsluiten dat [slachtoffer] hier het nodige van heeft meegekregen, zodat de rechtbank evenmin kan uitsluiten dat de verklaring van [slachtoffer] (die haar verhaal eerst aan verschillende personen heeft moeten vertellen en pas ruim een maand na het vermeende voorval in de politiestudio is gehoord) hierdoor is beïnvloed. Vooral het gegeven dat aangeefster – voordat [slachtoffer] zelf haar verhaal bij de politie had gedaan – aan [slachtoffer] over door verdachte bij haar zelf gepleegd misbruik had verteld, maakt dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat [slachtoffer] bij de politie vrijelijk en onbevangen een verklaring heeft afgelegd over hetgeen haar zou zijn overkomen.
Daar komt nog bij dat aangeefster kennelijk niets opvallends heeft waargenomen toen zij bij binnenkomst in de woonkamer [slachtoffer] op de linkerbeen van de verdachte zag zitten. Ook de echtgenote van verdachte heeft, zoals zij ter zitting heeft verklaard, niets opvallends gezien.
Een potentiële getuige van dit voorval zou [familielid] kunnen zijn. Hij bevond zich immers ten tijde van het gestelde incident ook in de woonkamer. Echter, [familielid] is niet als getuige gehoord. Voorts acht de rechtbank het praktisch onmogelijk dat verdachte tijdens een ritje op de scooter [slachtoffer] heeft betast, waarbij hij én gas moest geven én [slachtoffer] moest vasthouden zodat zij niet zou vallen én tijdig moest remmen.
Al met al heeft de rechtbank uit het voorhanden bewijs niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Dat betekent dat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 19 juni 2015.